201300712/1/R1.
Datum uitspraak: 17 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Mook, gemeente Mook en Middelaar,
en
de raad van de gemeente Mook en Middelaar,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Mookerplas e.o." vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door drs. T.D. Onderstal, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in een actualisering van een aantal bestemmingsplannen en is overwegend conserverend van aard.
3. [appellante] betoogt dat het plan ten onrechte geen woning op haar perceel in Middelaar mogelijk maakt. Hiertoe voert [appellante] aan dat zij een concreet bouwvoornemen heeft en dat een woning goed inpasbaar zal zijn in de omgeving. Voorts draagt een woning op het perceel bij aan de ontwikkeling van de kern, ligt het perceel binnen bebouwd gebied en is het perceel binnendijks gesitueerd. In dit kader betoogt [appellante] dat in de gemeentelijke structuurvisie de indruk is gewekt dat woningbouw op het perceel mogelijk zou zijn.
Verder voert [appellante] aan dat de provinciale contouren waarbinnen woningbouw wordt toegestaan, pas na de vaststelling van de structuurvisie zijn vastgesteld en dat daar geen bezwaar tegen mogelijk was. In dit kader betoogt [appellante] voorts dat zij ten onrechte niet is geïnformeerd over de vaststelling van die contouren.
Voorts betoogt [appellante] dat op het perceel Dorpsstraat 42A, op een perceel aan de Voordijk, op de percelen aan de Dorpsstraat 48A en 48B en Kerkpad 5A en 5B, op de percelen aan de Bouwsteeg, aan de rand van het Kerkplein en midden in de natuurlijke omgeving ter plaatse van een boerderij, anders dan in haar situatie, wel woningbouw mogelijk wordt gemaakt.
3.1. De raad acht woningbouw ter plaatse van het perceel van [appellante] in Middelaar niet wenselijk. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de raad naar de structuurvisie "Mookerplas en omgeving" (hierna: de structuurvisie). In de structuurvisie is aangegeven waar de zoekgebieden voor woningen liggen. Het perceel van [appellante] behoort volgens de raad niet tot een zoekgebied als bedoeld in de structuurvisie.
Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat toekenning van een woonbestemming niet past binnen het provinciale beleid zoals opgenomen in het streekplan "Provinciaal Omgevingsplan Limburg" (hierna: het POL) nu het perceel van [appellante] niet binnen de contouren ligt zoals aangegeven in de nota "Contourenatlas Noord- en Midden-Limburg" (hierna: de contourenatlas).
Verder stelt de raad dat het perceel niet in een bebouwde omgeving ligt, nu de gronden aan drie zijden van het perceel een agrarische bestemming hebben. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de omliggende percelen in eigendom zijn van de gemeente en dat er geen plannen zijn om die gronden te ontwikkelen.
3.2. Het perceel van [appellante], sectie C, nr. 1210, te Middelaar, is gesitueerd aan de zuidelijke zijde van de Dorpsstraat.
Blijkens de verbeelding is aan het perceel de bestemming "Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden" toegekend.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, van de planregels zijn de voor "Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden" aangewezen gronden bestemd voor:
a. agrarisch gebruik;
b. een grondgebonden agrarisch bedrijf;
[…]
d. instandhouding, herstel en ontwikkeling van de aanwezige abiotische, natuurlijke, archeologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden; e. instandhouding van het oppervlaktewater;
f. extensief recreatief medegebruik;
[…]
h. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot een maximale oppervlakte van 100 m2 uitsluitend binnen het bouwvlak;
[…]
m. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.3. In de structuurvisie, vastgesteld door de raad op 19 november 2009, is over Middelaar onder meer het volgende vermeld. Een agrarisch gebruik van het buitengebied en het agrarisch karakter van Middelaar worden door de gemeente Mook en Middelaar gezien als belangrijke te koesteren kwaliteiten.
Op de structuurvisiekaart is het perceel van [appellante] niet aangemerkt als agrarisch gebied, noch als zoekgebied voor woningbouw.
3.4. Het provinciale beleid was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit onder meer neergelegd in het POL, vastgesteld door provinciale staten van Limburg op 22 september 2006 en nadien gewijzigd, en in de contourenatlas, vastgesteld door het college van gedeputeerde staten op 11 mei 2010.
In het POL is over woningbouw in Noord- en Midden-Limburg het volgende opgemerkt. In tegenstelling tot Zuid-Limburg begint de daling van de woningbehoefte in Noord- en Midden-Limburg later, de plattelandskernen hebben een groter aandeel in de totale woningvoorraad, bovendien is hier bij het bepalen van de (verbale) contouren (peildatum 24 juni 2005) geen rekening gehouden met de toekomstige uitbreidingsbehoefte voor woon- en werkgebieden. Daarom wordt hier wél ruimte aanwezig geacht voor uitbreidingslocaties direct buiten, maar grenzend aan de contour. Voor nieuwe clusters van bebouwing los van de contour geldt een "nee, tenzij"-benadering. Indien een dergelijke gebiedsontwikkeling, waarbij mogelijk ook sprake kan zijn van een nieuw cluster van bebouwing, zich voordoet, en de betrokken provinciale belangen daartoe aanleiding geven, kan het provinciebestuur ertoe overgaan om de procedure van een inpassingsplan in te zetten. Voor hergebruik van vrijkomende (agrarische of niet-agrarische) bebouwing of realisatie van incidentele woningen in bestaande linten en clusters van bebouwing is er eveneens ruimte.
Blijkens de POL-kaart ‘perspectieven’ ligt het perceel van [appellante] binnen de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (P2) (hierna: POG).
In het POL is ten aanzien van de POG het volgende opgemerkt. De POG vormt samen met de Ecologische hoofdstructuur (hierna: EHS) de ecologische structuur in Limburg. Anders dan de EHS omvat de POG vooral landbouwgebieden. Binnen de POG geldt een ontwikkelingsgerichte basisbescherming. Behoud en ontwikkeling van natuur en landschapswaarden zijn richtinggevend voor ontwikkelingen in de POG. Het bebouwingsarme karakter blijft gehandhaafd. Het beleid in de POG is gericht op het versterken en ontwikkelen van natuur- en landschapswaarden. In de contourenatlas is aangegeven welke gronden binnen de contouren liggen. Uitgangspunt is dat buiten de contouren geen stedelijke functies zoals woningbouw worden toegestaan. De contouren zijn vastgesteld op basis van de bestemmingsplannen die vigeerden op 24 juni 2005. Gronden waaraan in de toen vigerende bestemmingsplannen een stads- of dorpsbestemming was toegekend, worden geacht binnen de contour te liggen, gronden met een buitengebiedfunctie vallen er buiten. Als stads- en dorpsbestemmingen worden onder meer beschouwd: wonen, uit te werken wonen, bedrijventerrein, maatschappelijke doeleinden, verblijfsdoeleinden, centrumdoeleinden, kantoren en dienstverlening. Als buitengebiedbestemmingen worden onder meer beschouwd: agrarische bestemmingen, bos- en natuurbestemmingen, water en openluchtrecreatie.
Blijkens de kaart van de contourenatlas ligt het perceel van [appellante] buiten de contour voor de kern Middelaar.
3.5. Voor zover [appellante] betoogt dat de structuurvisie de indruk wekt dat woningbouw op haar perceel mogelijk zou zijn, overweegt de Afdeling dat uit de kaart waarnaar [appellante] verwijst, niet kan worden afgeleid dat woningbouw op haar perceel wenselijk wordt geacht. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de plaatsen waar woningbouw wenselijk wordt geacht, zijn aangegeven met de aanduiding "zoekgebied woningbouwlocatie". Het perceel van Van-Duijnhoven-Nas is niet aangewezen als één van de zoekgebieden voor woningbouw in de structuurvisie. Overigens is de kaart uit de structuurvisie niet juridisch bindend in die zin dat de raad daarvan niet zou kunnen afwijken. Gelet op het beleid dat het agrarisch karakter in Middelaar moet worden behouden, heeft de raad zich verder terecht op het standpunt gesteld dat een woning op het perceel van [appellante] waarop thans een agrarische bestemming rust, in strijd is met het beleid.
3.6. Voorts heeft de raad zich aangesloten bij het provinciale beleid. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad dit beleid niet bij zijn afweging heeft mogen betrekken, noch dat dit beleid onredelijk is.
Het perceel van [appellante] ligt buiten de contouren als bedoeld in het POL en de contourenatlas en binnen de POG. Nu in het POL is vermeld dat bebouwing buiten de contour in beginsel niet gewenst is en ten aanzien van de POG is aangegeven dat het beleid is gericht op het versterken van natuur- en landschapswaarden en het handhaven van het bebouwingsarme karakter, heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat een woning op het perceel van [appellante] in strijd is met het provinciale beleid.
3.7. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, heeft de raad in redelijkheid geen aanleiding hoeven te zien om niet vast te houden aan het gemeentelijke en provinciale beleid.
In dit verband overweegt de Afdeling ten aanzien van de door [appellante] gemaakte vergelijking tussen haar perceel en het perceel Dorpsstraat 42A, het perceel sectie C, nummer 2054, aan de Voordijk en de percelen Dorpsstraat 48A en 48B en Kerkpad 5A en 5B dat aan die percelen reeds een woonbestemming en een bouwvlak waren toegekend in het vorige bestemmingsplan, anders dan het geval is voor het perceel van [appellante] dat in het vorige bestemmingsplan een agrarische bestemming had. Ten aanzien van de vergelijking met de percelen aan de rand van het Kerkplein naast Dorpsstraat 42 en de percelen aan de Bouwsteeg, wordt overwogen dat deze percelen in de structuurvisie zijn aangeduid als "zoekgebied woningbouwlocatie", hetgeen niet het geval is voor het perceel van [appellante]. Ten aanzien van de vergelijking met de woningbouw in de natuurlijke omgeving op de plaats van een boerderij, wordt overwogen dat de raad zich op het standpunt heeft gesteld dat hierover nog geen formele besluitvorming heeft plaatsgevonden. Het betreft een voorgenomen wijziging naar een woonbestemming wegens een bedrijfsbeëindiging, anders dan het geval is bij [appellante] die geen agrarisch bedrijf beëindigt.
In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door haar genoemde percelen niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie.
Voorts heeft [appellante] er weliswaar op gewezen dat haar perceel binnendijks is gelegen, dat een woning op haar perceel goed inpasbaar zal zijn en dat deze zal bijdragen aan de ontwikkeling van de kernen, maar de raad heeft zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat hiermee geen sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van het beleid. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de raad het behoud van de openheid van en het zicht op het achterliggende land ter hoogte van het perceel van [appellante] in redelijkheid van belang heeft kunnen achten. Daarbij betrekt de Afdeling tevens dat er voor de omliggende gronden geen plannen zijn om deze te ontwikkelen.
4. Gelet op het voorgaande is het beroep van [appellante] ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van staat.
w.g. Michiels w.g. Bechinka
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2013
371-763.