ECLI:NL:RVS:2013:603

Raad van State

Datum uitspraak
26 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
201305220/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • S. Zwemstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Zegheweg

Op 28 maart 2013 heeft de raad van de gemeente Woudenberg het bestemmingsplan "Zegheweg" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft verzoeker, wonend te Woudenberg, beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 16 juli 2013 ter zitting behandeld, waar verzoeker en de raad, vertegenwoordigd door I.K. Kuperus en M. Valé, aanwezig waren. De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van woningen op een afstand van ten minste 16 meter van het perceel van verzoeker. Verzoeker is van mening dat het plan onomkeerbare gevolgen heeft voor zijn bedrijfsactiviteiten en heeft daarom om een voorlopige voorziening gevraagd. De raad heeft tijdens de zitting verklaard dat de gronden waarop de woningen zijn gepland eigendom zijn van de gemeente en dat deze gronden niet verkocht zullen worden en er geen uitvoering van het bestemmingsplan zal plaatsvinden voordat er uitspraak is gedaan in de bodemzaak. De voorzitter heeft geen reden om aan deze mededelingen te twijfelen en concludeert dat er geen feitelijke werkzaamheden zullen plaatsvinden voordat de bodemzaak is behandeld. Daarom is er volgens de voorzitter geen spoedeisend belang dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De voorzitter heeft het verzoek afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2013.

Uitspraak

201305220/2/R2.
Datum uitspraak: 26 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), beiden wonend te Woudenberg,
en
de raad van de gemeente Woudenberg,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Zegheweg" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 juli 2013, waar [verzoeker] en de raad, vertegenwoordigd door I.K. Kuperus en M. Valé, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet onder meer in de bouw van woningen op een afstand van ten minste 16 m van het perceel [locatie].
3. [verzoeker] kan zich niet verenigen met het plan. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen voor zijn bedrijfsactiviteiten op het perceel [locatie] heeft hij verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
4. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de gronden waarop de woningen zijn voorzien in eigendom zijn van de gemeente. Ter zitting heeft de raad toegezegd dat deze gronden niet zullen worden verkocht en evenmin tot uitvoering van het bestemmingsplan zal worden overgegaan voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak. De voorzitter ziet geen aanleiding om aan de mededelingen van de raad te twijfelen. Gelet hierop kan er van worden uitgegaan dat geen feitelijke werkzaamheden op voormelde gronden zullen worden verricht en geen aanvragen om een omgevingsvergunning zijn te verwachten voordat uitspraak is gedaan in de bodemzaak. Derhalve is de voorzitter van oordeel dat met het verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
5. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter aanleiding het verzoek af te wijzen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2013
91-749.