201302333/2/A2.
Datum uitspraak: 30 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 januari 2013 in zaak nr. 12/8815 in het geding tussen:
[appellante]
en
de stichting Stichting Waarborgfonds Eigen Woningen.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2012 heeft het Waarborgfonds geweigerd de schuld van [appellante] die is overgebleven na executoriale verkoop van het pand [locatie] te [plaats] (hierna: het pand) kwijt te schelden.
Bij besluit van 2 augustus 2012 heeft het het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 januari 2013 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het Waarborgfonds heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Overwegingen
1. [appellante] heeft op 2 september 2005 een overeenkomst met MNF Bank N.V., gevestigd te Rotterdam (hierna: de geldgever), gesloten voor de financiering van het pand. Tot zekerheid van de nakoming van de hieruit voor haar voortvloeiende betalingsverplichtingen heeft het Waarborgfonds een Nationale Hypotheek Garantie verstrekt.
Op 13 september 2011 is het pand executoriaal verkocht, waarna een schuld resteerde.
Aan het besluit van 5 maart 2012 heeft het Waarborgfonds ten grondslag gelegd dat de beoordeling van de door de geldgever bij hem ingediende verliesdeclaratie nog niet is afgerond en [appellante] zo spoedig mogelijk zal worden geïnformeerd over de hoogte van haar schuld aan het fonds en de wijze waarop zij die kan voldoen.
Aan dat van 2 augustus 2012 heeft het ten grondslag gelegd dat de verliesdeclaratie van de geldgever is afgewezen, zodat het fonds geen vordering op [appellante] heeft. In de brief waarin dat besluit is neergelegd is [appellante] voorts informatie verstrekt die niet op het in het leven roepen van enig rechtsgevolg is gericht.
2. Nu het Waarborgfonds aldus aan [appellante] te kennen heeft gegeven dat het geen vordering op haar heeft, moet worden geoordeeld dat zij geen belang had bij het door haar ingestelde beroep. De vraag of [appellante] in strijd met de door de geldgever gestelde voorwaarden heeft gehandeld, kan aan de orde worden gesteld in een procedure tussen haar en de geldgever (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2013 in zaak nr. 201203004/1/A2). Het vorenstaande brengt met zich dat de rechtbank het beroep ten onrechte niet deswege niet-ontvankelijk heeft verklaard.
3. De Afdeling komt daarom niet toe aan hetgeen [appellante] tegen de aangevallen uitspraak heeft aangevoerd.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [appellante] tegen het besluit van 2 augustus 2012 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 30 januari 2013 in zaak nr. 12/8815;
III. verklaart het door [appellante] in die zaak bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
IV. verstaat dat de secretaris van de Raad van State aan [appellante] het door haar betaalde griffierecht in hoger beroep ten bedrage van € 239,00 (zegge: tweehonderdnegenendertig euro) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Roelfsema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2013
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij de Afdeling (artikel 8:55 van de Awb).
- Verzet dient schriftelijk en binnen zes weken na verzending van deze uitspraak te worden gedaan.
- In het verzetschrift moeten de redenen worden vermeld waarom de indiener het niet eens is met de gronden waarop de beslissing is gebaseerd.
- Indien de indiener over het verzet door de Afdeling wenst te worden gehoord, dient dit in het verzetschrift te worden gevraagd. Het horen gebeurt dan uitsluitend over het verzet.
17-735.