ECLI:NL:RVS:2013:610

Raad van State

Datum uitspraak
7 augustus 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
201211700/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bouwvergunning voor strandpaviljoen en toiletgebouw in Zandvoort

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, waarin de rechtbank de bezwaren van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen de bouwvergunning voor een strandpaviljoen en toiletgebouw in Zandvoort deels gegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort had op 8 oktober 2010 een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een jaarrond strandpaviljoen op het perceel aan het strand. De rechtbank oordeelde dat de bouwvergunning voor het strandpaviljoen in strijd was met het bestemmingsplan, omdat de oppervlakte van het paviljoen de maximaal toegestane oppervlakte overschreed. De rechtbank vernietigde het besluit van 14 februari 2011, maar liet de rechtsgevolgen daarvan in stand. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de oppervlakte van de terrassen en stelconplaten niet meegeteld dient te worden bij de oppervlakteberekening van het strandpaviljoen. De Afdeling heeft de rechtbank gevolgd in haar oordeel dat de sierlijst van het paviljoen niet als overkapping kan worden aangemerkt en dat de oppervlakteberekening van het college correct was. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat de strandgang niet onbebouwd is gebleven, wat in strijd is met het bestemmingsplan. De Afdeling heeft het college opgedragen om het gebrek in de bestreden besluiten te herstellen door nieuwe besluiten te nemen en deze op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het college om de belangen van alle betrokkenen in acht te nemen bij het nemen van nieuwe besluiten.

Uitspraak

201211700/1/A1.
Datum uitspraak: 7 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1A] en [appellante sub 1B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 1]), beiden wonend te Zandvoort,
2. [appellant sub 2] en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud:
[appellant sub 2]), allen wonend te Zandvoort,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 7 november 2012 in zaken nrs. 11/1690, 11/1700, 11/4538 en 11/4961 in het geding tussen:
[appellant sub 1],
[appellant sub 2],
en
het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort.
Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2010 heeft het college aan [belanghebbende] een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een jaarrond strandpaviljoen op het perceel [locatie] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 14 februari 2011 heeft het college de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard en het besluit van 8 oktober 2010 in stand gelaten onder toevoeging van bouwtekening 01 van 26 januari 2011.
Bij besluit van 27 april 2011 heeft het college aan [belanghebbende] een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een toiletgebouw op het perceel.
Bij besluit van 8 augustus 2011 heeft het college de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 november 2012 heeft de rechtbank de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 14 februari 2011 ingestelde beroepen gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, en de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] tegen het besluit van 8 augustus 2011 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college, [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2013, waar [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. G.A.E.M. van Zinnicq Bergmann, advocaat te Soest, en het college, vertegenwoordigd door T. van der Kleij, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. F.A. Linssen, advocaat te Haarlem, gehoord.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:51a van de Awb, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2. De bouwplannen voorzien in het oprichten van een jaarrond strandpaviljoen met toiletgebouw op het perceel aan het strand in Zandvoort. Zowel het strandpaviljoen als het toiletgebouw rusten op kanaalplaatvloeren met daaronder een paalfundering, die tevens deels worden gebruikt als terras en stranddoorgang. Daarnaast zijn in de bouwplannen stelconplaten voorzien langs de zijkant van de kanaalplaatvloeren, die op de grond rusten. Het strandpaviljoen en het toiletgebouw hebben een sierlijst op dakhoogte, die bestaat uit evenwijdige gordingen met eindbalk. Deze sierlijst is niet voorzien van dakbeplating en laat zonlicht, regenwater en sneeuw door.
3. Ingevolge het bestemmingsplan "Strand en Duin" rust op het perceel de bestemming "Recreatie - Dagrecreatie".
Ingevolge artikel 4, derde lid, van de planvoorschriften gelden voor het bouwen de aanduidingen op de kaart en de volgende bepalingen:
c. ter plaatse van de aanduiding "jaarrond" gelden in geval een jaarrondstrandpaviljoen aanwezig is de bouwvoorschriften "strandpaviljoen" met dien verstande dat in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde onder g geldt dat: in afwijking van het gestelde onder II per strandpaviljoen maximaal één openbaar toilet is toegestaan met een maximaal oppervlak van 75 m2;
d. ter plaatse van de aanduiding "strandgang" een strook van minimaal 6 m onbebouwd dient te blijven;
(…);
g. ter plaatse van de aanduiding "strandpaviljoen" gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan met dien verstande dat:
(…);
II. per strandpaviljoen de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen maximaal 700 m2 mag bedragen.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, wordt onder een bouwwerk verstaan: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Ingevolge het bepaalde in het eerste lid wordt onder een jaarrond strandpaviljoen verstaan: een strandpaviljoen in niet-permanente bebouwing en daarbij behorende erven en voorzieningen zoals terrassen, waar als hoofdfunctie bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en die het gehele jaar op het strand mag staan en als zodanig gebruikt mag worden met dien verstande dat ondergeschikt, strandgerelateerd medegebruik en het houden van kleine seminars/trainingen, kleinschalige tentoonstellingen of als trouwlocatie is toegestaan.
Ingevolge het bepaalde in het eerste lid wordt onder een overkapping verstaan: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
Ingevolge het bepaalde in het eerste lid worden onder een strandafgang verstaan: de toegang tot en de uitgang van het strand.
4. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het bouwplan voor het strandpaviljoen in strijd is met bestemmingsplan, nu dat de maximaal toegestane oppervlakte van 700 m2 als bedoeld in de planvoorschriften overschrijdt. Zij voeren daartoe aan dat de terrassen en stelconplaten door het college ten onrechte niet zijn meegerekend bij de oppervlakteberekening. Ter toelichting stellen zij dat de terrassen en stelconplaten als bouwwerken als bedoeld in het bestemmingsplan aangemerkt dienen te worden. Voorts voeren zij aan dat het college ten onrechte de sierlijst ter hoogte van het dak van het strandpaviljoen niet heeft meegerekend bij de oppervlakteberekening. Deze sierlijst is volgens hen een dakoverstek, die een constructieve functie heeft. Tot slot voert [appellant sub 2] onder verwijzing naar een eigen oppervlakteberekening die bij de rechtbank is ingediend aan dat deze heeft miskend dat het college de gezamenlijke oppervlakte van 694 m2 verkeerd heeft berekend.
4.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de oppervlakte van de terrassen en stelconplaten niet meegeteld dienen te worden bij de maximaal toegestane oppervlakte van 700 m2, nu artikel 4, derde lid, aanhef en onder g, onder II, van de planvoorschriften slechts de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw, bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen vermeldt, tot welke verzameling bouwwerken deze niet behoren. De voorziene terrassen met daaronder de paalfundering en stelconplaten kunnen worden aangemerkt als vloer en fundering onderscheidenlijk verharding bij het strandpaviljoen. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat de sierlijst niet als overkapping kan worden aangemerkt, nu deze niet met beplating is bedekt en de ruimten tussen de houten balken open zijn, zodat deze niet meegerekend dienen te worden bij de oppervlakteberekening. Niet valt in te zien dat de sierlijsten die buiten de dakvlakken zijn gelegen en uitkragen buiten de wanden van het paviljoen een constructieve functie hebben.
De rechtbank heeft naar aanleiding van het betoog in beroep dat de gezamenlijke oppervlakte meer dan 700 m2 bedraagt, geoordeeld dat zij geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de uitkomst van de oppervlakteberekening van 694 m2 van het strandpaviljoen door het college. Door uitsluitend te stellen dat de rechtbank ten onrechte niet heeft getwijfeld aan de oppervlakteberekening van het college zonder nader in te gaan op die oppervlakteberekening zelf en te volstaan met een verwijzing naar een eigen oppervlakteberekening, heeft [appellant sub 2] niet gemotiveerd waarom de desbetreffende overwegingen onjuist dan wel onvolledig zijn. Dat [appellant sub 2] bij brief van 10 juni 2013 alsnog een oppervlakteberekening van het strandpaviljoen bij de Afdeling heeft ingediend, maakt dat niet anders nu [appellant sub 2] ter zitting niet heeft weersproken dat deze oppervlakteberekening ziet op het feitelijk gerealiseerde strandpaviljoen en niet op de bouwtekeningen behorend bij de bouwvergunning. Uitsluitend de bouwvergunning, niet het feitelijk verwezenlijkte plan, is hier aan de orde.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat het voorziene strandpaviljoen in zoverre niet in strijd is met het bestemmingsplan.
Het betoog faalt.
5. [appellant sub 1] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college geen bouwvergunning heeft verleend voor de gerealiseerde terrassen.
5.1. De rechtbank heeft, gelet op de daarbij behorende bouwtekeningen, terecht vastgesteld dat de terrassen zijn vergund in de bouwvergunning.
Het betoog faalt.
6. Het betoog van [appellant sub 2], dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte bouwvergunning heeft verleend omdat het gebruik van het strandpaviljoen voor grootschalige feesten in strijd is met het bestemmingsplan, faalt reeds omdat een dusdanig gebruik niet in de aanvraag om bouwvergunning is vermeld, terwijl het college evenmin redelijkerwijs behoefde aan te nemen dat zodanig gebruik werd beoogd, hetgeen [appellant sub 2] ter zitting niet heeft weersproken.
7. Voorts betoogt [appellant sub 1] dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college de aanvraag om omgevingsvergunning voor het oprichten van een toiletgebouw op het perceel heeft getoetst aan de weigeringsgronden en dat het in zoverre de omgevingsvergunning voor het bouwen mocht verlenen.
7.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college de aanvraag om omgevingsvergunning voor het toiletgebouw heeft getoetst aan de weigeringsgronden, opgenomen in artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) en dat de omgevingsvergunning in zoverre verleend mocht worden.
Het betoog faalt.
8. [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college de omgevingsvergunning voor het toiletgebouw in strijd met het bestemmingsplan heeft verleend. Zij voeren daartoe aan dat het geen openbaar toiletgebouw betreft en dat de oppervlakte van het voorziene toiletgebouw meer dan 75 m2 bedraagt.
8.1. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het voorziene toiletgebouw met daarin naast toiletten ook douches en kleedruimten aangemerkt kan worden als een openbaar toilet als bedoeld in artikel 4, derde lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften. Gelet op de toegestane maximale oppervlakte van 75 m2 bij een strandpaviljoen van maximaal 700 m2 is aannemelijk dat de planwetgever heeft beoogd ook douches en kleedruimten toe te staan. Daarbij heeft de rechtbank terecht in navolging van het college in aanmerking genomen dat [belanghebbende] heeft gesteld dat het voorziene toiletgebouw voor openbaar gebruik is ingericht en geen controle op het gebruik van de toiletvoorzieningen plaatsvindt. Ter zitting van de Afdeling heeft het college nader toegelicht dat in het strandpaviljoen toiletten zijn voorzien voor de bezoekers van het paviljoen en dat de toiletten in het toiletgebouw zijn bedoeld voor de bezoekers van het strand.
De rechtbank heeft de uitkomst van de oppervlakteberekening van 74,8 m2 van het toiletgebouw door het college gevolgd. Door uitsluitend te stellen dat de rechtbank ten onrechte niet heeft getwijfeld aan die oppervlakteberekening onder verwijzing naar de eigen oppervlakteberekening, die bij de rechtbank is ingediend, zonder nader in te gaan op die oppervlakteberekening van het college zelf, heeft [appellant sub 2] niet uiteengezet, waarom de desbetreffende overwegingen onjuist dan wel onvolledig zijn. Dat [appellant sub 2] bij brief van 10 juni 2013 bij de Afdeling alsnog een oppervlakteberekening van het toiletgebouw heeft ingediend, maakt dat niet anders nu zij ter zitting niet heeft weersproken dat deze oppervlakteberekening is uitgevoerd aan de hand van opmeting van het feitelijk gerealiseerde toiletgebouw, niet van de bouwtekeningen behorend bij de omgevingsvergunning. Voor zover [belanghebbende] het toiletgebouw in afwijking van de omgevingsvergunning heeft gebouwd, kan een verzoek om handhavend optreden bij het college worden ingediend.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat het toiletgebouw niet in strijd is met het bestemmingsplan en het college terecht de omgevingsvergunning heeft verleend.
Het betoog faalt.
9. [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte niet het verzoek heeft ingewilligd een deskundige te benoemen om de oppervlakte van het voorziene strandpaviljoen en toiletgebouw te bepalen.
9.1. Ingevolge artikel 8:47, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de bestuursrechter een deskundige benoemen voor het instellen van een onderzoek. Niet valt in te zien dat de rechtbank van deze discretionaire bevoegdheid gebruik moest maken, nu de rechtbank, zoals hiervoor onder 4.1 en 8.1 overwogen, terecht geen aanleiding heeft gezien aan de berekeningen van het college te twijfelen.
10. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat de bouwplannen in strijd zijn met het bestemmingsplan, nu niet een strook strandgang van minimaal 6 m breedte onbebouwd is gebleven.
10.1. Op bouwtekening 01 van 26 januari 2011 behorend bij de bouwvergunning en de bouwtekeningen behorend bij de omgevingsvergunning zijn ter plaatse van de aanduiding "strandgang" op de plankaart, over een breedte van 6 m kanaalplaatvloeren weergegeven, die rusten op balken en een paalfundering en die één horizontale betonnen vloerplaat vormen op de grond.
10.2. De rechtbank heeft niet onderkend dat de bouwvergunning en omgevingsvergunning in strijd met artikel 4, derde lid, aanhef en onder d, van de planvoorschriften zijn verleend. Op de plaats die op de plankaart als "strandgang" is aangeduid, zijn in het bouwplan kanaalplaatvloeren, een balkconstructie en een paalfundering voorzien, die in zowel de bouwvergunning als de omgevingsvergunning zijn vergund en als bouwwerk zijn aan te merken. Derhalve is, daargelaten of de toegang tot en de uitgang van het strand ter plaatse van de aanduiding "strandgang" door de verhoogde vloerplaat worden gehinderd, de strandgang in strijd met artikel 4, derde lid, aanhef en onder d, niet over een minimale breedte van 6 m onbebouwd. Dat, zoals het college ter zitting heeft gesteld, op de kanaalplaatvoeren zelf ter plaatse van de strandgang geen verdere bouwwerken zijn voorzien, doet er niet aan af dat de strook bebouwd is met de kanaalplaatvoeren en onderliggende fundering.
Het betoog slaagt.
11. De conclusie is dat het besluit van 14 februari 2011 onderscheidenlijk het besluit van 8 augustus 2011 zijn genomen in strijd met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde van belang, onderscheidenlijk artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. De door [appellant sub 2] en [appellant sub 1] aangevoerde grond is in zoverre terecht voorgedragen en leidt tot de hierna onder 12 vermelde opdracht aan het college.
12. De Afdeling ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding het college op de voet van artikel 8:51a van de Awb op te dragen het gebrek in de bestreden besluiten binnen de hierna te noemen termijn te herstellen door nieuwe besluiten te nemen en die op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Het college dient daartoe met inachtneming van alle betrokken belangen te beoordelen of het met toepassing van artikel 3.6, eerste lid, onderdeel c, en artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening een ontheffing dan wel projectbesluit, en met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan wil verlenen. Het dient daarbij in aanmerking te nemen dat de strijdigheid van het bouwplan met het bestemmingsplan uitsluitend wordt veroorzaakt doordat de strandgang niet onbebouwd is. Het college behoeft hierbij geen toepassing te geven aan afdeling 3.4 van de Awb.
13. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en de vergoeding van het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort op om binnen zestien weken na de verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen:
1. het besluit van 14 februari 2011, kenmerk 2011/01/002105, en het besluit van 8 augustus 2011, kenmerk 2011/08/000539 te herstellen op een wijze als bedoeld in rechtsoverweging 12;
2. de uitkomst aan de Afdeling en partijen mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2013
357-761.