ECLI:NL:RVS:2013:795

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
21 augustus 2013
Zaaknummer
201204953/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • B.P. Vermeulen
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers voor de talencombinatie Nederlands - Dari

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de minister van Veiligheid en Justitie tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht, die op 4 april 2012 het beroep van [verzoeker] gegrond verklaarde. [verzoeker] had een verzoek ingediend voor inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (Rbtv) als tolk in de talencombinatie Nederlands - Dari, maar dit verzoek werd door de minister op 2 november 2010 afgewezen. De minister verklaarde het bezwaar van [verzoeker] ongegrond, maar de rechtbank oordeelde dat de minister een nieuw besluit moest nemen. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 mei 2013 behandeld. De minister voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het advies van de commissie beëdigde tolken en vertalers (commissie btv) gebreken vertoonde. De commissie had in haar advies gesteld dat [verzoeker] niet voldoende had aangetoond dat hij de doeltaal Dari adequaat beheerst en dat hij niet over voldoende kennis van de cultuur van het land van de doeltaal beschikte. De minister vond dat de rechtbank deze argumenten niet had onderkend.

De Afdeling oordeelde dat de rechtbank niet had onderkend dat het advies van de commissie btv zorgvuldig was en dat de minister dit advies aan zijn besluit ten grondslag mocht leggen. De Afdeling concludeerde dat [verzoeker] niet had aangetoond dat hij voldeed aan de eisen voor inschrijving in het Rbtv. Het hoger beroep van de minister werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van [verzoeker] werd alsnog ongegrond verklaard. Het besluit van de minister van 28 augustus 2012 werd vernietigd, omdat het geen grondslag meer had na deze uitspraak.

Uitspraak

201204953/1/A3.
Datum uitspraak: 21 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 4 april 2012 in zaak nr. 11/1342 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te Utrecht,
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2010 heeft de minister een verzoek van [verzoeker] tot inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers (hierna: Rbtv) als tolk in de talencombinatie Nederlands - Dari afgewezen.
Bij besluit van 17 maart 2011 heeft de minister het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 april 2012 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 17 maart 2011 vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft een verweerschrift ingediend.
Gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank heeft de minister bij besluit van 28 augustus 2012 het bezwaar van [verzoeker] opnieuw ongegrond verklaard.
[verzoeker] heeft een nadere reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 mei 2013, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. D.E.S. Tomeij, werkzaam bij de raad voor rechtsbijstand, en [verzoeker], bijgestaan door mr. R. Hijma, advocaat te Utrecht, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet op dit geding van toepassing blijft.
2. Ingevolge artikel 2, eerste lid, eerste volzin, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv), is er een Rbtv.
Ingevolge artikel 3 dient de tolk dan wel vertaler, om voor inschrijving in het Rbtv in aanmerking te komen, te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
- attitude van een tolk voor de tolk;
- attitude van een vertaler voor de vertaler;
- integriteit;
- taalvaardigheid in de brontaal;
- taalvaardigheid in de doeltaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
- tolkvaardigheid voor de tolk;
- vertaalvaardigheid voor de vertaler.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder a, wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Bbtv) is er een commissie beëdigde tolken en vertalers (hierna: de commissie btv).
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, is de commissie btv belast met het adviseren over de competenties, genoemd in artikel 3 van de Wbtv.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, wordt een tolk of vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1º een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
2º een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3º een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
Voor de beoordeling van aanvragen tot inschrijving in het register is het Besluit inschrijving Rbtv van 26 maart 2009 (Stcrt. 2009, 68) vastgesteld.
Volgens artikel 2 kan een tolk of vertaler, indien hij/zij niet beschikt over een diploma van een tolk- of vertaleropleiding op minimaal bachelorniveau, worden ingeschreven in het Rbtv na overlegging van een getuigschrift waaruit blijkt dat de tolk of vertaler in de betreffende talencombinatie dan wel vertaalrichting en vaardigheid een tolk- of vertalertoets heeft afgelegd die voldoet aan het door de Raad voor Rechtsbijstand vast te stellen/vastgestelde kader voor toetsen.
Volgens artikel 3 kan de raad, indien voor een vaardigheid en/of talencombinatie dan wel vertaalrichting geen toets beschikbaar is, in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving voorleggen aan de commissie. Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:
- te beschikken over hbo-werk- en denkniveau en
- te beschikken over taalvaardigheid in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau en
- minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of -vertaler in de betreffende vaardigheid en talencombinatie dan wel vertaalrichting en
- scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.
3. [verzoeker] heeft aan de minister twee verklaringen overgelegd van de [docent] Perzische taal en literatuur aan de universiteit Leiden.
Volgens de verklaring van [docent] van 28 mei 2010 beheerst [verzoeker], gelet op de door hem gevolgde studie aan de Universiteit van Utrecht, de behaalde studieonderdelen en zijn werkzaamheden als tolk, vertaler, redacteur, schrijver, journalist, landendeskundige en hulpdocent, de Perzische taal in de varianten, geduid als Farsi en Dari, voldoende om als tolk in deze taal op te treden. Volgens een aanvullende verklaring van [docent] van 15 december 2010 beheerst [verzoeker] de talen Farsi en Dari op minimaal hbo-niveau (hierna: de verklaringen).
4. Aan zijn in bezwaar gehandhaafde afwijzing heeft de minister een advies van de commissie btv van 10 maart 2011 (hierna: het advies) ten grondslag gelegd. Volgens het advies heeft [verzoeker] met de verklaringen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij beschikt over een adequate beheersing van de doeltaal Dari, zoals vereist is voor het goed functioneren als tolk, omdat de verklaringen niet zijn gegrond op een valide toetsing en niet worden ondersteund door documentatie en omdat een kopie van registratie van de toetsresultaten ontbreekt. Daarnaast heeft [verzoeker] volgens het advies niet aannemelijk gemaakt over voldoende kennis van de bij de doeltaal Dari behorende cultuur te beschikken. Omdat niet aannemelijk is dat [verzoeker] beschikt over voldoende taalbeheersing, is het daardoor evenmin aannemelijk dat hij beschikt over een adequate tolkvaardigheid, aldus het advies.
5. Volgens de minister heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat aan het advies gebreken kleven. De rechtbank heeft niet onderkend dat hij op basis van het advies de verklaringen van [docent] mocht passeren, aangezien deze in het geheel niet zijn gemotiveerd.
Daarnaast betoogt de minister dat de rechtbank eraan voorbij is gegaan dat [verzoeker] niet heeft aangetoond dat hij beschikt over de kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal en heeft [verzoeker] onvoldoende aangetoond over de vereiste tolkvaardigheid te beschikken.
5.1. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat het advies gebreken vertoont. Volgens [verzoeker] volgen de eisen die de commissie btv blijkens het advies aan deskundigenverklaringen stelt niet uit de toepasselijke wet- en regelgeving. Voor zover moet worden geoordeeld dat deze eisen mogen worden gesteld aan deskundigenverklaringen, verzet de rechtszekerheid zich ertegen dat deze eisen aan [verzoeker] worden tegengeworpen, nu deze voor hem niet kenbaar waren.
5.1.1. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 augustus 2012 (in zaak nr. 201106170/1/A3) volgt dat een advies van de commissie ter motivering aan een besluit ten grondslag mag worden gelegd, indien niet is gebleken dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen dan wel anderszins gebreken vertoont.
5.1.2. Blijkens het advies stelt de commissie btv bepaalde eisen aan deskundigenverklaringen. Dat bedoelde eisen niet in de toepasselijke wet- en regelgeving staan omschreven laat onverlet dat inherent is aan een deskundigenverklaring dat deze op een draagkrachtige motivering berust, die blijk geeft van de wijze waarop de deskundige tot zijn conclusie is gekomen. De door de commissie btv gestelde eisen vormen een weerslag van hetgeen van een deskundigenverklaring mag worden verwacht. Dat de precieze eisen, zoals [verzoeker] in verweer heeft gesteld, niet vooraf kenbaar waren, is dan ook niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
5.1.3. Uit de verklaringen van [docent] blijkt op basis waarvan hij van mening is dat [verzoeker] het Dari voldoende beheerst om als tolk in deze taal op te treden, en dat [verzoeker] het Dari op minimaal hbo-niveau beheerst. Naar het oordeel van de Afdeling is deze motivering evenwel onvoldoende draagkrachtig. Uit de verklaring van 28 mei 2010 blijkt dat [verzoeker] de studie Arabische, Nieuwe Perzische en Turkse talen en culturen, met als hoofdvak Perzische taal en cultuur, heeft afgerond. Uit de verklaring blijkt evenwel niet op grond waarvan [docent] zich op het standpunt stelt dat [verzoeker] het in Afghanistan gesproken Dari op minimaal hbo-niveau beheerst en dat hij als tolk in die taal kan optreden. Ook de verklaring van 15 december 2010 biedt ter zake geen enkel uitsluitsel. Daarbij is van belang dat bij de toepassing van het bepaalde bij of krachtens de Wbtv het in Afghanistan gesproken Dari wordt aangemerkt als een afzonderlijke taal naast het in Iran gesproken Perzisch (Farsi). Niet is gebleken dat, en dus ook niet hoe, [docent] in een persoonlijk op de te onderzoeken aspecten betrekking hebbend onderhoud de vaardigheden van [verzoeker] heeft getoetst. De rechtbank heeft niet onderkend dat het advies in zoverre niet onzorgvuldig tot stand is gekomen, dat het geen gebreken vertoont en dat de minister het aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen. De minister voert met recht aan dat hij zich op basis van het advies op het standpunt heeft mogen stellen dat [verzoeker] niet beschikt over taalvaardigheid in de betreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau. Reeds op grond hiervan heeft de minister het verzoek van [verzoeker] mogen afwijzen.
Het betoog slaagt. Hetgeen de minister voor het overige naar voren heeft gebracht behoeft geen bespreking.
6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, verklaart de Afdeling het beroep van [verzoeker] alsnog ongegrond.
7. Het nieuwe besluit op bezwaar van 28 augustus 2012 wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht voorwerp te zijn van dit geding. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is aan dat besluit de grondslag komen te ontvallen. Om die reden zal het worden vernietigd.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 4 april 2012 in zaak nr. 11/1342;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. vernietigt het besluit van de minister van Veiligheid en Justitie van 28 augustus 2012 met kenmerk Wbtv-nr. 960.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van staat.
w.g. Vlasblom w.g. Sparreboom
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013
317-671.