201303296/1/R6.
Datum uitspraak: 21 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Etten-Leur,
2. [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 2]), wonend te Sprundel, gemeente Etten-Leur,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Etten-Leur,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "De Streek, 2012" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 augustus 2013, waar [appellant sub 1] en anderen, bij monde van [gemachtigden], [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. F.H.L. Vossen, juridisch adviseur te Breda, en de raad, vertegenwoordigd door P.B.M. Mourik-van Dartel en A. van Hooijdonk, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting gehoord de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid KPN B.V., vertegenwoordigd door mr. L. van Steenoven.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan omvat de juridisch-planologische regeling voor de nieuwe woonwijk "De Streek" aan de zuidzijde van Etten-Leur. De beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] richten zich tegen het plan, voor zover daarin bij de gewijzigde vaststelling in de directe omgeving van hun percelen een antennemast mogelijk is gemaakt.
3. [appellant sub 2] betoogt dat bij de aankoop van zijn perceel in 2010 toezeggingen zijn gedaan over het gebruik van de gronden bij de begraafplaats. Deze gronden zouden enkel worden gebruikt voor de uitbreiding van de begraafplaats en geen hoge of anderszins ontsierende bouwwerken mogen bevatten.
3.1. De Afdeling overweegt dat niet aannemelijk is gemaakt dat door of namens de raad de verwachting is gewekt dat de desbetreffende gronden gevrijwaard zouden blijven van hoge bebouwing. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
Het betoog faalt.
4. [appellant sub 1] en anderen voeren verder aan dat de antennemast in strijd met het antenneconvenant, dat is gesloten tussen de aanbieders van mobiele telefonie, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de rijksoverheid, in het plan is opgenomen, nu vooraf geen overleg is gevoerd met de omwonenden. Dit heeft volgens [appellant sub 1] en anderen tot aanzienlijk financieel voordeel geleid bij de eigenaar van de antennemast.
4.1. De Afdeling overweegt, onder verwijzing naar de uitspraak van 15 februari 2012, in zaak nr. 201102635/1/R1, dat het door [appellant sub 1] en anderen genoemde antenneconvenant invulling geeft aan het beleid van de rijksoverheid dat erop is gericht een groot aantal antenne-installaties vergunningsvrij te kunnen bouwen ten behoeve van een snelle realisering van netwerken voor mobiele communicatie. De hier aan de orde zijnde antennemast betreft geen vergunningsvrij bouwwerk, zodat het antenneconvenant daarop niet van toepassing is.
Het betoog faalt.
5. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de antennemast leidt tot aantasting van hun woon- en leefklimaat, omdat zij vanuit hun woningen zicht hebben op de 40 m hoge mast en de mast niet past in de omgeving. Volgens [appellant sub 1] en anderen zijn daarnaast alternatieve locaties voor de mast buiten het woongebied ten onrechte niet onderzocht door de raad. Voorts voeren [appellant sub 1] en anderen aan dat de antennemast leidt tot waardedaling van hun woningen en vrezen zij schadelijke gevolgen van de antennestraling voor hun gezondheid. [appellant sub 2] voert voorts aan dat de raad de antennemast ten onrechte in het plan mogelijk heeft gemaakt, nu de daarvoor verleende omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is.
5.1. De raad brengt naar voren dat de antennemast in september 2012 is opgericht, nadat daarvoor op 13 juli 2012 een omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en afwijken van een bestemmingsplan is verleend die op 16 juli naar de aanvrager KPN B.V. is verzonden. Deze vergunning was ten tijde van de vaststelling van het plan volgens de raad onherroepelijk, aangezien het daartegen door [appellant sub 2] gemaakte bezwaar bij besluit van 5 februari 2013 niet-ontvankelijk is verklaard. Gelet daarop is sprake van een legaal gebouwd, bestaand bouwwerk dat vanuit het oogpunt van rechtszekerheid in het plan is opgenomen, aldus de raad.
5.2. De antennemast is gesitueerd op een afstand van 3 m van het perceel van [appellant sub 2] en de afstand tussen de mast en de percelen van [appellant sub 1] en anderen bedraagt tussen de 50 m en 65 m. [appellant sub 1] en anderen hebben vanuit hun woningen zicht op de antennemast. In de plantoelichting, in het verweerschrift noch ter zitting heeft de raad een belangenafweging gemaakt dan wel gemotiveerd dat de antennemast ter plaatse aanvaardbaar wordt geacht vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening. De raad heeft slechts verwezen naar de op 13 juli 2012 verleende omgevingsvergunning voor de mast en gesteld dat deze ten tijde van de vaststelling van het plan onherroepelijk was. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit was de termijn waarbinnen beroep kon worden ingesteld tegen het besluit van 5 februari 2013 evenwel nog niet verstreken. Voorts heeft de rechtbank nog geen uitspraak gedaan op het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 5 februari 2013. Gelet daarop was de omgevingsvergunning ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet in rechte onaantastbaar. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad met de enkele verwijzing naar een nog niet onherroepelijke omgevingsvergunning onvoldoende gemotiveerd dat de antennemast op de in het plan voorziene locatie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
6. In hetgeen [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd, ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het betreft het plandeel met de bouwaanduiding "antennemast" op de begraafplaats aan de Zundertseweg, is genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] zijn gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd, voor zover het de bouwaanduiding "antennemast" betreft.
6.1. Uit oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
7. De raad dient ten aanzien van [appellant sub 2] op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Van proceskosten van [appellant sub 1] en anderen die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Etten-Leur van 25 februari 2013, tot vaststelling van het bestemmingsplan "De Streek", voor zover het de bouwaanduiding "antennemast" betreft;
III. draagt de raad van de gemeente Etten-Leur op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente Etten-Leur tot vergoeding van bij [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: negenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
V. gelast dat de raad van de gemeente Etten-Leur aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 1] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, en € 160,00 (zegge: honderdzestig euro) voor [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Gerkema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013
472-767.