201310872/1/A1 201310872/2/A1.
Datum uitspraak: 19 december 2013 AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van: de vereniging Vereniging van Eigenaren van Commerciële Ruimten in de Salmstraat te Geleen, gevestigd te Geleen, gemeente Sittard-Geleen (hierna: de VvE),
verzoekster, tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 13 september 2013 in zaak nr. 11/1514 in het geding tussen: de VvE en dertien anderen en het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen. Openbare zitting gehouden op 19 december 2013 om 11.45 uur. Tegenwoordig:
Staatsraad mr. D.A.C. Slump voorzitter (vz.)
ambtenaar van staat: mr. D.L. Bolleboom Verschenen:
de VvE, vertegenwoordigd door mr. G.L.J.J. Keulers, advocaat te Wijnandsrade, vergezeld door mr. M.L.W.P. Adriaansen;
het college, vertegenwoordigd door mr. J.L. Stoop, advocaat te Roermond;
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Afbouw Stadion B.V., vertegenwoordigd door C.P.H. Kulter, directeur, bijgestaan door mr. A. ten Veen, advocaat te Amsterdam. Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 13 september 2013, verzonden op 23 oktober 2013. De VvE heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af. Daartoe overweegt hij het volgende. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. De VvE heeft betoogd dat de rechtbank haar ten onrechte niet als belanghebbende bij het besluit van 12 juli 2011 heeft aangemerkt. Bij dit besluit is aan Afbouw Stadion B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het (ver)bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank is er volgens de VvE bij dit oordeel ten onrechte van uitgegaan dat de verleende omgevingsvergunning slechts in de vestiging van één grote supermarkt en één grote detailhandel in sportartikelen voorziet. Volgens de VvE maakt de vergunning echter feitelijk de vestiging van detailhandel in een veel breder verband en in kleinere bedrijfsoppervlakten mogelijk, hetgeen tot de conclusie leidt dat zij als belanghebbende bij eerdergenoemd besluit dient te worden aangemerkt. Ter zitting is komen vast te staan dat de bij het besluit van 12 juli 2011 aan Afbouw Stadion B.V. verleende omgevingsvergunning uitsluitend voorziet in de vestiging van een grote detailhandel in sportartikelen, alsmede in een grote supermarkt. Dit blijkt uit de aan het besluit ten grondslag liggende ruimtelijke onderbouwing, alsmede uit de bouwtekeningen die, evenals de ruimtelijke onderbouwing, integraal onderdeel uitmaken van het besluit. Daarmee maakt de omgevingsvergunning mogelijk, hetgeen eveneens werd beoogd mogelijk te maken met het op 9 juli 2009 door de raad van de gemeente Sittard-Geleen vastgestelde bestemmingsplan "Fortuna Stadion e.o.". Gelet daarop, bestaat geen aanleiding om ten aanzien van de belanghebbendheid van de VvE bij het besluit van 12 juli 2011 anders te oordelen dan de Afdeling in de uitspraak van 27 april 2011 (in zaak nr. 200907712/1/R3) met betrekking tot de bestemmingsplanprocedure heeft gedaan. De rechtbank heeft dit oordeel derhalve terecht gevolgd, waarbij zij met juistheid heeft overwogen dat de VvE volgens haar statutaire doelstelling geen rechtstreeks bij het besluit van 12 juli 2011 betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt en zij evenmin door middel van een bundeling van de belangen van haar individuele leden een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang heeft, nu, naar niet in geschil is, haar leden niet in hetzelfde marktsegment werkzaam zijn als de bedrijvigheid die de verleende omgevingsvergunning mogelijk maakt. Gelet op het voorgaande, bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank de VvE ten onrechte niet als belanghebbende bij het besluit van 12 juli 2011 heeft aangemerkt. w.g. Slump w.g. Bolleboom
voorzitter ambtenaar van staat