ECLI:NL:RVS:2013:55

Raad van State

Datum uitspraak
26 juni 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
201210615/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan West-Terschelling - Dennenweg (Brede School) en de gevolgen voor de ruimtelijke ordening

In deze zaak gaat het om de vaststelling van het bestemmingsplan "West-Terschelling - Dennenweg (Brede School)" door de raad van de gemeente Terschelling. Appellant A en appellante B, beiden wonend te West-Terschelling, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De raad heeft op 25 september 2012 het bestemmingsplan vastgesteld, dat voorziet in de realisatie van een brede school op de locatie van de Prinses Margrietschool aan de Dennenweg. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 21 mei 2013.

De appellanten betogen dat er onvoldoende ruimte is voor een aanvaardbare ruimtelijke inpassing van de brede school, omdat het kadastrale perceel A2846 niet in het plan is opgenomen. De raad heeft echter gesteld dat het bestemmingsvlak met de bestemming "Maatschappelijk" groot genoeg is voor de realisatie van de brede school. De Afdeling heeft geoordeeld dat de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het bestemmingsvlak niet uit te breiden met het perceel A2846, omdat er voldoende ruimte is voor de beoogde nieuwbouw.

Daarnaast hebben de appellanten aangevoerd dat het plan leidt tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit en het woon- en leefklimaat. De Afdeling heeft echter vastgesteld dat de afstand tussen de woning van de appellanten en het bestemmingsvlak ongeveer 40 meter bedraagt, en dat er geen recht op een blijvend vrij uitzicht bestaat. De raad heeft ook aansluiting gezocht bij de richtafstanden voor geluid van de VNG-brochure, en de Afdeling heeft geoordeeld dat aan deze richtafstanden wordt voldaan.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat de raad, na afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen die zijn gediend met de realisatie van de brede school dan aan de belangen van de appellanten. Het beroep van appellanten is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201210615/1/R4.
Datum uitspraak: 26 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellante B], beiden wonend te West-Terschelling, gemeente Terschelling,
en
de raad van de gemeente Terschelling,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "West-Terschelling - Dennenweg (Brede School)" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellante B] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 mei 2013, waar [appellant A] en [appellante B], en de raad, vertegenwoordigd door H.T. Smit, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Het plan
1. Het plan voorziet in de realisatie van een brede school op de locatie van de Prinses Margrietschool aan de Dennenweg in West-Terschelling. In de brede school zullen twee basisscholen, een kinderopvang en Jeugdwerk worden gevestigd.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Ruimtelijke inpassing
3. [appellant A] en [appellante B] kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij betogen dat onvoldoende ruimte beschikbaar is om binnen het bestemmingsvlak met de bestemming "Maatschappelijk" in een aanvaardbare ruimtelijke inpassing van de brede school te voorzien, nu het perceel met het kadastrale nummer A2846 (hierna: het perceel A2846) niet in het plan is opgenomen. Volgens hen is om deze reden gekozen voor hogere en dichter bij hun woning op het perceel [locatie] gelegen bebouwing.
3.1. Onder verwijzing naar het rapport "Locatieonderzoek brede school op West-Terschelling" van 3 september 2010 (hierna: het locatieonderzoek) stelt de raad dat het bestemmingsvlak met de bestemming "Maatschappelijk" groot genoeg is om de brede school met de daarbij behorende voorzieningen te realiseren. Volgens de raad was het dan ook niet nodig het perceel A2846 van Staatsbosbeheer te verwerven en in het plan te betrekken. Voorts heeft de raad belang gehecht aan de kosten van de verwerving van dit perceel en de mogelijke vertraging die zou kunnen ontstaan door de onderhandelingen met Staatsbosbeheer en de verwerving of onteigening van het perceel.
3.2. In het locatieonderzoek is de ruimtebehoefte van de gebouwen en het terrein van de brede school geschat op 3.030 m2 bij een eenlaags gebouw en op 2.480 m2 bij realisatie van eenderde deel van het programma op de eerste verdieping. De oppervlakte van het terrein aan de Dennenweg, zonder toevoeging van het perceel A2846, bedraagt volgens het locatieonderzoek 4.280 m2. Hieruit blijkt dat zowel bij een tweelaags gebouw voor de school als bij een schoolgebouw met één bouwlaag voldoende ruimte beschikbaar is voor de realisatie van de brede school op het terrein aan de Dennenweg. Voorts staat op pagina 14 van het locatieonderzoek dat bij de onderzochte locaties voor de brede school als uitgangspunt is gehanteerd dat eenderde deel van het programma op de verdieping wordt gerealiseerd, om ruimte te creëren voor mogelijke toekomstige uitbreiding en een ruimtelijke invulling van het speelterrein. Dit rapport geeft derhalve geen aanleiding voor de conclusie dat vanwege ruimtegebrek op het perceel is gekozen voor hogere of meer nabij de woning op het perceel [locatie] gelegen bebouwing. [appellant A] en [appellante B] hebben niet aannemelijk gemaakt dat het locatieonderzoek zodanige gebreken of onjuistheden bevat dat de raad zich daarop niet heeft mogen baseren. Gelet hierop heeft de raad er naar het oordeel van de Afdeling van kunnen uitgaan dat het desbetreffende bestemmingsvlak reeds zonder de toevoeging van het perceel A2846 voldoende ruimte biedt voor de beoogde nieuwbouw ten behoeve van de brede school. Bij de vaststelling van het plan heeft de raad dan ook in redelijkheid kunnen besluiten het bestemmingsvlak voor de brede school niet uit te breiden met dit perceel. Of de raad de in het plan gekozen invulling van het bestemmingsvlak vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar heeft kunnen achten, wordt hierna beoordeeld.
Het betoog faalt.
Ruimtelijke kwaliteit en woon- en leefklimaat
4. [appellant A] en [appellante B] betogen dat het plan zal leiden tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Zij wijzen in dit verband met name op de ruimtelijke uitstraling van het schoolgebouw. Volgens hen past een schoolgebouw van twee verdiepingen op korte afstand van de perceelsgrens niet in de omgeving, mede omdat ook reeds een ongeveer 10 meter hoge sportzaal op het terrein staat, en wordt hierdoor hun uitzicht aangetast.
[appellant A] en [appellante B] betogen voorts dat het plan zal leiden tot aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning op het perceel [locatie]. Hiertoe voeren zij aan dat het schoolgebouw, in vergelijking met het vorige plan, te dicht bij de woning op dit perceel is gesitueerd. [appellant A] en [appellante B] betogen verder dat de realisering van de brede school tot verkeers- en parkeeroverlast op de Prinses Margrietlaan leidt.
4.1. De raad stelt dat het plan niet leidt tot een ernstige aantasting van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning op het perceel [locatie].
4.2. Aan het terrein waarop de brede school zal worden gerealiseerd, is onder meer de bestemming "Maatschappelijk" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen.
Ingevolge lid 3.2, onder 3.2.1, aanhef en sub b, zullen de gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak worden gebouwd.
Ingevolge sub d zal de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste de in het maatvoeringsvlak aangegeven maximale bouwhoogte (m) bedragen.
Ingevolge sub e zal de dakhelling van de gebouwen en overkappingen niet minder respectievelijk meer bedragen dan de in het maatvoeringsvlak aangegeven minimale - maximale dakhelling (graden).
4.3. In het plan is de ter plaatse toegestane maximale bouwhoogte ten opzichte van het vorige plan "West-Terschelling 1971 (plan 8)" weliswaar met ongeveer 4 meter verlaagd tot 10 meter, maar doordat het plan niet langer − zoals het vorige plan − een maximale goot- of boeihoogte van 6 meter en een maximale dakhelling van 40° voorschrijft, maakt het een groter bouwvolume mogelijk dan het vorige plan en leidt het, in vergelijking met de bouwmogelijkheden die het vorige plan bevatte, mogelijk tot enige aantasting van het uitzicht vanaf de woning op het perceel [locatie]. In dit verband overweegt de Afdeling echter dat geen recht op een blijvend vrij uitzicht bestaat. Voorts neemt de Afdeling in aanmerking dat de afstand tussen de woning op het perceel [locatie] en het bestemmingsvlak met de bestemming "Maatschappelijk" blijkens de verbeelding ongeveer 40 meter bedraagt. Verder is ter zitting gebleken dat door het hoogteverschil in het duingebied het schoolterrein ongeveer 7 meter lager is gelegen dan de Prinses Margrietlaan, zodat het effect van de voorziene bebouwing op het uitzicht ook om die reden beperkt is. Niet in geschil is dat in het plan de grens van het bouwvlak ten opzichte van het vorige plan ongeveer 20 meter in westelijke richting, in de richting van de woning op het perceel [locatie], is verschoven. In hetgeen [appellant A] en [appellante B] hebben aangevoerd ziet de Afdeling echter geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de voorziene brede school bij de gekozen situering en maximale bouwhoogte past in de omgeving en niet leidt tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ervan.
Het betoog faalt in zoverre.
4.4. De raad heeft bij de vaststelling van het plan aansluiting gezocht bij de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) waarin staat dat voor basisscholen en kinderopvangvoorzieningen ten opzichte van gevoelige functies, zoals wonen, een richtafstand van 30 meter voor geluid geldt. Zoals onder 4.3 is overwogen, bedraagt de kortste afstand tussen het bestemmingsvlak met de bestemming "Maatschappelijk" en de achtergevel van de woning op het perceel [locatie] ongeveer 40 meter, waardoor aan de richtafstand uit de VNG-brochure wordt voldaan. [appellant A] en [appellante B] hebben geen bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat met inachtneming van voornoemde richtafstand in zoverre geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse kan worden gewaarborgd.
In de plantoelichting staat, zoals de raad ter zitting nader heeft toegelicht, dat de verkeersaantrekkende werking als gevolg van de realisatie van de brede school slechts een geringe stijging van de verkeersintensiteit meebrengt. Voorts wordt vermeld dat de leerlingen van de brede school voornamelijk uit West-Terschelling afkomstig zijn en uit het advies van Veilig Verkeer Nederland blijkt dat bij slecht weer 27% van de leerlingen met de auto wordt gebracht en bij mooi weer 19%. Ter zitting hebben [appellant A] en [appellante B] bevestigd dat zij deze gegevens als zodanig niet bestrijden. Verder voorziet het plan binnen de bestemming "Verkeer-Verblijf" in de mogelijkheid om parkeerterreinen en -voorzieningen aan te leggen. Gelet hierop ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat als gevolg van de realisering van het plan hoeft te worden gevreesd voor onaanvaardbare toename van verkeers- dan wel parkeeroverlast op de Prinses Margrietlaan.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad, na afweging van de betrokken belangen, in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen die zijn gediend met de realisatie van de brede school dan aan het belang dat is gediend met behoud van het huidige woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning op het perceel [locatie].
Het betoog faalt.
Beïnvloeding bouwmogelijkheden op het perceel A3806
5. [appellant A] en [appellante B] betogen dat het plan leidt tot aantasting van de bouwmogelijkheden voor een seniorenwoning op een deel van hun perceel met het kadastrale nummer A3806 (hierna: het perceel A3806). Zij vrezen hierdoor economische schade te zullen lijden.
5.1. De raad stelt dat door de realisering van de brede school de bouwmogelijkheden op het perceel A3806 niet zullen wijzigen.
5.2. De voorzitter heeft in zijn uitspraak van 25 januari 2013 op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (zaak nr. 201210615/2/R4) dit bezwaar inhoudelijk behandeld en is op grond van de in die uitspraak opgenomen overwegingen tot een voorlopig rechtmatigheidsoordeel gekomen, inhoudende dat het plan de door [appellant A] en [appellante B] bedoelde bouwmogelijkheden op het perceel A3806 niet aantast, omdat niet is gebleken dat het ten tijde van de vaststelling van het plan ter plaatse geldende bestemmingsplan
"West-Terschelling 1971 (plan 8)" en het inmiddels vastgestelde − nog niet in rechte onaantastbare − bestemmingsplan "West-Terschelling 2012" de bouw van een extra woning mogelijk maken. De Afdeling ziet in hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gebracht geen grond om op dit punt tot een ander oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit te komen dan de voorzitter in de uitspraak van 25 januari 2013.
Met de voorzitter is de Afdeling voorts van oordeel dat voor zover [appellant A] en [appellante B] betogen dat de vaststelling van het plan de kans verkleint dat hun nog zal worden toegestaan een extra woning op het perceel A3806 te bouwen en zij hierdoor economische schade lijden, de raad aan dat mogelijke gevolg geen doorslaggevende betekenis heeft hoeven toe te kennen.
Het betoog faalt.
Alternatieven
6. [appellant A] en [appellante B] betogen dat de raad alternatieve locaties voor de brede school onvoldoende heeft onderzocht. Volgens hen is er aan de West Aletalaan, tegenover Hotel Europa, een geschikte alternatieve locatie beschikbaar, die bovendien in eigendom is van de gemeente.
6.1. De raad stelt dat verschillende alternatieven zijn onderzocht, maar dat uitsluitend de in het plan opgenomen locatie geschikt is gebleken voor de realisatie van de brede school.
6.2. De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsvrijheid. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
De voorzitter heeft in de onder 5.2 genoemde uitspraak van 25 januari 2013 op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dit bezwaar inhoudelijk behandeld en is op grond van de in die uitspraak opgenomen overwegingen tot een voorlopig rechtmatigheidsoordeel gekomen, inhoudende dat in het locatieonderzoek de voor- en nadelen van verschillende locaties voor de brede school, waaronder de door [appellant A] en [appellante B] genoemde locatie aan de West Aletalaan en die aan de Dennenweg, zijn onderzocht en dat de raad − op basis van het locatieonderzoek − in redelijkheid de voorkeur heeft kunnen geven aan de locatie aan de Dennenweg boven de locatie aan de West Aletalaan. De Afdeling ziet in hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gebracht geen grond om op dit punt tot een ander oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit te komen dan de voorzitter in de uitspraak van 25 januari 2013.
Het betoog faalt.
Waardevermindering
7. Voor zover [appellant A] en [appellante B] betogen dat het plan nadelige invloed heeft op de waarde van de woning op het perceel [locatie], bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
Conclusie en proceskosten
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juni 2013
271-650.