ECLI:NL:RVS:2013:2723

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2013
Publicatiedatum
14 april 2014
Zaaknummer
201209779/3/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van herzieningsverzoek in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak gaat het om een verzet van de erven van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De uitspraak van 6 mei 2013 verklaarde het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 18 april 2012 niet-ontvankelijk. De erven, wonend te Drunen, hebben verzet aangetekend tegen deze beslissing. De Afdeling heeft het verzet behandeld op 22 augustus 2013, waarbij de erven vertegenwoordigd waren door hun advocaat, mr. F. Jagersma.

De kern van het verzet is dat de erven stellen dat zij niet in verzuim zijn geweest met betrekking tot het betalen van het griffierecht. De erven hebben op 22 april 2013 het verschuldigde griffierecht voldaan, maar de Afdeling oordeelt dat zij in verzuim zijn geweest omdat zij niet tijdig op de aangetekende brief van 4 maart 2013 hebben gereageerd. De erven betogen dat hun gemachtigde de aangetekende brief nooit heeft ontvangen, omdat er geen kennisgeving is achtergelaten.

De Afdeling overweegt dat, wanneer een aangetekend stuk niet wordt afgehaald, dit voor rekening en risico van de belanghebbende komt. De erven hebben niet kunnen aantonen dat er geen kennisgeving is achtergelaten door PostNL. De Afdeling concludeert dat de erven ondanks het bericht hebben verzuimd het aangetekende stuk af te halen, en ziet geen reden om de eerdere uitspraak te herzien.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling het verzet ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 september 2013.

Uitspraak

201209779/3/A2.
Datum uitspraak: 25 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
de erven van [opposant] (hierna: de erven), wonend te Drunen, gemeente Heusden,
opposanten,
tegen de uitspraak van de Afdeling van 6 mei 2013 in zaak nr. 201209779/2/A2.
Procesverloop
Bij uitspraak van 6 mei 2013, in zaak nr. 201209779/2/A2, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het verzoek om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 18 april 2012 in zaak nr. 201107155/1/A2 niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de erven verzet gedaan.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzet ter zitting behandeld op 22 augustus 2013, waar de erven, vertegenwoordigd door mr. F. Jagersma, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. In de uitspraak, waarvan verzet, is het verzoek van de erven om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 18 april 2012 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertoe is overwogen dat de erven bij brief van 15 oktober 2012 op de verschuldigdheid van griffierecht zijn gewezen en dat op 4 maart 2013 bij aangetekend verzonden brief is meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na de dag van verzending van die brief, dat wil zeggen uiterlijk 2 april 2013, op de rekening van de Raad van State dient te zijn bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State dient te zijn betaald. De erven hebben het verschuldigde bedrag op 22 april 2013 voldaan, terwijl niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de erven in verzuim zijn geweest.
2. In verzet betogen de erven dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim zijn geweest, nu hun gemachtigde de aangetekend verzonden brief van 4 maart 2013 nimmer heeft ontvangen, omdat in zijn postbus geen kennisgeving is achtergelaten dat het poststuk kon worden afgehaald.
3. Indien een stuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, dient te worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Wanneer PostNL een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van PostNL voor rekening en risico van de belanghebbende. Stelt de belanghebbende geen kennisgeving dat een aangetekend stuk kon worden afgehaald te hebben ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een kennisgeving is achtergelaten.
4. Niet is bestreden dat de brief van 4 maart 2013 aangetekend is verzonden naar het postbusadres van de gemachtigde van de erven. Op 27 maart 2013 is deze brief retour gekomen met als reden van onbestelbaarheid "Zending niet afgehaald op afhaallocatie". Vast staat dat de brief op 4 april 2013 nogmaals, ditmaal per niet-aangetekende post is verzonden.
5. De erven hebben niet aannemelijk gemaakt dat PostNL geen kennisgeving heeft achtergelaten. De enkele verklaring van de erven dat zulks het geval is, volstaat daarvoor niet. Dat geldt ook voor de melding van het ontbreken van de kennisgeving, die de klantenservice van PostNL op verzoek van de erven heeft aangemaakt, nu deze geen uitsluitsel geeft over het al dan niet achterlaten van de kennisgeving. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat de erven ondanks bericht hebben verzuimd het aangetekend stuk bij het postkantoor af te halen, hetgeen voor hun risico komt. De Afdeling ziet mitsdien geen grond voor een ander oordeel dan in de uitspraak, waarvan verzet, is vervat.
6. Het verzet is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2013
85-799.