ECLI:NL:RVS:2013:467

Raad van State

Datum uitspraak
24 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
201300817/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toepassing van spoedeisende bestuursdwang en de kostenverhaal op de overtreder

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellante] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2012. Het dagelijks bestuur van Stadsdeel Noord gemeente Amsterdam had op 14 april 2011 besloten om spoedeisende bestuursdwang toe te passen, omdat de woning van [appellante] ernstig vervuild was in strijd met het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken en de Bouwverordening Amsterdam. De kosten van deze bestuursdwang, vastgesteld op € 3530,80, zouden voor rekening van [appellante] komen.

[Appellante] stelde dat de rechtbank niet had onderkend dat het dagelijks bestuur de kosten niet in redelijkheid op haar kon verhalen, gezien haar geestestoestand. Ze voerde aan dat een doorverwijzingsbrief van haar huisarts niet voldoende was gewaardeerd door de rechtbank, en dat de invordering van de kosten zou leiden tot ernstige financiële problemen. De rechtbank had echter geoordeeld dat [appellante] als overtreder kon worden aangemerkt en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het verhaal van de kosten onredelijk maakten.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 juli 2013 behandeld. De rechtbank had terecht overwogen dat de verklaring van Mentrum, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, niet aantoonde dat [appellante] geen verwijt kon worden gemaakt. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd openbaar gedaan op 24 juli 2013, waarbij de Afdeling de aangevallen uitspraak bevestigde en de kosten voor de bestuursdwang voor rekening van [appellante] bleven.

Uitspraak

201300817/1/A1.
Datum uitspraak: 24 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 december 2012 in zaak nr. 12/1995 in het geding tussen:
[appellante]
en
het dagelijks bestuur van Stadsdeel Noord gemeente Amsterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 14 april 2011 heeft het dagelijks bestuur zijn beslissing om jegens [appellante] spoedeisende bestuursdwang toe te passen, ter zake van het ontruimen van de woning op het perceel [locatie A] te Amsterdam, op schrift gesteld. Daarbij heeft het dagelijks bestuur beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang voor rekening van [appellante] komen.
Bij besluit van 14 september 2011 heeft het dagelijks bestuur de kosten van de toepassing van bestuursdwang vastgesteld op € 3530,80.
Bij besluit van 15 maart 2012 heeft het dagelijks bestuur het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2013, waar J.A. [appellante], bijgestaan door mr. I. Heijselaar, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. E.R. Slot, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het dagelijks bestuur heeft naar aanleiding van een op 13 april 2011 verrichte inspectie geconstateerd dat de woning van [appellante] in strijd met het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken en de Bouwverordening Amsterdam ernstig is vervuild. Het heeft spoedeisende bestuursdwang toegepast en bij besluit van 14 april 2011 de beslissing om spoedeisende bestuursdwang toe te passen op schrift gesteld. Dit besluit is in rechte onaantastbaar. Derhalve staat vast dat [appellante] als overtreder kan worden aangemerkt.
2. [appellante] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het dagelijks bestuur de kosten voor het toepassen van bestuursdwang niet in redelijkheid op haar heeft kunnen verhalen. Daartoe voert zij aan dat uit de door haar overgelegde stukken blijkt dat haar gelet op haar geestestoestand niet kan worden verweten inadequaat te hebben gehandeld. Volgens [appellante] heeft de rechtbank niet de juiste waarde toegekend aan een doorverwijzingsbrief van de huisarts waarin staat dat zij langdurig een stoornis heeft die zich onder andere uitte in een verzameldrift. Voorts voert zij daartoe aan dat invordering van de last onder bestuursdwang leidt tot ernstige financiële omstandigheden.
2.1. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 13 oktober 2010 in zaak nr. 201002541/1/H3), kan voor het maken van een uitzondering onder meer aanleiding bestaan indien de aangeschrevene ten aanzien van de ontstane situatie geen verwijt valt te maken en bij het ongedaan maken van de met het recht strijdige situatie het algemeen belang in die mate is betrokken dat de kosten in redelijkheid niet of niet geheel voor rekening van de aangeschrevene behoren te komen.
2.2. In de door [appellante] overgelegde verklaring van Mentrum, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, wordt geconcludeerd dat het affect niet passend lijkt bij de ernst van haar huidige woonsituatie en er geen evidente aanwijzingen zijn voor psychopathologie die ten grondslag kunnen liggen aan de verwaarlozing. De rechtbank heeft gelet op die verklaring terecht overwogen dat het niet aannemelijk is dat [appellante] geen verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de ontstane situatie. Aan de doorverwijzingsbrief van de huisarts kan niet de waarde worden toegekend die zij daaraan gehecht wil zien, omdat de diagnose van Mentrum is opgesteld door deskundigen op het terrein van geestelijke gezondheidszorg en de brief van de huisarts dateert van een jaar en vijf maanden na het besluit tot toepassen van spoedeisende bestuursdwang.
De gestelde financiële positie heeft [appellante] niet met stukken onderbouwd en kan reeds daarom niet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheid. Nu ook anderszins niet is gebleken van bijzondere omstandigheden, heeft de rechtbank terecht overwogen dat er geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het dagelijks bestuur de kosten van toepassing van bestuursdwang niet of niet geheel ten laste van [appellante] mocht laten komen.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2013
357-771.