ECLI:NL:RVS:2013:596

Raad van State

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
201211828/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgevingsvergunningen voor restauratie en vervanging lantaarns in Wassenaar

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Stichting Monumentenstichting Kasteel Oud-Wassenaar tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 14 november 2012. De rechtbank had de beroepen van de Monumentenstichting tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar, die omgevingsvergunningen verleenden aan de Vereniging van Eigenaars Park Oud Wassenaar voor het restaureren van de Zuidpoort en Noordpoort en het vervangen van lantaarns, niet-ontvankelijk verklaard. De Monumentenstichting stelde hoger beroep in, omdat zij van mening was dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat haar beroep niet tijdig was ingediend. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 5 juli 2013, waarbij de Monumentenstichting werd vertegenwoordigd door mr. D.J. van Schravendijk en het college door mr. I.M. van der Heijden. De Vereniging van Eigenaars Park Oud Wassenaar was ook aanwezig, vertegenwoordigd door E.G. van Haarlem.

De Raad van State overwoog dat de rechtbank de onjuiste tenaamstelling in het pro-formaberoepschrift niet als verzuim kon aanmerken dat hersteld kon worden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het beroep van de Monumentenstichting niet-ontvankelijk was, omdat het na de termijn was ingediend. Echter, de Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte niet had beslist op het beroep van de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar, die ook betrokken was in deze procedure. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze niet op het beroep van de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar was beslist. De Raad bevestigde de uitspraak voor het overige en verklaarde het beroep van de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar niet-ontvankelijk. Tevens werd bepaald dat het griffierecht aan de Monumentenstichting werd terugbetaald.

Uitspraak

201211828/1/A1.
Datum uitspraak: 31 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Stichting Monumentenstichting Kasteel Oud-Wassenaar (hierna: de Monumentenstichting), gevestigd te Wassenaar,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 14 november 2012 in zaken nrs. 12/4392 en 12/4393 in het geding tussen:
de Monumentenstichting
en
het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 18 april 2012 heeft het college aan de Vereniging van Eigenaars Park Oud Wassenaar omgevingsvergunningen verleend voor het restaureren van de Zuidpoort en Noordpoort en voor het vervangen van de lantaarns op de pijlers van deze poorten op het perceel Park Oud Wassenaar 10 te Wassenaar.
Bij uitspraak van 14 november 2012 heeft de rechtbank de door de Monumentenstichting daartegen ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Monumentenstichting hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Monumentenstichting heeft nadere stukken ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de Vereniging van Eigenaars Park Oud Wassenaar een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juli 2013, waar de Monumentenstichting, vertegenwoordigd door mr. D.J. van Schravendijk, en het college, vertegenwoordigd door mr. I.M. van der Heijden, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Vereniging van Eigenaars Park Oud Wassenaar, vertegenwoordigd door E.G. van Haarlem, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt het bezwaar- of beroepschrift ondertekend en bevat het ten minste de naam en het adres van de indiener.
Ingevolge artikel 6:6, onder a, kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Ingevolge artikel 6:7 bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:11 blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Ingevolge artikel 6:13 kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
2. Vaststaat dat het pro-forma beroepschrift van de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar tijdig is ingediend en zij geen zienswijzen naar voren heeft gebracht tegen het ontwerpbesluit. Voorts staat vast dat het beroepschrift van de Monumentenstichting na afloop van de daarvoor geldende termijn is ingediend.
3. De Monumentenstichting betoogt dat de rechtbank haar beroep ten onrechte op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert zij aan dat in het pro-formaberoepschrift abusievelijk is vermeld dat beroep wordt ingesteld door de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar en de rechtbank redelijkerwijs had moeten begrijpen dat beoogd is beroep in te stellen door de Monumentenstichting, omdat zij zienswijzen naar voren heeft gebracht en het griffierecht heeft voldaan.
3.1. Een onjuiste tenaamstelling in het pro-formaberoepschrift is geen verzuim dat buiten de termijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Awb met toepassing van artikel 6:6 van de Awb kan worden hersteld. Dat de onjuiste tenaamstelling in het pro-formaberoepschrift berust op een verschrijving en de rechtbank redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat beoogd is beroep in te stellen door Monumentenstichting, maken dit, wat daar ook van zij, niet anders. Nu de Monumentenstichting niet voor het einde van de beroepstermijn beroep heeft ingesteld, heeft de rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het standpunt dat het college ten onrechte niet op de door haar naar voren gebrachte zienswijzen heeft gereageerd, leidt niet tot een ander oordeel, nu dit een inhoudelijke grond betreft en geen rol kan spelen bij de beoordeling van de vraag of het beroep tijdig is ingesteld.
Het betoog faalt.
4. De Monumentenstichting heeft evenwel terecht betoogd dat de rechtbank ten onrechte aan het subsidiair aangevoerde betoog, dat de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar als appellante moet worden aangemerkt, is voorbijgegaan door dit betoog alleen te betrekken bij de beoordeling van het primaire betoog, dat het pro-formaberoep abusievelijk is ingesteld door de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar en het kenbaar is dat beoogd is pro-formaberoep in te stellen door de Monumentenstichting.
5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd voor zover daarbij niet op het beroep van de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar is beslist. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar tegen het besluit van 18 april 2012 alsnog niet-ontvankelijk verklaren. Daartoe overweegt de Afdeling als volgt.
6. De Monumentenstichting en de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar zijn twee aparte rechtspersonen met uiteenlopende doelstellingen. De door de Monumentenstichting naar voren gebrachte zienswijzen, kunnen reeds daarom niet tot die van de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar worden gemaakt. Nu de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar geen zienswijzen naar voren heeft gebracht, is het door haar ingestelde beroep ingevolge artikel 6:13 van de Awb niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Redelijke toepassing van artikel 54, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang, brengt met zich dat het in hoger beroep betaalde griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan de Monumentenstichting wordt terugbetaald.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank ‘s Gravenhage van 14 november 2012 in zaken nrs. 12/4392 en 12/4393, voor zover daarbij niet op het beroep van de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar is beslist;
III. bevestigt die uitspraak voor het overige;
IV. verklaart het door de B.V. Exploitatie Kasteel Oud-Wassenaar bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
V. bepaalt dat de secretaris van de Raad van State het door de Monumentenstichting voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 466,00 (zegge: vierhonderdzesenzestig euro) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013
357-771.