ECLI:NL:RVS:2013:683

Raad van State

Datum uitspraak
29 juli 2013
Publicatiedatum
7 augustus 2013
Zaaknummer
201304365/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • M.J.M. Mathot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Medevoort Zuid

Op 5 maart 2013 heeft de raad van de gemeente Helmond het bestemmingsplan "Medevoort Zuid" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft een verzoeker, wonend te Helmond, beroep ingesteld en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 22 juli 2013 ter zitting behandeld. De raad was vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, werkzaam bij de gemeente Helmond.

De voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in een planologische-juridische regeling voor de realisatie van een deel van de fietsroute Helmond-Eindhoven ten noorden van het spoor. De verzoeker richt zich specifiek tegen de vaststelling van het plan voor zover het de aanleg van een fietspad betreft, met de intentie om te voorkomen dat met de aanleg kan worden begonnen.

Tijdens de zitting heeft de raad toegelicht dat voor de realisatie van het fietspad gronden in eigendom moeten worden verworven. De raad heeft bovendien toegezegd dat er niet met de uitvoering van het plan zal worden begonnen voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. Gezien deze omstandigheden heeft de voorzitter geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt, en heeft het verzoek afgewezen.

De beslissing werd uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2013, waarbij de voorzitter, mr. M.G.J. Parkins-de Vin, en mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van staat, aanwezig waren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201304365/2/R3.
Datum uitspraak: 29 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], beiden wonend te Helmond (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),
en
de raad van de gemeente Helmond,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Medevoort Zuid" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 juli 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plan voorziet in een planologische-juridische regeling voor het realiseren van een deel van de fietsroute Helmond-Eindhoven ten noorden van het spoor.
3. [verzoeker] richt zich tegen de vaststelling van het plan voor zover een fietspad mogelijk wordt gemaakt. Hij beoogt met zijn verzoek te voorkomen dat met de aanleg van het fietspad aangevangen kan worden.
3.1. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat het voor de realisering van het fietspad nodig is gronden in eigendom te verwerven. Pas na de verwerving van alle hiertoe benodigde percelen zal kunnen worden overgegaan tot de aanleg van het in het plan voorziene fietspad. Verder heeft de raad ter zitting uitdrukkelijk toegezegd dat niet met de uitvoering van het plan zal worden aangevangen voordat door de Afdeling uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.
3.2. Gelet op het vorenstaande is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Mathot
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2013
413-661.