ECLI:NL:RVS:2013:771

Raad van State

Datum uitspraak
5 augustus 2013
Publicatiedatum
14 augustus 2013
Zaaknummer
201305681/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • L. Brand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Woonzorgvoorziening Adullam Genemuiden

Op 5 augustus 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen verzoeker en de gemeente Zwartewaterland. Het verzoek volgde op besluiten van de gemeente, waarbij het bestemmingsplan "Woonzorgvoorziening Adullam Genemuiden" werd vastgesteld en een omgevingsvergunning werd verleend voor de bouw van een woonzorgcentrum. Verzoekers, wonend in Genemuiden, stelden dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar alternatieve locaties en dat de behoefte aan het centrum niet was aangetoond. Tevens vreesden zij voor negatieve gevolgen voor verkeer, parkeersituatie, luchtkwaliteit en hun privacy.

De voorzitter heeft het verzoek behandeld op 29 juli 2013. De raad en het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland waren vertegenwoordigd, evenals de Stichting Zorg Adullam. De voorzitter oordeelde dat de besluiten van de gemeente gecoördineerd waren voorbereid en dat er voldoende onderzoek was gedaan naar alternatieven. De voorzitter concludeerde dat de behoefte aan zorgwoningen was aangetoond, gezien de wachtlijst voor zorgplaatsen. Ook de verkeers- en parkeersituatie werden als voldoende beoordeeld, evenals de luchtkwaliteit.

De voorzitter oordeelde dat de afstand tussen de woningen van verzoekers en het bouwvlak groot genoeg was om de privacy niet onevenredig te schaden. De bezonningsstudie toonde aan dat er slechts in de wintermaanden enige schaduwwerking zou zijn. De voorzitter concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat het besluit in de bodemprocedure niet in stand kon blijven. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzitter stelde dat de bodemuitspraak kon worden afgewacht.

Uitspraak

201305681/2/R1.
Datum uitspraak: 5 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, allen wonend te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland,
en
1. de raad van de gemeente Zwartewaterland,
2. het college van burgemeester en wethouders van Zwartewaterland,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Woonzorgvoorziening Adullam Genemuiden" vastgesteld.
Bij besluit van 17 mei 2013 heeft het college aan de stichting Zorg Adullam (hierna: de Stichting) een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een woonzorgcentrum aan de Krommesteeg te Genemuiden.
Tegen deze besluiten hebben onder meer [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld hebben [verzoeker] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de Stichting een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 juli 2013, waar de raad en het college, vertegenwoordigd door M.R. Pot zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de Stichting, vertegenwoordigd door A.J. van Ommeren.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. De besluiten van 16 mei 2013 en 17 mei 2013 zijn op grond van artikel 3.30, eerste lid, aanhef en onder b, en artikel 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt.
Het plan
3. Het plan voorziet in een woonzorgcentrum aan de zuidelijke stadsrand van de kern van Genemuiden. Het centrum zal ruimte bieden aan ongeveer 30 wooneenheden met bijbehorende voorzieningen en een dagbesteding.
4. [verzoeker] en anderen kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij betogen dat de raad onvoldoende onderzoek heeft verricht naar alternatieve locaties voor het woonzorgcentrum. Daarnaast is de behoefte aan het centrum volgens [verzoeker] en anderen onvoldoende aangetoond. Voorts is volgens hen onvoldoende onderzoek verricht naar de gevolgen van het plan voor het verkeer, de parkeersituatie en de luchtkwaliteit. Tevens vrezen zij dat hun privacy ernstig zal worden aangetast en dat het plan negatieve gevolgen zal hebben voor de bezonningssituatie ter plaatse van hun woningen. Daarnaast kunnen zij zich niet verenigen met de mogelijkheid in het plangebied evenementen te organiseren. Teneinde onomkeerbare gevolgen te voorkomen verzoeken zij om het treffen van een voorlopige voorziening.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat voldoende onderzoek is verricht naar de alternatieven. Nu er voorts een wachtlijst is voor de voorziene zorgwoningen bestaat er volgens de raad behoefte aan het centrum. De belangen van omwonenden zijn zorgvuldig afgewogen en gelet op de afstand van de woningen tot het plangebied zal de privacy van omwonenden niet onevenredig worden aangetast, aldus de raad. De raad heeft voorts uiteengezet dat geen negatieve gevolgen zijn te verwachten voor de verkeer- en parkeersituatie en de luchtkwaliteit.
4.2. Uit de plantoelichting volgt dat ten behoeve van de locatiekeuze door de raad en de Stichting een aantal randvoorwaarden is opgesteld. Op grond van deze randvoorwaarden zijn vier locaties verder onderzocht. Uit de plantoelichting volgt dat is gekozen voor het plangebied, omdat deze locatie het beste voldoet aan de opgestelde randvoorwaarden. Uit stedenbouwkundig oogpunt is de onderhavige locatie het meest geschikt en daarnaast is goede integratie mogelijk met de nabij gelegen woonwijk en het woonservicegebied, zo staat in de plantoelichting vermeld. In hetgeen [verzoeker] en anderen hebben aangevoerd, ziet de voorzitter vooralsnog geen grond voor het oordeel dat de raad onvoldoende onderzoek heeft verricht naar alternatieve locaties voor het plan.
4.3. In de plantoelichting staat vermeld dat de in het plan voorziene woningen huisvesting zullen bieden aan mensen met een intensieve zorgvraag. De Stichting heeft in haar schriftelijke reactie uiteengezet dat zij voor deze doelgroep een landelijke wachtlijst heeft van 66 personen, terwijl op dit moment met 84 zorgplaatsen aan deze doelgroep zorg wordt geboden. In Genemuiden is thans een tijdelijke voorziening in gebruik met 16 plaatsen. Deze bewoners zullen in het plangebied worden ondergebracht. De overige 14 woningen zullen plaats bieden aan personen die op de landelijke wachtlijst staan, aldus de Stichting. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de behoefte aan de in het plan voorziene zorgwoningen hiermee voldoende aangetoond.
4.4. Ten behoeve van het plan is onderzoek verricht maar de gevolgen voor het verkeer en de parkeersituatie. Uit de plantoelichting volgt dat het plan ongeveer 130 motorvoertuigen per etmaal tot gevolg zal hebben. De verkeersbewegingen zullen grotendeels langs de Randweg worden afgewikkeld. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat over de Randweg 4500 tot 6000 gemotoriseerde verkeersbewegingen per etmaal plaatsvinden en dat de maximale capaciteit van deze weg nog niet is bereikt. Ter zitting heeft de raad voorts toegelicht dat het plangebied aan de zuidkant is ontsloten om de overlast van omwonenden zo veel mogelijk te beperken. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter op voorhand geen grond voor het oordeel dat het plan negatieve gevolgen zal hebben voor de verkeerssituatie ter plaatse.
4.5. In de plantoelichting staat vermeld dat binnen het plangebied 35 parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd. Volgens de CROW-normen zijn per zorgwoning 0,7 parkeerplaatsen nodig. Nu het plan voorziet in 30 zorgwoningen zijn er voor de overige voorzieningen in het woonzorgcentrum 14 parkeerplaatsen beschikbaar. De raad heeft uiteengezet dat de personen die gebruik maken van deze voorzieningen niet zelf per auto naar het centrum kunnen komen en dat de parkeerplaatsen voornamelijk door personeel en bezoek zullen worden gebruikt. [verzoeker] en anderen hebben dit op zichzelf niet bestreden. In het aangevoerde ziet de voorzitter vooralsnog geen grond voor het oordeel dat het plan voorziet in onvoldoende parkeervoorzieningen ten behoeve van het woonzorgcentrum.
4.6. Ten aanzien van de gevolgen voor de luchtkwaliteit heeft de raad uiteengezet dat het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van het plan dermate beperkt zal zijn dat vaststaat dat het plan niet in betekenende mate zal bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde is opgenomen. De voorzitter acht dit standpunt op voorhand niet onaannemelijk.
4.7. Met betrekking tot het betoog van [verzoeker] en anderen dat het plan hun privacy zal aantasten, overweegt de voorzitter dat de afstand van de woningen van [verzoeker] en anderen tot aan het bouwvlak ongeveer 50 m zal bedragen. De maximale bouwhoogte van de in dit gedeelte van het bouwvlak voorziene bebouwing bedraagt 7 m, terwijl de afstand van de woningen tot aan de gebouwen met een maximale bouwhoogte van 13 m groter is. Voorts is door de raad een bezonningsstudie verricht. Hieruit volgt dat het plan uitsluitend in de maanden november, december en januari voor een aantal woningen in het begin van de ochtend en aan het einde van de middag enige schaduwwerking zal veroorzaken. De voorzitter ziet gelet op voornoemde afstanden en gelet op de bezonningsstudie op voorhand geen aanleiding voor de verwachting dat de aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker] en anderen dusdanig zal zijn dat de raad hieraan een groter gewicht diende toe te kennen dan aan de belangen bij de realisatie van het woonzorgcentrum.
4.8. Ingevolge artikel 7, lid 7.2, aanhef en onder a, van de planregels wordt onder strijdig gebruik met de bestemming niet verstaan het gebruiken of laten gebruiken van de gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daardoor ingevolge wettelijke voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend. Naar het oordeel van de voorzitter brengt de omstandigheid dat hangende de beroepsprocedure in het plangebied evenementen mogen worden gehouden geen onomkeerbare situatie met zich. Aangezien het woonzorgcentrum nog moet worden gerealiseerd, is voorts niet aannemelijk dat hangende de beroepsprocedure ter plaatse evenementen zullen worden georganiseerd. Naar het oordeel van de voorzitter kan op dit punt de bodemuitspraak worden afgewacht.
5. Ook in hetgeen [verzoeker] en anderen voor het overige hebben aangevoerd, ziet de voorzitter geen grond voor de verwachting dat het besluit in de bodemprocedure niet in stand kan blijven. Voor het treffen van een voorlopige voorzienig ten aanzien van het plan bestaat derhalve geen grond.
De omgevingsvergunning
6. Het bouwplan voorziet in de realisatie van het woonzorgcentrum met 30 zorgwoningen en bijbehorende voorzieningen.
7. [verzoeker] en anderen kunnen zich niet verenigen het bouwplan. Zij betogen dat het advies van de welstandscommissie niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen. Volgens hen heeft de welstandscommissie ten onrechte getoetst aan de criteria die in de welstandsnota zijn opgenomen voor het deelgebied "Naoorlogse wijken", omdat het plangebied niet in dit deelgebied is gelegen.
7.1. Op de bij het verweerschrift gevoegde gedetailleerde kaart uit de Welstandsnota Zwartewaterland is de begrenzing van het deelgebied "Naoorlogse woonwijken" weergegeven. Hieruit volgt dat het plangebied is gelegen binnen dit deelgebied. De voorzitter ziet in het aangevoerde geen grond voor het oordeel dat aan het advies van de welstandscommissie dusdanige gebreken kleven dat het college het advies niet aan de besluitvorming ten grondslag kon leggen. Het verzoek dient ook in zoverre te worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L. Brand, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Brand
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2013
575.