4. Het verzoek van [verzoeker] en anderen ziet onder meer op de percelen kadastraal bekend gemeente Culemborg, Sectie N, nummers 2850, 3282 en 3283. De raad heeft ter zitting toegelicht dat aan de percelen 3282 en 3283 in het voorgaande bestemmingsplan de bestemming "Agrarisch gebied" was toegekend. Voorts heeft de raad ter zitting te kennen gegeven dat in het voorgaande bestemmingsplan aan het perceel 2850 de bestemming "Wonen, bedrijven toegestaan" was toegekend, waarbij volgens de raad alleen lichte en aan de woonbestemming ondergeschikte bedrijvigheden waren toegestaan. In het onderhavige bestemmingsplan is aan voormelde percelen een woonbestemming toegekend, zonder dat daarbij eveneens is voorzien in bouwvlakken.
5. De voorzitter begrijpt [verzoeker] en anderen aldus dat zij met het verzoek om een voorlopige voorziening beogen te bereiken dat op voormelde percelen wordt voorzien in vier bouwvlakken voor woningen dan wel dat voor het perceel 2850 wordt voorzien in een bedrijfsbestemming en voor de percelen 3282 en 3283 in een agrarische bestemming die de exploitatie van een bedrijfsmatige boomgaard mogelijk maakt. De voorzitter overweegt dat een voorlopige voorziening die voormelde ontwikkelingen mogelijk maakt te verstrekkend is. Daarbij is van belang dat ook de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure, gelet op de aard van de toetsing, doorgaans niet zal strekken tot het zelfvoorziend vaststellen van bouwvlakken dan wel de toekenning van een bedrijfsbestemming en een agrarische bestemming. Van uitzonderlijke omstandigheden welke nopen tot een andere conclusie is niet gebleken.
6. Voor zover [verzoeker] en anderen beogen te bereiken dat op voormelde percelen wordt voorzien in vier bouwvlakken voor woningen dan wel dat aan het perceel 2850 een bedrijfsbestemming wordt toegekend, overweegt de voorzitter dat [verzoeker] en anderen in zoverre ook niet zijn gebaat bij een schorsing van de bestreden plandelen, nu dat in zoverre niet het door hen beoogde effect met zich zal brengen gelet op de bestemmingen die deze percelen in het voorgaande plan hadden.
7. Voor zover [verzoeker] en anderen met het verzoek een schorsing beogen van de plandelen met de bestemming "Wonen" voor de percelen 3282 en 3283 alsmede de plandelen met de bestemming "Wonen" gelegen binnen een afstand van 50 m van de percelen 3282 en 3283, omdat volgens hen op de percelen 3282 en 3283 een bedrijfsmatige boomgaard wordt geëxploiteerd, overweegt de voorzitter het volgende. De raad heeft ter zitting toegelicht dat een toezichthouder van de gemeente op 17 januari 2013 heeft geconstateerd dat op de percelen 3282 en 3283 geen volwaardig, doch slechts een niet-bedrijfsmatige boomgaard aanwezig was. Voorts voert de raad aan dat ten behoeve van de bedrijfsactiviteiten op de percelen geen meldingen op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer of de Wet milieubeheer zijn gedaan en dat ook bij de Kamer van Koophandel geen bedrijf op de percelen staat ingeschreven. Naar het oordeel van de voorzitter hebben [verzoeker] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat op de percelen 3282 en 3283 een bedrijfsmatige boomgaard wordt geëxploiteerd. De raad heeft verder te kennen gegeven dat een hobbymatige boomgaard op de percelen met de bestemming "Wonen" in het onderhavige bestemmingsplan is toegestaan. Gelet op het voorgaande ziet de voorzitter in zoverre dan ook geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
8. [verzoeker] en anderen betogen dat geen behoefte bestaat aan 1355 woningen in Culemborg, zodat het bestemmingsplan economisch niet uitvoerbaar is.
8.1. De raad heeft ter zitting toegelicht dat uit regionaal behoefteonderzoek uit 2011 volgt dat nog steeds een behoefte bestaat aan extra woningen in Culemborg. Verder heeft de raad te kennen gegeven dat een deel van de voorziene woningen vervangingsvraag betreft, zodat de netto toevoeging van het aantal woningen substantieel lager ligt dan ongeveer 1350 woningen. [verzoeker] en anderen hebben vooralsnog niet aannemelijk gemaakt dat het bestemmingsplan economisch niet uitvoerbaar is. Gelet op het voorgaande is de voorzitter op voorhand er niet van overtuigd dat het bestemmingsplan economisch niet uitvoerbaar is.
9. Ook in hetgeen [verzoeker] en anderen voor het overige hebben aangevoerd, ziet de voorzitter geen grond voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure niet in stand kan blijven. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten w.g. Zwemstra
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2013
91-749.