201200581/1/R4.
Datum uitspraak: 24 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Pijnacker-Nootdorp,
en
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2011 heeft het college het wijzigingsplan "Dorpsstraat 2002, Dorpsstraat nr. 12" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. J.J. Slump, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door R. van den Bosch en R. Broekhuijzen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [belanghebbende] als belanghebbende gehoord.
Bij tussenuitspraak van 21 november 2012, nr. 201200581/1/T1/R4, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen zesentwintig weken na de verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 29 november 2011 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief van 15 mei 2013 heeft de raad aangegeven het gebrek in het besluit van 29 november 2011 te hebben hersteld door een nadere motivering te geven.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft [appellant] zijn zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren gebracht.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. In de tussenuitspraak van 21 november 2012 heeft de Afdeling onder 3.5 overwogen dat het college bij de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden, omdat alleen rekening is gehouden met de vestiging van een café, terwijl het plan ook een restaurant mogelijk maakt. Voorts heeft de Afdeling overwogen dat de berekeningsmethode en de gebruikte gegevens van de parkeertellingen niet inzichtelijk zijn, en dat niet blijkt dat rekening is gehouden met het gebruik van een deel van de parkeerplaatsen als terras en als standplaats. Voorts blijkt niet wanneer de tellingen zijn gehouden en of deze tijdstippen representatief zijn, gelet op de activiteiten die plaatsvinden in het cultureel centrum, het snookercentrum en het gebouw Nové. Gelet daarop heeft de Afdeling geoordeeld dat onvoldoende is onderbouwd dat wordt voldaan aan de voorwaarde die voor de uitoefening van de wijzigingsbevoegdheid is gesteld in artikel 21, tweede lid, onder c, van het bestemmingsplan "Dorpsstraat 2002". Deze planregel eist dat ten behoeve van de nieuwe bestemming kan worden voorzien in voldoende parkeervoorzieningen.
1.1. Het college heeft ter nadere onderbouwing van zijn standpunt dat in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien een aanvullende motivering opgesteld. Volgens de nadere motivering zijn bij invulling van de maximale planologische mogelijkheden 79 parkeerplaatsen nodig. Het college heeft parkeertellingen bijgevoegd die in oktober en november 2011 door het Bureau Groot Volker zijn gehouden. Volgens deze tellingen ontstaat op sommige avonden een tekort in de Dorpsstraat, maar volgens het college kan dat worden opgevangen door gebruik te maken van vrije plekken in de omgeving van de Dorpsstraat en door het aanleggen van nog 33 parkeerplaatsen.
1.2. [appellant] voert in zijn zienswijze aan dat nog steeds niet is gemotiveerd in hoeverre de tellingen representatief zijn, gezien de activiteiten die in de panden die in de tussenuitspraak worden genoemd plaatsvinden. Ook blijkt nog steeds niet dat rekening is gehouden met het gebruik van parkeerplaatsen voor een terras of een markt. Voorts verzoekt hij de Afdeling terug te komen van haar oordeel dat bij de parkeertellingen is uitgegaan van de functie van panden die op dit moment leegstaan en dat gelet daarop eventuele leegstand geen gevolgen heeft voor de uitkomsten.
1.3. De Afdeling overweegt dat uit de nadere motivering blijkt dat de constatering van het aantal vrije parkeerplaatsen uitsluitend berust op de waargenomen aantallen geparkeerde auto’s. Gelet daarop is naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk dat het college is uitgegaan van een berekende behoefte bij een representatieve benutting van panden - waaronder de in de tussenuitspraak genoemde panden - in de omgeving. Voorts is het college niet ingegaan op het effect van het gebruik van parkeerplaatsen voor terrassen en een markt. Naar het oordeel van de Afdeling is gelet daarop het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek niet hersteld. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat aan de voorwaarde dat kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid wordt voldaan.
2. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 5.2 voorts overwogen, dat het college onvoldoende heeft onderzocht of de Flora- en faunawet niet aan de uitvoering van het plan in de weg staat.
2.1. Het college heeft aanvullende gegevens overgelegd, die specifiek betrekking hebben op het plangebied en aan de hand daarvan nader gemotiveerd dat op voorhand niet te verwachten is dat de Flora- en faunawet aan de verwezenlijking van het plan in de weg staat. [appellant] heeft op dit punt in zijn zienswijze geen bezwaren meer naar voren gebracht. De Afdeling ziet, in aanmerking genomen dat geen zienswijze naar voren is gebracht, geen aanleiding voor het oordeel dat de door de raad gegeven motivering waarop het besluit berust, in zoverre niet toereikend is.
3. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling onder 7.3 overwogen dat het college zich zonder nader onderzoek in redelijkheid niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat op voorhand niet te verwachten is dat de bodemgesteldheid aan de realisering van het plan in de weg staat.
3.1. Het college heeft bij zijn nadere motivering een rapport gevoegd, getiteld "Verkennend bodemonderzoek Dorpsstraat 12 te Nootdorp", van Kuiper en Burger, gedateerd 8 augustus 2008. Blijkens dit verkennend bodemonderzoek is de bodem niet zonder meer geschikt voor de realisatie van de beoogde bestemming, maar zijn wel maatregelen mogelijk waardoor de bodem alsnog geschikt kan worden gemaakt.
3.2. [appellant] betoogt in zijn zienswijze dat niet inzichtelijk is gemaakt dat de maatregelen die nodig zijn om de bodem geschikt te maken voor het gebruik overeenkomstig de bestemming financieel uitvoerbaar zijn.
3.3. Dit betoog slaagt. Het college heeft in zijn nadere motivering inzichtelijk gemaakt welke maatregelen nodig zijn om de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik, maar geen enkel inzicht geboden in de financiering van de benodigde maatregelen. Gelet daarop heeft het college in zoverre niet aannemelijk gemaakt dat het plan, gelet op de bodemgesteldheid, financieel uitvoerbaar is.
4. Het beroep is gegrond. Het besluit van 29 november 2011 dient wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
5. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp van 29 november 2011;
III. draagt het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in de elektronisch vastgestelde plannen die te raadplegen zijn op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 968,88 (zegge: negenhonderdachtenzestig euro en achtentachtig cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013
539.