ECLI:NL:RVS:2013:299

Raad van State

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
201204848/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • W. Sorgdrager
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering revisievergunning voor Anaconda B.V. in verband met bestemmingsplan en Wet milieubeheer

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 juli 2013 uitspraak gedaan over de weigering van een revisievergunning aan Anaconda B.V. door het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen. De aanvraag voor de revisievergunning, ingediend op 30 maart 2012, betrof een inrichting aan de Zevenmanshaven Oost 147 te Vlaardingen. Het college weigerde de vergunning op basis van strijdigheid met het bestemmingsplan "Vlaardingen, plan in onderdelen A" en het nog niet in werking getreden bestemmingsplan "Maasoeverzone". Anaconda B.V. stelde dat de vergunning geen strijd opleverde met het bestemmingsplan, omdat de opslagtanks onderdeel uitmaakten van een voormalige kunstmestfabriek waarvoor eerder een vergunning was verleend.

De Afdeling overwoog dat de wetswijzigingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) niet van toepassing waren op deze zaak, omdat de aanvraag voor de revisievergunning vóór de inwerkingtreding van de Wabo was ingediend. De Afdeling concludeerde dat de vergunning terecht was geweigerd, omdat de opslag van stoffen in de opslagtanks in strijd was met het geldende bestemmingsplan. De beroepsgrond van Anaconda dat het college ten onrechte belang had gehecht aan het bestemmingsplan "Maasoeverzone" werd verworpen, omdat de inrichting niet als een reeds bestaande inrichting kon worden aangemerkt.

De Afdeling verklaarde het beroep van Anaconda ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vergunningaanvragers om rekening te houden met de geldende bestemmingsplannen en de relevante wetgeving bij het indienen van aanvragen voor revisievergunningen.

Uitspraak

201204848/1/A4.
Datum uitspraak: 17 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Anaconda B.V., gevestigd te Vlaardingen,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 maart 2012 heeft het college geweigerd aan Anaconda een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer te verlenen voor een inrichting aan de Zevenmanshaven Oost 147 te Vlaardingen.
Tegen dit besluit heeft Anaconda beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Anaconda en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2013, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam, is verschenen.
Overwegingen
1. Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2, tweede lid, van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van toepassing zijn op dit geding, omdat de aanvraag om een revisievergunning voor de inwerkingtreding van de Wabo is ingediend. In deze uitspraak worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.
2. De inrichting bestaat uit zes opslagtanks. Deze tanks maakten tot 2007 deel uit van een kunstmestfabriek waarvoor het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland in 1993 een revisievergunning heeft verleend. In de tanks werd zwavelzuur opgeslagen ten behoeve van de fabriek. In 2007 zijn de activiteiten van de kunstmestfabriek beëindigd en is het terrein gesplitst.
Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland heeft bij besluiten van 12 december 2007 en 12 september 2008 ingestemd met door Anaconda op grond van artikel 8.19 van de Wet milieubeheer gemelde wijzigingen van de inrichting. Deze wijzigingen bestonden uit het in de opslagtanks opslaan van onverwarmde plantaardige oliën, zoals koolzaadolie en sojaolie, en het verwarmd opslaan van een plantaardige olie.
De aanvraag om een revisievergunning ziet op uitbreiding van de stoffen die in de tanks worden opgeslagen (stoffen in de brandbaarheidsklassen 3 en 4) en daarmee verband houdende technische en procedurele aanpassingen.
3. Het college heeft de vergunning geweigerd omdat verlening daarvan in strijd is met het ten tijde van het nemen van het bestreden besluit ter plaatse als bestemmingsplan geldende uitbreidingsplan "Vlaardingen, plan in onderdelen A". Verder stelt het college dat ook het bestemmingsplan "Maasoeverzone" dat ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was vastgesteld maar nog niet in werking getreden, de gevraagde activiteiten niet toestaat. Verlening van de vergunning zou, mede gezien de andere uitbreidingsplannen van Anaconda, een doorkruising van het door de gemeente gewenste planologische kader vormen. Daarbij wijst het college er nog op dat het verlenen van de vergunning tevens in strijd is met een gebruiksverbod als bedoeld in artikel 3.7, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
4. Ingevolge artikel 8.10, derde lid, van de Wet milieubeheer kan de vergunning worden geweigerd ingeval door verlening daarvan strijd zou ontstaan met een bestemmings- of inpassingsplan, een beheersverordening of regels gesteld bij of krachtens een provinciale verordening of een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, onderscheidenlijk artikel 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
5. Anaconda betoogt dat het verlenen van de gevraagde vergunning geen strijd oplevert met het uitbreidingsplan "Vlaardingen, plan in onderdelen A". Daartoe wijst zij erop dat de opslagtanks onderdeel uitmaakten van de voormalige kunstmestfabriek en dat daarvoor in 1993 een revisievergunning is verleend.
5.1. De Afdeling heeft in de uitspraak van de 12 oktober 2011 in zaak nr. 201102878/1/H1, onder 2.2.1, overwogen dat ingevolge artikel 14 van de bebouwingsvoorschriften van het uitbreidingsplan "Vlaardingen, plan in onderdelen A" uitsluitend bebouwing is toegestaan bestaande uit bedrijfsgebouwen en dienstwoningen. Hieruit heeft zij afgeleid dat de opslagtanks waar het in dat geschil om ging, ter plaatse niet zijn toegestaan. Er bestaat geen aanleiding om ten aanzien van de hier in geding zijnde opslagtanks anders te oordelen. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat verlening van de gevraagde revisievergunning, waarmee de opslag van stoffen in de opslagtanks zou worden voortgezet en uitgebreid, in strijd is met het uitbreidingsplan. Dat in 1993 voor de kunstmestfabriek waar de opslagtanks deel van uitmaakten, een revisievergunning is verleend, maakt dat niet anders.
De beroepsgrond faalt.
6. Anaconda betoogt dat het college ten onrechte belang heeft gehecht aan het bestemmingsplan "Maasoeverzone" en aan de door Anaconda in het verleden voorgenomen uitbreidingen van de inrichting.
Zij stelt dat de uitbreidingsplannen onvoldoende concreet waren, zodat deze niet kunnen worden aangemerkt als een redelijkerwijs te verwachten ontwikkeling als bedoeld in artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer.
Het bestemmingsplan "Maasoeverzone" kan volgens Anaconda evenmin als een zodanige ontwikkeling worden aangemerkt, omdat het plan ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog niet in werking was getreden.
Daarnaast betwist Anaconda dat de inrichting in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan. Volgens Anaconda verzet het bestemmingsplan zich tegen de oprichting van nieuwe inrichtingen die vallen onder het toepassingsbereik van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi), maar laat het reeds bestaande inrichtingen die onder het Bevi vallen wel toe. Volgens Anaconda is haar inrichting een reeds bestaande inrichting waarop het Bevi van toepassing is. Daartoe wijst zij erop dat de kunstmestfabriek onder het toepassingsbereik van het Bevi viel en dat haar inrichting daar tot 2007 deel van uitmaakte. Ook wordt in de opslagtanks biodiesel opgeslagen, hetgeen een activiteit is die onder het Bevi valt, aldus Anaconda.
6.1. Gelet op overweging 5.1 was het college bevoegd de gevraagde vergunning met toepassing van artikel 8.10, derde lid, van de Wet milieubeheer te weigeren.
De Afdeling heeft in haar uitspraak van 22 maart 2013 in zaak nr. 201203092/1/R4 naar aanleiding van het door Anaconda ingestelde beroep tegen het bestemmingsplan "Maasoeverzone" overwogen dat de door Anaconda gedreven inrichting niet een reeds bestaande inrichting is waarop het Bevi reeds van toepassing was. Er bestaat geen aanleiding om hier thans anders over te oordelen. Verder is niet in geschil dat de inrichting na de aangevraagde uitbreiding wel onder het toepassingsbereik van het Bevi valt. Hieruit volgt dat verlening van de gevraagde vergunning strijd met het op 20 december 2011 vastgestelde bestemmingsplan "Maasoeverzone" zou opleveren. Dat dit bestemmingsplan ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog niet in werking was getreden, neemt niet weg dat het college bij de uitoefening van zijn bevoegdheid om de vergunning krachtens artikel 8.10, derde lid, van de Wet milieubeheer te weigeren aan deze strijd voldoende grond kon ontlenen om de gevraagde vergunning te weigeren. Derhalve behoeven de beroepsgronden die betrekking hebben op hetgeen het college heeft overwogen over artikel 3.7, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer geen bespreking.
7. Anaconda betoogt tot slot dat het college de termijn voor het nemen van een besluit op haar aanvraag ruimschoots heeft overschreden en dat zij daardoor in haar belangen is geschaad.
Deze beroepsgrond faalt. Een mogelijke overschrijding van de beslistermijn maakt het besluit niet onrechtmatig.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2013
190-732.