ECLI:NL:RVS:2013:2722

Raad van State

Datum uitspraak
1 november 2013
Publicatiedatum
19 maart 2014
Zaaknummer
201309278/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris tot uitvaardigen inreisverbod en opdracht tot onmiddellijke vertrek uit de Europese Unie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat op 1 augustus 2013 is genomen. De staatssecretaris heeft de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en heeft een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 6 september 2013 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en vastgesteld dat de argumenten die in het hogerberoepschrift zijn aangevoerd, niet kunnen leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. De Raad oordeelt dat de aangevoerde punten geen vragen oproepen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoording behoeven. Daarom wordt met dat oordeel volstaan.

De Raad van State heeft geconcludeerd dat het hoger beroep kennelijk ongegrond is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Tevens wordt het verzoek van de vreemdeling om schadevergoeding afgewezen, omdat er geen omstandigheden zijn die een veroordeling tot schadevergoeding rechtvaardigen. De proceskosten worden niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 1 november 2013.

Uitspraak

201309278/1/V3.
Datum uitspraak: 1 november 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant]
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 6 september 2013 in zaak nr. 13/20891 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 1 augustus 2013 heeft de staatssecretaris de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 6 september 2013 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan.
2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Nu hieruit volgt dat zich geen van de in artikel 8:88, eerste lid, van de Awb opgenomen omstandigheden voordoen op grond waarvan een veroordeling tot vergoeding van geleden schade kan worden uitgesproken, zal het verzoek van de vreemdeling daartoe reeds daarom worden afgewezen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Vonk, ambtenaar van staat.
w.g. Verheij w.g. Vonk
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 november 2013
345-714.