ECLI:NL:RVS:2013:576

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
201211947/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en ontheffing voor plaatsing poorten in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Raad van State op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellante] tegen de beslissing van de rechtbank Almelo. De rechtbank had eerder op 21 november 2012 het beroep van [appellante] ongegrond verklaard, nadat het college van burgemeester en wethouders van Enschede op 1 december 2011 had geweigerd een bouwvergunning en ontheffing te verlenen voor de plaatsing van twee poorten op haar perceel in Enschede. Het college had de aanvraag afgewezen op basis van strijdigheid met het bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld op 15 juli 2013. Tijdens deze zitting is mr. E.D. Breuning Ten Cate, advocaat van [appellante], verschenen, evenals vertegenwoordigers van het college. De Afdeling heeft overwogen dat het college op goede gronden heeft kunnen stellen dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand, mede op basis van negatief advies van de welstandscommissie. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college zich op het welstandsadvies mocht baseren, en dat er geen aanleiding was om dit advies terzijde te schuiven.

Daarnaast heeft de Afdeling geoordeeld dat het tijdsverloop sinds de aanvraag niet het vertrouwen rechtvaardigde dat de vergunning zou worden verleend. Het hoger beroep van [appellante] is ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er zijn geen proceskosten aan de orde gesteld.

Uitspraak

201211947/1/A1.
Datum uitspraak: 31 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te Enschede,
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 21 november 2012 in zaak nr. 12/460 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Enschede.
Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2011 heeft het college geweigerd een bouwvergunning en ontheffing te verlenen voor de plaatsing van twee poorten, elk bestaande uit twee zuilen en een hek op het perceel [locatie] te Enschede (hierna: het perceel).
Bij besluit van 22 maart 2012 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 november 2012 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2013, waar mr. E.D. Breuning Ten Cate, advocaat te Almelo, en het college, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij besluit van 1 december 2011 heeft het college de aanvraag om lichte bouwvergunning afgewezen op de grond dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand.
2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1996" rust op het perceel aan de zijde van de Horstlindelaan de bestemming "Sportvelden" en op het perceel aan de zijde van de Pompstationweg de bestemming "Agrarisch gebied met landschappelijke waarde" met de zogenoemde gastbestemming "Woning".
Niet in geschil is dat ter plaatse van het perceel ingevolge het bestemmingsplan de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen ten hoogste twee meter mag bedragen en het bouwplan, dat voorziet in toegangszuilen met een hoogte van 2,65 meter, in zoverre in strijd is met het bestemmingsplan.
4. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college het welstandsadvies niet mocht overnemen, omdat in dit advies is uitgegaan van een verkeerde kleur en geen onderscheid is gemaakt tussen de verschillende bestemmingen behorende bij het perceel. Daarnaast is in deze toegangszuilen natuursteen verwerkt, die ook voorkomt in de woning, zodat de woning en de poorten een bij elkaar passend geheel vormen, aldus [appellante]. Ten slotte is het volgens [appellante] met name uit het oogpunt van veiligheid passend het perceel af te sluiten.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 6 mei 2009 in zaak nr. 200804977/1) mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Ook laatstgenoemde omstandigheid kan aanleiding geven tot het oordeel dat het besluit van het college in strijd is met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder d, van de Woningwet of niet berust op een deugdelijke motivering. Dit neemt echter niet weg dat een welstandsnota criteria kan bevatten die zich naar hun aard beter lenen voor beoordeling door een deskundige dan voor beoordeling door een aanvrager of derde-belanghebbende.
4.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich op goede gronden op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand. Hierbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat de welstandscommissie in totaal vier keer negatief advies heeft uitgebracht. In deze adviezen heeft de welstandscommissie getoetst aan de Welstandsnota en geconcludeerd dat de poorten, waarvan de zuilen bestaan uit ruw afgewerkte en massief ogende natuursteen, wat betreft aard, omvang en materiaalgebruik niet passen in het Twentse landschap. In hetgeen [appellante] naar voren heeft gebracht heeft de rechtbank, mede gelet op het feit dat zij geen deskundig tegenadvies heeft overgelegd, terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen. De omstandigheid dat in de woning dezelfde natuursteen als in de zuilen is verwerkt leidt evenmin tot een ander oordeel, nu de woning slechts voor een gering aandeel uit die natuursteen bestaat en de zuilen zich op afstand van de woning bevinden. Tevens is voor de welstandstoetsing, anders dan [appellante] betoogt, niet het bestemmingsplan bepalend, maar de welstandsnota en de daarin neergelegde indeling in categorieën, waarbij in dit geval de ene poort valt in de categorie "Boerenerven" en de andere in "Vrije landelijke bebouwing", met de bijbehorende beschrijvingen. Veiligheidsoverwegingen spelen bij deze toetsing evenmin een rol.
Het betoog faalt.
5. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat door het verstrijken van een lange termijn het vertrouwen is gewekt dat bouwvergunning met ontheffing zou worden verleend.
5.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het tijdsverloop sinds [appellante] de aanvraag voor de lichte bouwvergunning had ingediend, niet het vertrouwen rechtvaardigde dat haar bouwvergunning en ontheffing zou worden verleend. De rechtbank heeft voorts terecht overwogen dat het college aan zijn weigering om de strijdigheid met het bestemmingsplan op te heffen in redelijkheid ten grondslag heeft kunnen leggen dat een negatief welstandsadvies is uitgebracht.
Het betoog faalt.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013
357-789