201211555/1/R2.
Datum uitspraak: 10 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Amersfoort,
en
de raad van de gemeente Amersfoort,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2012, nr. 4162521, heeft de raad het bestemmingsplan "Amersfoort Oost" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. S.D. van Reenen, en de raad, vertegenwoordigd door drs. M. Middelbeek, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan biedt een actueel juridisch-planologisch kader voor de wijken Koppel, Kruiskamp, Liendert en Rustenburg in Amersfoort.
3. [appellant] woont op het perceel [locatie] te Amersfoort en wenst zijn woning uit te breiden teneinde meer opslagruimte te creëren voor zijn liefdadigheidsorganisatie. Hij betoogt dat de raad ten onrechte geen medewerking heeft verleend aan zijn verzoek om een deel van de voor "Tuin" bestemde gronden voor woondoeleinden te bestemmen. Hij bestrijdt het standpunt van de raad dat de gewenste uitbouw afbreuk zou doen aan de symmetrische stedenbouwkundige opzet rond het pleintje aan de Mellemastraat. Volgens [appellant] is er vanwege eerder gerealiseerde uitbouwen geen sprake meer van een symmetrische opbouw van de wijk. Hij wijst in dit verband op de uitbreidingen aan de woningen op de percelen Mellemastraat 1, 2 en 13 en Weg van de Vrede 1 en 52. [appellant] stelt daarnaast dat de raad niet aan zijn besluit ten grondslag kan leggen dat door de gewenste uitbouw het zicht op de oorspronkelijke hoekbebouwing met tuinen zou worden ontnomen, nu dit zicht door reeds gerealiseerde verbouwingen op de percelen Mellemastraat 22, Muldersstraat 3, 5, 8 en 10, geplaatste erfafscheidingen en overhangende beplanting al wordt beperkt. Tot slot betoogt [appellant] dat de raad ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, nu hij noodgedwongen de interne verbouwing waarmee hij reeds een aanvang heeft gemaakt niet goed kan afronden.
3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de gewenste uitbouw van de woning afbreuk zou doen aan de beoogde symmetrische stedenbouwkundige opzet rondom het pleintje aan de Mellemastraat en ten koste zou gaan van het deel nog zichtbare oorspronkelijke hoekbebouwing. De raad stelt dat de door [appellant] genoemde situaties waarin wel een uitbouw is gerealiseerd niet vergelijkbaar zijn met de onderhavige situatie.
3.2. Het plan biedt mogelijkheden om de woningen aan de Mellemastraat uit te breiden. De raad heeft hierbij aangesloten bij de uitbreidingsmogelijkheden die het vorige plan reeds bood. [appellant] heeft deze uitbreidingsmogelijkheden nog niet volledig benut. Hij wenst evenwel dat de bestaande bouwmogelijkheden nog verder worden uitgebreid. De raad acht dit niet wenselijk. De raad heeft toegelicht dat hij rondom de pleintjes in de wijk het zicht op de oorspronkelijke hoekbebouwing wil behouden en een symmetrische stedenbouwkundige opbouw wil creëren. Feitelijk is deze symmetrie nog niet aanwezig, maar deze ontstaat, indien de bouwmogelijkheden van het vorige plan volledig worden benut, zo heeft de raad uiteengezet. De raad acht het daarom niet wenselijk om een grotere uitbouw op het perceel van [appellant] mogelijk te maken dan het vorige plan reeds toeliet. De raad heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde gevallen waarin een woning is uitgebreid niet vergelijkbaar zijn met het onderhavige geval. Daartoe heeft de raad uiteengezet dat deze uitbreidingen ofwel pasten binnen de uitbreidingsmogelijkheden die het vorige plan reeds bood, ofwel niet zijn gerealiseerd voor de voorgevelrooilijn van de naastgelegen woningen, ofwel niet zijn gebouwd bij hoekwoningen van één bouwlaag die zijn gelegen aan een pleintje. Deze uitbouwen doen aldus noch afbreuk aan de beoogde symmetrie rond de pleintjes in de wijk noch ontnemen zij het zicht op de oorspronkelijke hoekbebouwing. Voorts heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat erfafscheidingen en beplanting een andere ruimtelijke uitstraling hebben dan bebouwing. De Afdeling acht dit standpunt niet onjuist.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad, gelet op het voorgaande, in redelijkheid kunnen besluiten geen medewerking te verlenen aan de wens van [appellant] om een deel van de voor "Tuin" bestemde gronden ter plaatse van zijn perceel voor woondoeleinden te bestemmen. Dat [appellant] de interne verbouwing van zijn woning wegens persoonlijke omstandigheden wenst af te ronden, maakt dit niet anders, nu dit geen ruimtelijk relevant aspect betreft.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellant] ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Westland, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Westland
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013
683.