201211744/1/A1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], wonend te Zeist,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 november 2012 in zaken nrs. 12/85 en 12/87 in het geding tussen:
1. [appellant A] en [appellant B],
2. [verzoeker rechtbank]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zeist.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2011 heeft het college aan de vennootschap onder firma V.O.F. Tandtechniek Zeist omgevingsvergunning verleend voor het herstellen van de gevels, het vervangen van de kozijnen, het veranderen van de buitentrap, het terugplaatsen van ramen en het vergroten van het pand op het perceel Henriëtte van Lijndenlaan 6 te Zeist ten behoeve van het tandtechnisch laboratorium.
Bij besluit van 23 november 2011 heeft het college het door [appellant A] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 november 2012 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, het door [appellant A] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant A] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2013, waar [appellant A] is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Schil" rust op het perceel de bestemming "Maatschappelijke doeleinden (M)" en op het gedeelte waarop de buitentrap is gesitueerd de bestemming "Groendoeleinden". Vast staat dat het gebruik van het pand als tandtechnisch laboratorium niet in strijd is met het bestemmingsplan. Het bouwplan is evenwel in strijd met artikel 11 van de planvoorschriften, omdat de op de plankaart vermelde toegestane hoogte van maximaal 3 m door de in het bouwplan voorziene uitbouw wordt overschreden. Het college heeft, om medewerking te kunnen verlenen aan het bouwplan, krachtens artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omgevingsvergunning verleend.
2. [appellant A] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat een privaatrechtelijke belemmering aan verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat. Hiertoe voert hij aan dat krachtens het Servituut Kersbergen een beding in koopcontracten met betrekking tot het perceel is opgenomen waarin de vestiging van een trafiek is verboden.
2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 oktober 2012 in zaak nr. 201202552/1/A1), is voor het oordeel door de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van omgevingsvergunning in de weg staat, slechts grond wanneer die belemmering evident is. De burgerlijke rechter is de eerst aangewezene om te beoordelen of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit.
2.2. Het Servituut Kersbergen is een erfdienstbaarheid die bij vestiging tot doel had het gebied het karakter van een villawijk te geven. Tussen partijen is niet in geschil dat in koopcontracten is verwezen naar vormen van gebruik en bebouwing die op het dienende erf, het perceel waarop het bouwplan is voorzien en dat met de last is bezwaard, niet zijn toegestaan en dat het op dat perceel bestaande gebruik ingevolge het Servituut Kersbergen niet is toegestaan.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmering is, die aan verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat. Hierbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat het college zich op het standpunt heeft gesteld dat voor de gemeente, de eigenaar van het heersende erf waaraan de erfdienstbaarheid is verbonden, geen behoefte meer bestaat om naleving van het Servituut Kersbergen af te dwingen en het gebruik van het pand als tandtechnisch laboratorium is aanvaard.
Het betoog faalt.
3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Graaff-Haasnoot, ambtenaar van staat.
w.g. Bijloos w.g. Graaff-Haasnoot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013
531-700.