ECLI:NL:RVS:2013:270

Raad van State

Datum uitspraak
10 juli 2013
Publicatiedatum
10 juli 2013
Zaaknummer
201300166/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en ontheffing voor aanbouw woning in Vianen

In deze zaak heeft de Raad van State op 10 juli 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de beslissing van de rechtbank Utrecht. Het college van burgemeester en wethouders van Vianen had op 3 augustus 2011 geweigerd om aan [appellant] een ontheffing en bouwvergunning te verlenen voor het vergroten van zijn woning en het aanbouwen van een bergruimte. De rechtbank had eerder de beroepen van [appellant] tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 19 juni 2013, waarbij [appellant] werd bijgestaan door mr. E. 't Jong en het college werd vertegenwoordigd door mr. J.M. Lodeweges en mr. K. Dankers. De Raad overwoog dat het bouwplan in strijd was met de bestemmingsplanregels, omdat de aanbouw voor een deel buiten het bouwvlak was voorzien. Het college had terecht geweigerd om ontheffing te verlenen, omdat de realisatie van de aanbouw zou leiden tot een ongewenste gesloten gevelwand in het straatbeeld.

[appellant] voerde aan dat de rechtbank had miskend dat het college gehouden was ontheffing te verlenen, gezien de bijzondere situatie van zijn gehandicapte dochter. De Raad oordeelde echter dat het college de weigering deugdelijk had gemotiveerd en dat er geen medische noodzaak was voor de aanbouw.

Daarnaast ging de Raad in op de last tot staken van de bouwwerkzaamheden die het college had opgelegd. [appellant] stelde schade te hebben geleden door de bouwstop, maar de Raad oordeelde dat hij geen bewijs had geleverd voor de gestelde schade. Het hoger beroep werd voor het deel dat betrekking had op de last tot staken niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het hoger beroep tegen de weigering van de bouwvergunning ongegrond werd verklaard. De aangevallen uitspraak werd bevestigd.

Uitspraak

201300166/1/A1.
Datum uitspraak: 10 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Vianen,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 22 november 2012 in zaken nrs. 12/876 en 12/1763 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Vianen.
Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2011 heeft het college geweigerd aan [appellant] ontheffing en bouwvergunning te verlenen voor het vergroten van de woning en het aanbouwen van een bergruimte op het perceel [locatie] te Vianen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 10 november 2011 heeft het college [appellant] en [partner] gelast de bouwwerkzaamheden op het perceel te staken en gestaakt te houden, onder oplegging van een dwangsom.
Bij besluit van 30 januari 2012 heeft het college het door [appellant] en [partner] tegen het besluit van 3 augustus 2011 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 10 april 2012 heeft het college het door [appellant] en [partner] tegen het besluit van 10 november 2011 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 november 2012 heeft de rechtbank de door [appellant] tegen de besluiten van 30 januari 2012 en 10 april 2012 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. E. 't Jong, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M. Lodeweges, werkzaam bij de gemeente, en mr. K. Dankers, advocaat te Utrecht, zijn verschenen.
Overwegingen
Weigering verlening ontheffing en bouwvergunning
1. Het bouwplan voorziet in een aanbouw met een slaapkamer, een natte cel en een portaal aan de rechterzijde van de woning.
2. Het bouwplan is in strijd met artikel 19.2.3, onder b, van de planregels van het het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kom Vianen" omdat de uitbouw voor een deel is voorzien buiten het bouwvlak en binnen 3 meter van de voorgevelrooilijn. Het college heeft geweigerd met toepassing van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening ontheffing te verlenen.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college gelet op de bijzondere situatie gehouden was ontheffing te verlenen. Het college heeft volgens hem ten onrechte geen rekening gehouden met zijn belang nu de aanbouw noodzakelijk is voor de huisvesting van zijn gehandicapte dochter en het portaal nodig is om haar rolstoel te parkeren.
3.1. Het college heeft geweigerd ontheffing te verlenen omdat door het te realiseren bouwplan een gesloten gevelwand in het straatbeeld zal ontstaan, hetgeen het college niet wenselijk acht. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college hiermee de weigering ontheffing te verlenen deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft voorts in de door [appellant] gestelde bijzondere situatie terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college de ontheffing ten onrechte heeft geweigerd, juist ook gezien de hem terzake toekomende beleidsvrijheid. Hierbij heeft zij terecht van belang geacht dat [appellant] ter zitting bij de rechtbank heeft toegelicht dat er geen medische noodzaak bestaat voor het portaal. Anders dan [appellant] betoogt, geeft de door de voorzieningenrechter gedane uitspraak van 2 augustus 2012 in zaak 11/1001 en 11/1303 inzake de aanvraag om een persoonsgebonden budget geen aanleiding tot een ander oordeel. Daarin is geoordeeld dat het toekennen van een prefab woonunit aan de zijkant van de woning een adequate voorziening is in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Deze uitspraak ziet niet op planologische toelaatbaarheid van de aanbouw. Voorts heeft het college op 8 december 2011 een omgevingsvergunning verleend voor een ander bouwplan waarbij een aanbouw aan de rechterzijde van de woning is voorzien, maar zonder voorportaal.
Het betoog faalt.
Last tot staken en gestaakt houden bouwwerkzaamheden
4. Op 8 december 2011 is de bouwstop opgeheven. Inmiddels is de aanbouw conform de op diezelfde datum verleende omgevingsvergunning ook gerealiseerd. De Afdeling ziet zich aldus ambtshalve voor de vraag gesteld welk belang [appellant] heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep voor zover dat betrekking heeft op het besluit van 10 november 2011.
4.1. [appellant] stelt door de bouwstop schade te hebben geleden bestaande uit extra kosten voor de aannemer en de emotionele belasting omdat zijn dochter de kerstdagen niet thuis heeft kunnen doorbrengen.
4.2. In de stelling van [appellant] dat schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming kan een belang tot inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep op zichzelf wel worden gevonden. Daartoe is echter vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden. Ook gestelde immateriële schade moet tot op zekere hoogte aannemelijk worden gemaakt. [appellant] heeft geen begin van bewijs aangedragen op grond waarvan het aannemelijk is dat hij als gevolg van de bouwstop extra kosten voor de aannemer heeft moeten maken. In de gestelde immateriële schade is evenmin grond gelegen voor het aannemen van een belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. [appellant] heeft de aard en de ernst van deze schade niet geobjectiveerd. Gelet op de bijzondere eisen die in artikel 106, eerste lid, van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zijn gesteld aan het recht op schadevergoeding voor nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat, is de enkel gestelde emotionele belasting in dit verband onvoldoende. [appellant] heeft derhalve geen belang bij de inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, voor zover het betrekking heeft op het besluit van 10 november 2011.
5. Het hoger beroep, voor zover het betrekking heeft op het besluit van 10 november 2011, is niet ontvankelijk. Het hoger beroep, voor zover het betrekking heeft op het besluit van 3 augustus 2011, is ongegrond. De Aangevallen uitspraak dient in zoverre te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk, voor zover het betrekking heeft op het besluit van 10 november 2011 van het college van burgemeester en wethouders van Vianen;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak voor zover het betrekking heeft op het besluit van 3 augustus 2011 van het college van burgemeester en wethouders van Vianen.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013
270-736.