201206457/1/A4.
Datum uitspraak: 24 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Berlaere Vastgoedontwikkeling B.V., gevestigd te Best,
appellante,
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2012 heeft het college aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Quik Holding B.V. een vergunning als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een aardappel- en uiengroothandel, aardappelverwerkend bedrijf en bedrijfsverzamelgebouw aan de Akkerseweg 13b en 16 te Hedel, gemeente Maasdriel.
Tegen dit besluit heeft Berlaere B.V. beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Quik B.V. en Berlaere B.V. hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 juni 2013, waar Berlaere B.V., vertegenwoordigd mr. M.P. Wolf, advocaat te Breda, ing. F.H.M. van Laere en C.J.M. Machielse, en het college, vertegenwoordigd door J.J.W.G. Oetelaar en H. van Dalen, werkzaam bij de gemeente onderscheidenlijk de Omgevingsdienst Rivierenland, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Quik B.V, vertegenwoordigd door mr. H.M.F.F. Verbeet, P.H. Pellen, ing. P.W. de Waard en A.P. Quik, gehoord.
Overwegingen
1. Bij besluit van 6 maart 2007 is voor de inrichting een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer (oud) verleend. Bij uitspraak van 12 december 2007 in zaak nr. 200703111/1 is deze vergunning onherroepelijk geworden.
De bij het bestreden besluit verleende veranderingsvergunning ziet op een verruiming van de bedrijfstijden op maandag tot en met zaterdag voor het lossen van aardappelen uit vrachtwagens. De bedrijfstijden worden verruimd van 07.00 uur naar 06.00 uur 's ochtends en voor maximaal 20 keer per jaar van 19.30 uur naar 23.00 uur 's avonds.
2. De vergunningaanvraag is ingediend vóór de inwerkingtreding op 1 oktober 2010 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Het college heeft, gelet op het overgangsrecht van de Invoeringswet Wabo, op basis van het vóór 1 oktober 2010 geldende recht de gevraagde vergunning krachtens de Wet milieubeheer verleend.
3. Bij de behandeling van het beroep is de vraag gerezen of de inrichting thans op grond van de Wabo vergunningplichtig is en in verband daarmee of aan de bestreden vergunning nog betekenis toekomt.
3.1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het veranderen of het veranderen van de werking van een inrichting.
Ingevolge het derde lid kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat met betrekking tot daarbij aangewezen activiteiten als bedoeld in het eerste lid in daarbij aangegeven categorieën gevallen, het in dat lid gestelde verbod niet geldt.
Ingevolge artikel 2.1, tweede lid, van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) worden als categorieën vergunningplichtige inrichtingen aangewezen de categorieën inrichtingen waartoe een IPPC-installatie behoort en de categorieën inrichtingen die als zodanig zijn aangewezen in bijlage I, onderdeel B, en onderdeel C.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wabo wordt onder IPPC-installatie verstaan: installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage I van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334).
Categorie 6.4, onder b, aanhef en onder ii, van bijlage I bij Richtlijn 2010/75/EU heeft betrekking op de bewerking en verwerking voor de fabricage van levensmiddelen van uitsluitend plantaardige grondstoffen met een productiecapaciteit van meer dan 300 ton per dag eindproducten of 600 ton per dag eindproducten indien de installatie gedurende een periode van niet meer dan 90 opeenvolgende dagen in bedrijf is.
3.2. Anders dan Quick B.V. ter zitting heeft betoogd, behoort tot de inrichting geen IPPC-installatie. Daartoe overweegt de Afdeling het volgende.
Op basis van de in 2007 verleende revisievergunning mag de inrichting zes dagen per week - van maandag tot en met zaterdag - in werking zijn en mogen jaarlijks 55.000 ton aardappelen, 35.000 ton aardappelproducten en 5.000 ton uien worden verwerkt. Bij de bestreden veranderingsvergunning is het aantal dagen per week waarop de inrichting in werking mag zijn niet gewijzigd. Evenmin is daarbij de eerder vergunde productieomvang gewijzigd. Nu de inrichting niet meer dan 90 opeenvolgende dagen in werking mag zijn, is voor de toepasselijkheid van categorie 6.4, onder b, aanhef en onder ii, van bijlage I bij Richtlijn 2010/75/EU vereist dat de productiecapaciteit meer dan 600 ton per dag eindproducten bedraagt. Aan dit vereiste wordt niet voldaan.
3.3. Bij het Besluit van 31 oktober 2012 tot wijziging van het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht en enkele andere besluiten (nieuwe activiteiten, integratie Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer, vereenvoudigingen en reparaties in het Activiteitenbesluit milieubeheer) (Stb. 2012, 558) is het Bor gewijzigd. Daarbij is, voor zover hier van belang, onderdeel a van categorie 9.4 van onderdeel C van bijlage I bij het Bor komen te vervallen. Deze wijziging is op 1 januari 2013 in werking getreden. Het wijzigingsbesluit bevat voor deze zaak geen relevant overgangsrecht.
Vast staat dat de inrichting vanaf 1 januari 2013 noch in onderdeel B noch in onderdeel C van bijlage I bij het Bor is aangewezen als een vergunningplichtige inrichting.
3.4. Uit het vorenstaande volgt dat voor de inrichting sinds 1 januari 2013 geen vergunningplicht meer geldt. Dit betekent dat de veranderingsvergunning per 1 januari 2013 is komen te vervallen. De inrichting wordt vanaf die datum gereguleerd door het Activiteitenbesluit milieubeheer.
3.5. Op grond van artikel 6.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer kunnen de voorschriften van een vergunning gedurende maximaal drie jaar na het van toepassing worden van het Activiteitenbesluit milieubeheer op de inrichting worden aangemerkt als maatwerkvoorschriften, indien die vergunning onmiddellijk voor het van toepassing worden van het Activiteitenbesluit milieubeheer in werking en onherroepelijk was.
Nu de bij het bestreden besluit verleende veranderingsvergunning niet vóór 1 januari 2013 onherroepelijk was, zijn er geen voorschriften die ingevolge artikel 6.1 worden aangemerkt als maatwerkvoorschriften.
4. Gezien het voorgaande heeft Berlaere B.V. geen belang bij een beoordeling van haar beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff,
ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van der Maesen de Sombreff
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013
190-732.