ECLI:NL:RVS:2013:2717

Raad van State

Datum uitspraak
31 december 2013
Publicatiedatum
8 januari 2014
Zaaknummer
201309459/2/R6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen tracébesluit N18 Varsseveld - Enschede

Op 20 augustus 2013 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu het tracébesluit N18 Varsseveld - Enschede vastgesteld op basis van de Tracéwet. Tegen dit besluit heeft een verzoeker, wonend te [woonplaats], beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. Dit verzoek werd behandeld door de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 december 2013. De verzoeker betoogde dat het tracébesluit ten onrechte voorziet in het amoveren van zijn woning voor de aanleg van het tracé. Hij wilde voorkomen dat de uitvoering van het tracébesluit zou beginnen voordat er een uitspraak in de bodemprocedure was gedaan.

Tijdens de zitting heeft de minister toegezegd dat er geen werkzaamheden zouden worden verricht voordat de bodemprocedure was afgerond. De voorzitter oordeelde dat er op dat moment geen onverwijlde spoed was die het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening rechtvaardigde. De toezegging van de minister dat er pas na de uitspraak in de bodemprocedure werkzaamheden zouden worden verricht, leidde tot de conclusie dat er geen onomkeerbare situatie zou ontstaan, zelfs niet als de minister in de tussentijd vergunningen zou aanvragen.

Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzitter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 december 2013, waarbij de voorzitter, mr. W.D.M. van Diepenbeek, en de ambtenaar van staat, mr. T.L.J. Drouen, aanwezig waren.

Uitspraak

201309459/2/R6.
Datum uitspraak: 31 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
de minister van Infrastructuur en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 augustus 2013 heeft de minister op grond van de Tracéwet het tracébesluit N18 Varsseveld - Enschede vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 december 2013, waar [verzoeker], bijgestaan door ing. M.H. Middelkamp, en de minister, vertegenwoordigd door mr. H.A.J. Gierveld, mr. ing. N.H. Huntelaar en ir. P. Boersma, allen ambtenaar van het ministerie, en H.J. ten Kate, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoeker] betoogt, kort weergegeven, dat het tracébesluit ten onrechte voorziet in het amoveren van zijn woning ten behoeve van de aanleg van het tracé ter plekke. Met het verzoek beoogt hij te voorkomen dat een aanvang wordt genomen met de uitvoering van het tracébesluit voordat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.
3. De minister heeft ter zitting toegezegd dat niet eerder dan nadat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure werkzaamheden worden verricht ter uitvoering van het tracébesluit. Gelet hierop bestaat er naar het oordeel van de voorzitter thans geen onverwijlde spoed die noopt tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Dat de minister gedurende deze periode de voor het project benodigde vergunningen zal aanvragen, leidt, gezien de strekking van het bestreden besluit en de door de minister gedane toezegging, niet tot een onomkeerbare situatie.
4. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient dan ook te worden afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Drouen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2013
375.