ECLI:NL:RVS:2013:76

Raad van State

Datum uitspraak
19 juni 2013
Publicatiedatum
4 juli 2013
Zaaknummer
201304038/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • M.J.G. Driessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het besluit tot vaststelling van het uitwerkingsplan 'De Nieuwe Tuinderij - West 2'

In deze uitspraak van de Raad van State, gedateerd 19 juni 2013, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld. De stichting Beemstergroen heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beemster, dat op 19 maart 2013 het uitwerkingsplan 'De Nieuwe Tuinderij - West 2' heeft vastgesteld. De stichting verzoekt de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening is dat het college onbevoegd was om dit plan vast te stellen. De voorzitter heeft het verzoek op 4 juni 2013 ter zitting behandeld, waarbij zowel de stichting als het college vertegenwoordigd waren. Ook Bouwfonds Ontwikkeling B.V. was als partij aanwezig.

De voorzitter overweegt dat het uitwerkingsplan een deel van het woningbouwplan 'De Nieuwe Tuinderij West' mogelijk maakt, met de bouw van maximaal 37 woningen in het plangebied ten noordwesten van Zuidoostbeemster. De stichting Beemstergroen stelt dat de partiële herziening van het bestemmingsplan niet als basis kan dienen voor het uitwerkingsplan, omdat eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak de goedkeuring van bepaalde plandelen hebben vernietigd. De voorzitter concludeert dat de vernietiging van de goedkeuring terugwerkende kracht heeft, waardoor de plandelen met de bestemming 'Wonen uit te werken (W-U)' geacht moeten worden nooit te hebben bestaan.

Gelet op deze overwegingen en om onomkeerbare gevolgen te voorkomen, besluit de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en het besluit tot vaststelling van het uitwerkingsplan te schorsen. Daarnaast wordt het college van burgemeester en wethouders veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de stichting Beemstergroen, alsook tot terugbetaling van het griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor bestuursorganen om binnen de kaders van de wet te opereren.

Uitspraak

201304038/2/R1.
Datum uitspraak: 19 juni 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting Stichting Beemstergroen, gevestigd te Beemster,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Beemster,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 maart 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders het uitwerkingsplan "De Nieuwe Tuinderij - West 2" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de stichting Beemstergroen beroep ingesteld.
De stichting Beemstergroen heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 juni 2013, waar de stichting Beemstergroen, vertegenwoordigd door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, en E. de Vries-Mulder, en het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, en W.J. Schotten, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwfonds Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door mr. A.A. Kozijn en M.J. Hemmer, als partij gehoord.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. In het voorliggende uitwerkingsplan wordt een deel van het woningbouwplan "De Nieuwe Tuinderij West" planologisch mogelijk gemaakt. Het uitwerkingsplan voorziet in de bouw van maximaal
37 woningen. Het plangebied is gelegen ten noordwesten van de kern Zuidoostbeemster.
3. Bij besluit van 7 juli 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Beemster bij besluit van 18 december 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Zuidoostbeemster I".
Bij besluit van 11 november 2010, nr. 75, heeft de raad het bestemmingsplan "Partiële herziening van het bestemmingsplan Zuidoostbeemster I" (hierna: partiële herziening) vastgesteld.
Bij uitspraak van 26 januari 2011, zaak nr. 200907212/1/R1, heeft de Afdeling het besluit van het college van gedeputeerde staten vernietigd, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan onder meer de plandelen met de bestemming "Wonen uit te werken
(W-U)". Tevens is goedkeuring onthouden aan deze plandelen.
Bij uitspraak van 28 maart 2012, zaak nr. 201100216/1/R1, heeft de Afdeling het besluit tot vaststelling van de partiële herziening vernietigd, voor zover het betreft het plandeel dat op de verbeelding, in het renvooi, was aangeduid als "Woongebied".
Aan de gronden waarop het onderhavige uitwerkingsplan ziet, was in het bestemmingsplan "Zuidoostbeemster I" de bestemming "Wonen uit te werken (W-U)" toegekend.
4. De stichting Beemstergroen voert aan dat het college van burgemeester en wethouders onbevoegd was om het uitwerkingsplan vast te stellen, nu de partiële herziening niet als basis kan dienen voor het uitwerkingsplan.
4.1. Het college van burgemeester en wethouders stelt dat de Afdeling bij uitspraak van 26 januari 2011 het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten gedeeltelijk heeft vernietigd. De grond voor deze vernietiging was volgens het college van burgemeester en wethouders gelegen in het feit dat de raad inmiddels op 11 november 2010 de partiële herziening had vastgesteld waarin de bouwhoogten en het woningaantal van de plandelen met de bestemming "Wonen uit te werken (W-U)" waren gewijzigd. De partiële herziening betreft volgens het college van burgemeester en wethouders het gehele plangebied van het bestemmingsplan "Zuidoostbeemster I". Het wijst daarbij onder meer op artikel 1 van de planregels behorende bij de partiële herziening waarin wordt verwezen naar de plankaart met nummer 101025-0022-01 van het bestemmingsplan "Zuidoostbeemster I". De gedeeltelijke vernietiging van de partiële herziening door de Afdeling bij uitspraak van 28 maart 2012 heeft volgens het college van burgemeester en wethouders slechts betrekking op gronden ten oosten van de Purmerenderweg. Het onderhavige uitwerkingsplan heeft betrekking op de gronden ten westen van deze weg.
4.2. Ingevolge artikel I van de partiële herziening wordt van het bestemmingsplan "Zuidoostbeemster I" de verbeelding herzien overeenkomstig de bij deze partiële herziening behorende verbeelding met het nummer 283478-01 en worden de regels herzien overeenkomstig de vet en cursief gedrukte delen en de doorgehaalde delen zoals ingevoegd uit de regels van het bestemmingsplan "Zuidoostbeemster I".
Ingevolge artikel 1, eerste lid, onder b, wordt onder de verbeelding verstaan de verbeelding met het nummer 101025-0022-01 van het bestemmingsplan "Zuidoostbeemster I".
In de plantoelichting van de partiële herziening staat dat deze herziening uitsluitend de ten opzichte van het bestemmingsplan "Zuidoostbeemster I" gewijzigde elementen bevat en dat de planonderdelen van het bestemmingsplan "Zuidoostbeemster I" die niet worden herzien onverkort blijven gelden. De enige wijziging op de verbeelding betreft de aanpassing van het gebied waarbinnen het zorgcentrum mag worden gerealiseerd.
4.3. De voorzitter overweegt dat de vernietiging van en de onthouding van goedkeuring aan de plandelen met de bestemming "Wonen uit te werken (W-U)" door de Afdeling bij uitspraak van 26 januari 2011 terugwerkende kracht heeft en dat de plandelen met voornoemde bestemming derhalve geacht moeten worden nooit te hebben bestaan. Nu ingevolge artikel 1, eerste lid, onder b, van de planregels behorende bij de partiële herziening wordt verwezen naar de plankaart van het bestemmingsplan "Zuidoostbeemster I" met het nummer 101025-0022-01 en de plandelen op deze plankaart met de bestemming "Wonen uit te werken (W-U) geacht moeten worden nooit te hebben bestaan, betwijfelt de voorzitter of het standpunt van het college van burgemeester en wethouders dat de partiële herziening betrekking heeft op deze plandelen juist is en of het college van burgemeester en wethouders derhalve bevoegd was om het uitwerkingsplan vast te stellen.
5. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen en het besluit tot vaststelling van het uitwerkingsplan te schorsen.
6. Het college van burgemeester en wethouders dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beemster van
19 maart 2013 tot vaststelling van het uitwerkingsplan
"De Nieuwe Tuinderij - West 2";
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Beemster tot vergoeding van bij de stichting Stichting Beemstergroen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 975,08 (zegge: negenhonderdvijfenzeventig euro en acht cent), waarvan € 944,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Beemster aan de stichting Stichting Beemstergroen het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 318,00 (zegge: driehonderdachttien euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Driessen
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2013
634.