201208434/1/A1.
Datum uitspraak: 31 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bastion Hotel Groep B.V., gevestigd te Utrecht,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 juli 2012 in zaak nr. 12/774 in het geding tussen:
Bastion Hotel Groep
en
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven.
Procesverloop
Bij besluit van 12 januari 2012 heeft het college geweigerd om aan Bastion Hotel Groep een omgevingsvergunning te verlenen voor het wijzigen van het gebruik van een kantoorfunctie naar een hotelfunctie van het perceel Beukenlaan 77 te Eindhoven.
Bij uitspraak van 16 juli 2012 heeft de rechtbank het door Bastion Hotel Groep daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Bastion Hotel Groep hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2013, waar Bastion Hotel Groep, vertegenwoordigd door mr. J.G. Bos, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. T.J.A. Peels, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet op dit geding van toepassing blijft.
2. Ingevolge artikel 2:14, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, geschiedt de verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, niet uitsluitend elektronisch, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, geeft het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp.
Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 3:43, eerste lid, wordt van het besluit tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking mededeling gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
Ingevolge het tweede lid wordt bij de mededeling van een besluit tevens vermeld wanneer en hoe de bekendmaking ervan heeft plaatsgevonden.
Ingevolge artikel 3:44, eerste lid, geschiedt, indien bij de voorbereiding van het besluit toepassing is gegeven aan afdeling 3.4, de mededeling, bedoeld in artikel 3:43, eerste lid:
a. met overeenkomstige toepassing van de artikel 3:11 en 3:12, eerste of tweede lid, en derde lid, onderdeel a, met dien verstande dat de stukken ter inzage liggen totdat de beroepstermijn is verstreken, en
b. door toezending van een exemplaar van het besluit aan degenen die over het ontwerp van het besluit zienswijzen naar voren hebben gebracht.
Ingevolge artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, vangt de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een besluit dat is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 aan met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.
Ingevolge artikel 6;10, eerste lid, aanhef en onder a, blijft ten aanzien van een voor het begin van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien het besluit ten tijde van de indiening wel reeds tot stand was gekomen.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
3. Het besluit van 12 januari 2012 is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb. Het college heeft dit besluit op 25 januari 2012 ter inzage gelegd. De rechtbank heeft overwogen dat de beroepstermijn, gelet hierop, is aangevangen op 26 januari 2012 en is geëindigd op 7 maart 2012, en dat het beroepschrift, nu dit op 8 maart 2012 is ontvangen, derhalve niet tijdig is ingediend.
4. Bastion Hotel Groep heeft eerst ter zitting betoogd dat de beroepstermijn niet is aangevangen, zodat zij ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in haar beroep. Daartoe voert zij aan dat het college in strijd met artikel 3:12, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 2:14, tweede lid, van de Awb niet op tenminste één niet-elektronische wijze kennis heeft gegeven van het besluit van 12 januari 2012. Voorts wijst zij er op dat de kennisgeving van het besluit in strijd met artikel 3:12, eerste lid, van de Awb niet heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de terinzagelegging daarvan, maar op dezelfde dag.
4.1. De Afdeling heeft onder meer in de uitspraak van 15 augustus 2012 in zaak nr. 201102433/1/A4 ten aanzien van de kennisgeving van een ontwerpbesluit overwogen dat kennisgeving via het internet een geschikte wijze van kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de Awb kan zijn. Zoals wordt bevestigd in de memorie van toelichting bij de Wet elektronisch bestuurlijk verkeer (Kamerstukken II 2001-2002, 28 483, nr. 3, blz. 24 en 38), is op de kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, echter tevens artikel 2:14, tweede lid, van de Awb van toepassing. Artikel 2:14, tweede lid, en artikel 3:12, eerste lid, van de Awb dienen in onderlinge samenhang aldus te worden uitgelegd dat op grond daarvan vereist is dat, in verband met de artikelen 3:11, eerste lid, en 3:15, eerste lid, van een ontwerpbesluit op ten minste één niet-elektronische, geschikte wijze als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, kennis wordt gegeven, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.
Uit het voorgaande volgt dat, nu ingevolge artikel 3:44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb op de mededeling van een besluit artikel 3:12, eerste lid, van de Awb van toepassing is, ook artikel 2:14, tweede lid, van de Awb van toepassing is op deze mededeling. Het college wordt niet gevolgd in zijn stelling dat het hier niet gaat om een bericht als bedoeld in artikel 2:14, tweede lid, van de Awb, nu de mededeling van het besluit niet tot één of meer geadresseerden is gericht.
In het onderhavige geval is geen sprake van een wettelijk voorschrift, als bedoeld in artikel 2:14, tweede lid, van de Awb, zodat het college op ten minste één niet-elektronische, geschikte wijze kennis had moeten geven van het besluit van 12 januari 2012, hetgeen het heeft nagelaten. De omstandigheid dat het besluit van 12 januari 2012 op 13 januari 2012 aan Bastion Hotel Groep is verstuurd is in dit kader niet van belang, nu deze verzending niet als kennisgeving in de zin van artikel 3:12, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt. Het college heeft door na te laten op ten minste één niet-elektronische, geschikte wijze kennis te geven van het besluit van 12 januari 2012 in strijd met artikel 2:14, tweede lid, van de Awb gehandeld. Het besluit van 12 januari 2012 is, gelet hierop, niet overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, van de Awb ter inzage gelegd. Daaruit volgt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen het besluit van 12 januari 2012 niet is aangevangen, zodat het beroepschrift van Bastion Hotel Groep is ingediend voor het begin van de beroepstermijn. Uit artikel 6:10, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb volgt dat de omstandigheid dat het beroepschrift is ingediend voor het begin van de beroepstermijn, in dit geval, geen grond is voor niet-ontvankelijkverklaring daarvan.
De rechtbank heeft het beroepschrift, gelet op het voorgaande, ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Het betoog slaagt.
5. Hetgeen Bastion Hotel Groep voor het overige heeft aangevoerd behoeft geen bespreking.
6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 55, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Raad van State naar de rechtbank terugwijzen om te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van het hoger beroep te worden veroordeeld.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 16 juli 2012 in zaak nr. 12/774;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven tot vergoeding van bij de besloten vennootschap Bastion Hotel Groep B.V. in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven aan de besloten vennootschap Bastion Hotel Groep B.V het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 466,00 (zegge: vierhonderdzesenzestig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. G.M.H. Hoogvliet en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Kos, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Kos
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013
580