ECLI:NL:RVS:2013:386

Raad van State

Datum uitspraak
17 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
201300753/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • J.A.A. van Roessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhavend optreden tegen Aldi-supermarkt wegens geluidsvoorschriften

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin het verzoek om handhavend op te treden tegen Aldi Culemborg B.V. werd afgewezen. [Appellant], wonend boven de supermarkt in Lunteren, had het college van burgemeester en wethouders van Ede verzocht om handhavend op te treden wegens overtreding van de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het college had dit verzoek op 4 februari 2011 afgewezen, maar verklaarde later het bezwaar van [appellant] gegrond, terwijl het oorspronkelijke besluit werd gehandhaafd met een verbeterde motivering.

De rechtbank verklaarde het beroep van [appellant] ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 14 juni 2013 werd de zaak behandeld, waarbij [appellant] werd bijgestaan door mr. W. Kattouw en het college werd vertegenwoordigd door mr. S. Bougarfa en R. Reerink. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de geluidmetingen die door het college zijn uitgevoerd, voldoende waren om te concluderen dat de supermarkt niet in overtreding was van de geluidsnormen. [Appellant] betoogde dat het geluidonderzoek onvolledig was, maar de Afdeling oordeelde dat de metingen adequaat waren en dat het college niet in gebreke was gebleven.

De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 juli 2013.

Uitspraak

201300753/1/A4.
Datum uitspraak: 17 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Lunteren, gemeente Ede,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 13 december 2012 in zaak nr. 12/2881 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Ede.
Procesverloop
Bij besluit van 4 februari 2011 heeft het college het verzoek van [appellant] om handhavend op te treden tegen een supermarkt van Aldi Culemborg B.V. aan de Dorpsstraat te Lunteren wegens overtreding van de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit milieubeheer afgewezen.
Bij besluit van 4 mei 2012 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, maar het besluit van 4 februari 2011 onder verbetering van de motivering gehandhaafd.
Bij uitspraak van 13 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. W. Kattouw, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Bougarfa en R. Reerink, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] woont in een appartement boven de supermarkt. [appellant] heeft op 3 mei 2010 het college verzocht handhavend op te treden tegen de supermarkt wegens aanhoudende geluid- en trillingshinder. Deze hinder zou met name worden veroorzaakt door de bevoorrading van de supermarkt en door intern transport met vorkheftrucks.
2. Gelet op het hogerberoepschrift is in deze procedure uitsluitend de geluidhinder vanwege de supermarkt aan de orde.
3. De supermarkt is een type B-inrichting als bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, zodat op deze inrichting afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing is.
Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vanwege het in werking zijn van de inrichting in in- en aanpandige gevoelige gebouwen niet meer bedragen dan 35, 30 en 25 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag- (7.00-19.00 uur), avond- (19.00-23.00 uur) en nachtperiode (23.00-7.00 uur).
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het aan het besluit van 4 mei 2012 ten grondslag gelegde geluidonderzoek onvolledig en onzorgvuldig is. Hiertoe voert hij aan dat slechts één bruikbare meting is verricht, namelijk op 9 juli 2011 en dat dit onvoldoende is om het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vanwege het in werking zijn van de supermarkt te kunnen vaststellen. Hij voert ook aan dat de periode waarin het geluidonderzoek heeft plaatsgevonden, te kort is om een betrouwbaar beeld van de geluidoverlast te geven.
4.1. Het college heeft op 25 juni 2010 een geluidniveaumeter in de woning van [appellant] geplaatst waarmee [appellant] zelf metingen kon verrichten. Tot 29 juni 2010 zijn 22 metingen uitgevoerd, waarvan vier metingen in de dagperiode bruikbaar zijn. Uit die vier metingen blijken geluidproducties van 34,6 dB(A), 30,5 dB(A), 31,5 dB(A) en 28 dB(A), zodat de supermarkt voldeed aan artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Gelet hierop heeft het college bij besluit van 4 februari 2011 het verzoek van [appellant] om handhavend optreden afgewezen.
Het college heeft op 9 juli 2011 opnieuw een geluidniveaumeter in de woning van [appellant] geplaatst. [appellant] heeft in de periode van 9 juli 2011 tot en met 14 juli 2011 elf keer de geluidniveaumeter ingeschakeld. Uit de resultaten van de metingen blijkt dat alleen de meting op 9 juli 2011 om 8.40 uur bruikbaar is. Uit die meting blijkt een geluidproductie van 36,5 dB(A). Het college heeft hierop met toepassing van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai een bedrijfsduurcorrectie toegepast van 3 dB(A), omdat de geluidproductie niet constant was, zodat het geluidniveau uiteindelijk 33,5 dB(A) was. Op basis van de meting op 9 juli 2011, is het college in het besluit op bezwaar van 4 mei 2012 tot de conclusie gekomen dat het niet bevoegd was handhavend op te treden tegen de supermarkt, omdat de supermarkt de geluidnormen van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet heeft overtreden.
4.2. Anders dan [appellant] stelt, ligt aan het besluit van 4 mei 2012 niet alleen de meting van 9 juli 2011 ten grondslag, maar ook de vier aan het besluit van 4 februari 2011 ten grondslag gelegde metingen in de periode van 25 juni 2010 tot 29 juni 2010, nu dat besluit bij het besluit van 4 mei 2012 is gehandhaafd. Derhalve hebben vijf metingen, in 2010 alsook in 2011, ten grondslag gelegen aan het besluit van 4 mei 2012. Reeds hierom bestaat geen grond voor het oordeel dat de onderzoeksperiode te kort is geweest. Hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geeft in zoverre dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het aan het besluit van 4 mei 2012 ten grondslag gelegde geluidonderzoek onvolledig en onzorgvuldig is.
Het betoog faalt.
5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college tevens in de avonduren geluidmetingen had moeten uitvoeren en dat, nu het dat niet heeft gedaan, het geluidonderzoek ook in zoverre onzorgvuldig en onvolledig is geweest. Hiertoe voert hij aan dat de supermarkt tot 19.30 uur geopend is en dat uit de geluidmetingen die in de dagperiode zijn verricht, blijkt dat de geluidnormen ook in de avondperiode worden overschreden.
5.1. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat gedurende de dagperiode andere geluidnormen gelden dan gedurende de avondperiode en dat overschrijdingen van de geluidnormen in beginsel in het desbetreffende tijdvak moeten worden gemeten en niet zonder meer van het ene tijdvak naar het andere kunnen worden getransponeerd.
In zoverre faalt het betoog.
5.2. Ter zitting is gebleken dat de supermarkt reeds in 2010 haar openingstijden heeft verruimd naar 19.30 uur. Vast staat dat in de avondperiode geen metingen zijn verricht. [appellant] heeft zich op het standpunt gesteld dat hem bij het plaatsen van de geluidniveaumeter in zijn woning is verteld dat het niet uitmaakt wanneer hij deze inschakelt. Om die reden heeft hij volstaan met metingen in de dagperiode en heeft hij de geluidniveaumeter niet in de avondperiode ingeschakeld. In reactie hierop heeft het college toegelicht dat [appellant] bij het plaatsen van de geluidniveaumeter is uitgelegd dat hij de geluidniveaumeter moest inschakelen op de momenten dat hij geluidoverlast van de supermarkt ervoer en dat hij zeker niet moest schromen dit vaak te doen. Volgens het college is dit de gebruikelijke werkwijze bij het plaatsen van een geluidniveaumeter in woningen. Gelet op die toelichting, waarvan [appellant] de juistheid op zichzelf niet heeft bestreden, had [appellant] moeten begrijpen dat hij de geluidniveaumeter ook bij geluidoverlast in de avondperiode diende in te schakelen. Nu hij dat niet heeft gedaan, kan het college niet worden tegengeworpen dat geen metingen in de avondperiode zijn verricht.
Gelet op het voorgaande bestaat ook in zoverre geen aanleiding voor het oordeel dat het geluidonderzoek onzorgvuldig en onvolledig is geweest. Nu uit dat onderzoek volgt dat de geldende geluidnormen niet worden overschreden, heeft het college terecht geweigerd handhavend op te treden.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van staat.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van Roessel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juli 2013
457-784.