201209779/3/A2.
Datum uitspraak: 25 september 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
de erven van [opposant] (hierna: de erven), wonend te Drunen, gemeente Heusden,
opposanten,
tegen de uitspraak van de Afdeling van 6 mei 2013 in zaak nr. 201209779/2/A2.
Procesverloop
Bij uitspraak van 6 mei 2013, in zaak nr. 201209779/2/A2, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het verzoek om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 18 april 2012 in zaak nr. 201107155/1/A2 niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de erven verzet gedaan.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft het verzet ter zitting behandeld op 22 augustus 2013, waar de erven, vertegenwoordigd door mr. F. Jagersma, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
1. In de uitspraak, waarvan verzet, is het verzoek van de erven om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 18 april 2012 niet-ontvankelijk verklaard. Hiertoe is overwogen dat de erven bij brief van 15 oktober 2012 op de verschuldigdheid van griffierecht zijn gewezen en dat op 4 maart 2013 bij aangetekend verzonden brief is meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na de dag van verzending van die brief, dat wil zeggen uiterlijk 2 april 2013, op de rekening van de Raad van State dient te zijn bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State dient te zijn betaald. De erven hebben het verschuldigde bedrag op 22 april 2013 voldaan, terwijl niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de erven in verzuim zijn geweest.
2. In verzet betogen de erven dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim zijn geweest, nu hun gemachtigde de aangetekend verzonden brief van 4 maart 2013 nimmer heeft ontvangen, omdat in zijn postbus geen kennisgeving is achtergelaten dat het poststuk kon worden afgehaald.
3. Indien een stuk aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, dient te worden onderzocht of het stuk door PostNL op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Wanneer PostNL een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van PostNL voor rekening en risico van de belanghebbende. Stelt de belanghebbende geen kennisgeving dat een aangetekend stuk kon worden afgehaald te hebben ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een kennisgeving is achtergelaten.
4. Niet is bestreden dat de brief van 4 maart 2013 aangetekend is verzonden naar het postbusadres van de gemachtigde van de erven. Op 27 maart 2013 is deze brief retour gekomen met als reden van onbestelbaarheid "Zending niet afgehaald op afhaallocatie". Vast staat dat de brief op 4 april 2013 nogmaals, ditmaal per niet-aangetekende post is verzonden.
5. De erven hebben niet aannemelijk gemaakt dat PostNL geen kennisgeving heeft achtergelaten. De enkele verklaring van de erven dat zulks het geval is, volstaat daarvoor niet. Dat geldt ook voor de melding van het ontbreken van de kennisgeving, die de klantenservice van PostNL op verzoek van de erven heeft aangemaakt, nu deze geen uitsluitsel geeft over het al dan niet achterlaten van de kennisgeving. Er moet dan ook van worden uitgegaan dat de erven ondanks bericht hebben verzuimd het aangetekend stuk bij het postkantoor af te halen, hetgeen voor hun risico komt. De Afdeling ziet mitsdien geen grond voor een ander oordeel dan in de uitspraak, waarvan verzet, is vervat.
6. Het verzet is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.
w.g. Van Altena w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2013
85-799.