201302867/2/R4.
Datum uitspraak: 10 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker] en anderen, wonend te Ter Idzard, gemeente Weststellingwerf,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Weststellingwerf,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Ter Idzard, woningbouwlocatie Hamersweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 juni 2013, waar [verzoeker] en anderen, vertegenwoordigd door mr. F.C. Dietiker en A.M.C. [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. van Weperen en O.R. Verbree, zijn verschenen. Voorts is [partij], bijgestaan door [gemachtigden], ter zitting als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De raad stelt dat het beroep voor zover ingesteld door de bewoners van het adres Kerkweg 4 te Oldeholtwolde, gelegen op een afstand van 1500 meter van het plangebied, en van de adressen gelegen aan de Idzardaweg met de huisnummers 9, 19, 36, 45, 56, 59 en 60 niet-ontvankelijk is, omdat zij te ver van het plangebied af wonen om daar zicht op te hebben of anderszins invloed te ondervinden.
2.1. De voorzitter overweegt dat de vraag of het beroep voor zover dat door de bewoners van de door de raad genoemde adressen is ingesteld, ontvankelijk is, in deze procedure onbesproken kan blijven, nu geen twijfel bestaat aan de belanghebbendheid van de overige indieners. Er is dan ook geen reden om het verzoek om voorlopige voorziening reeds om die reden af te wijzen.
3. Het plan ziet op het perceel Idzardaweg 76 en een ten oosten van dit perceel aan de Hamersweg gelegen perceel, kadastraal bekend gemeente Wolvega, Sectie L, nr. 771. Aan de gebouwen en een deel van de percelen die voorheen een agrarische bestemming hadden is thans de bestemming "Wonen" toegekend. Op de gronden die liggen aan de Hamersweg wordt hierdoor de bouw van drie nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Voor de gronden ten zuiden van de gronden met woonbestemming aan de Hamersweg is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Door toepassing van deze bevoegdheid kan de bouw van nog maximaal drie nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt.
4. [verzoeker] en anderen betogen dat de aanvaardbaarheid van woningbouw op de gronden aan de Hamersweg niet is aangetoond. Volgens hen wordt niet voldaan aan de voorwaarden die op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro), het Streekplan Fryslân en het Structuurplan Weststellingwerf gelden voor bouwen in de kleine buitendorpen. Niet is aangetoond dat er een actuele regionale behoefte bestaat, waarin niet op andere wijze kan worden voorzien. In dit verband voeren zij aan dat de bevolking in Ter Idzard krimpt, en dat verscheidene woningen en woonboerderijen te koop staan, welk aantal naar verwachting nog zal toenemen.
4.1. In de toelichting bij het plan is ingegaan op de behoefte. De regionale woningbehoefte is, op basis van onderzoeksgegevens en bevolkingsprognoses van het CBS, vertaald in provinciale en gemeentelijke afspraken en beleidsdocumenten. Dit betreft onder meer het Structuurplan Weststellingwerf en het Woonplan Weststellingwerf. In Ter Idzard mag op basis van deze afspraken en beleidsdocumenten in beperkte mate nieuwbouw in het onderhavige plangebied plaatsvinden. In de toelichting is voorts ingegaan op de locatiekeuze. De locatie is gelegen buiten bestaand bebouwd gebied, maar wel direct aansluitend. Bebouwing binnen het lint is volgens deze toelichting minder gewenst, omdat daarmee de doorzichten vanuit het lint op het open landschap worden beperkt. De Hamersweg is reeds aan een kant bebouwd, met de realisatie van nieuwe bebouwing aan de overzijde wordt aldus geen nieuw zijlint gecreëerd. Tevens wordt aangesloten op de bestaande infrastructuur.
De voorzitter is voorshands van oordeel dat hiermee is onderbouwd dat de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale behoefte. Tevens is voldoende onderbouwd waarom is gekozen voor bouwmogelijkheden buiten het bestaande bebouwde gebied.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met provinciaal of gemeentelijk beleid, noch voor het oordeel dat niet is voldaan aan de eisen van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro.
5. [verzoeker] en anderen betogen dat de woningen die door het plan worden mogelijk gemaakt zullen leiden tot een te zware belasting van de Hamersweg. In dit verband betogen zij dat de weg onder meer wordt gebruikt door zware landbouwvoertuigen, en dat de reeds onoverzichtelijke situatie door bebouwing aan de nu nog open zijde zal verergeren. Volgens hen had in ieder geval moeten worden voorzien in een fiets- en voetpad langs de Hamersweg. Voorts betogen zij dat reeds nu in de bermen wordt geparkeerd, en dat ook dat zal toenemen.
5.1. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter hebben [verzoeker] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat door de toevoeging van drie tot zes woningen de belasting en de onoverzichtelijkheid van de Hamersweg dusdanig toeneemt dat de raad daarom in redelijkheid het plan niet had mogen vaststellen. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting dient voorts op eigen erf te worden voorzien in twee parkeerplaatsen per woning. Gelet daarop is naar het oordeel van de voorzitter ook niet aannemelijk gemaakt dat de woningen zullen leiden tot parkeeroverlast op de openbare weg. Voor zover [verzoeker] en anderen betogen dat het plan had moeten voorzien in een fiets- en voetgangerspad overweegt de voorzitter dat het plan geen betrekking heeft op openbare verkeersvoorzieningen, en dat [verzoeker] en anderen niet aannemelijk hebben gemaakt dat de raad het plan in redelijkheid niet had mogen vaststellen zonder tevens te voorzien in een fiets- en voetpad.
6. [verzoeker] en anderen betogen dat bebouwing aan de westzijde van de Hamersweg afbreuk zal doen aan de boerderij Hamers, een gemeentelijk monument.
6.1. De voorzitter overweegt dat het plan geen betrekking heeft op de boerderij Hamers. Voor zover [verzoeker] en anderen doelen op mogelijk verminderde zichtbaarheid van de boerderij als gevolg van het plan overweegt de voorzitter dat niet aannemelijk is gemaakt dat de monumentale status betrekking heeft op het zicht op de boerderij vanaf de Hamersweg. Hetgeen is aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de raad vanwege het zicht op boerderij Hamers in redelijkheid niet had kunnen besluiten om het plan vast te stellen.
7. [verzoeker] en anderen betogen dat het besluit is genomen in strijd met het gelijkheidsbeginsel, omdat voor een gelijksoortig initiatief van Hamers geen planologische mogelijkheden zijn opgenomen.
7.1. De voorzitter overweegt dat het plan niet ziet op het perceel van Hamers. De enkele stelling dat aan een ander initiatief tot nu toe geen ruimte is geboden, geeft geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel is genomen.
8. Voor zover het beroep van [verzoeker] en anderen zich richt tegen het Beeldkwaliteitsplan overweegt de voorzitter dat het Beeldkwaliteitsplan geen onderdeel is van het bestemmingsplan. Reeds om die reden is niet te verwachten dat het beroep in zoverre zal slagen.
9. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Postma, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Postma
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2013
539.