ECLI:NL:RVS:2013:867

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2013
Publicatiedatum
21 augustus 2013
Zaaknummer
201211816/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E. Helder
  • P.A. Melse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Steenwijk - Vijverhof en de toetsing van de raad

In deze zaak gaat het om de vaststelling van het bestemmingsplan "Steenwijk - Vijverhof" door de raad van de gemeente Steenwijkerland op 30 oktober 2012. [appellant], wonend te Steenwijk, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 5 juni 2013, waarbij [appellant] werd bijgestaan door J. Jonker en de raad vertegenwoordigd was door drs. E.S. Fijma. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de beleidsvrijheid van de raad bij de vaststelling van bestemmingsplannen benadrukt en toetst deze beslissing terughoudend. De Afdeling beoordeelt of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

De appellant betoogt dat de raad niet op de hoogte was van een welstandsadvies dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan was gegeven. De raad stelt echter dat dit advies geen onderdeel uitmaakt van de bestemmingsplanprocedure en dat er bij de vaststelling van het plan wel degelijk rekening is gehouden met de stedenbouwkundige aspecten van het advies. De Afdeling oordeelt dat het ontbreken van het welstandsadvies geen gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van het bestemmingsplan.

Daarnaast betoogt de appellant dat het plan leidt tot een te hoge bebouwingsdichtheid en te veel verstening, wat ten koste zou gaan van groenvoorzieningen en de vijveroever. De raad legt uit dat het gemeentebeleid gericht is op het realiseren van woonservicegebieden en dat de toevoeging van 33 woningen niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat. De Afdeling concludeert dat de raad in redelijkheid een groter belang heeft mogen toekennen aan de woningbouw op deze inbreidingslocatie dan aan het behoud van de bestaande omgeving.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep ongegrond en zijn er geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat, en is openbaar uitgesproken op 21 augustus 2013.

Uitspraak

201211816/1/R1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
en
de raad van de gemeente Steenwijkerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Steenwijk - Vijverhof" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2013, waar [appellant], bijgestaan door J. Jonker, en de raad, vertegenwoordigd door drs. E.S. Fijma, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het bestemmingsplan voorziet in de planologische mogelijkheid voor de herontwikkeling van het perceel Oostercluft 66-264 in Steenwijk.
3. [appellant] betoogt dat de raad voorafgaand aan de vaststelling van het plan ten onrechte niet op de hoogte is gesteld van het welstandsadvies van 14 juni 2012.
3.1. De raad stelt dat de welstandscommissie het college van burgemeester en wethouders adviseert over aanvragen voor een omgevingsvergunning. Het welstandsadvies is geen onderdeel van de bestemmingsplanprocedure. Ter zitting heeft de raad aangegeven dat hij bij het vaststellen van het plan desalniettemin acht heeft geslagen op de stedenbouwkundige onderdelen van het welstandsadvies.
3.2. De Afdeling overweegt dat de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet gebonden is aan een welstandsadvies over een bouwplan in het plangebied. Dat het advies formeel niet aan de raad is voorgelegd voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor de rechtmatigheid van dit plan.
Het betoog faalt.
4. [appellant] woont op een afstand van ongeveer 18 m ten zuiden van het plangebied, aan de overzijde van de vijver. Hij betoogt dat het plan voorziet in teveel grondgebonden woningen en een te grote bebouwingsdichtheid. De bijkomende parkeerplaatsen leiden tot teveel verstening. Bovendien gaat het plan ten koste van groenvoorzieningen en van de vijveroever, aldus [appellant].
4.1. De raad stelt dat het gemeentebeleid is gericht op de realisering van woonservicegebieden waarbij de functies wonen, welzijn en zorg worden gecombineerd. Om het beslag op de open ruimte te beperken, is het streven om de helft van de woningbouw binnenstedelijk op inbreidingslocaties te realiseren. Wat betreft het perceel Oostercluft 66-264 is de renovatie van het bestaande appartementencomplex zeer wenselijk en slechts financieel uitvoerbaar indien ook nieuwbouw gerealiseerd kan worden. De raad stelt de stedenbouwkundige effecten van het plan te hebben afgezet tegen het met dit plan te bereiken doel. De raad onderkent dat het plan het ruimtelijk beeld van het perceel zal veranderen maar dat deze ontwikkelingen geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van de omgeving of van de groenstructuur rondom de vijver betekenen.
In het plan zijn de reeds aanwezige groenelementen langs de oeverrand grotendeels als zodanig bestemd. Het plan verschilt in zoverre van het vorige bestemmingsplan "Oostermeenthe, herziening Achterslagen" uit 1978 waarin het groen niet als zodanig was bestemd. Hoewel de bouwvlakken op enkele plaatsen samenvallen met de oevergrens, wordt over het algemeen tussen de woningbouw en de oevergrens een zodanige afstand aangehouden dat de huidige oever als zodanig herkenbaar blijft, aldus de raad. Ter zitting heeft de raad aangegeven dat de grond langs de oever bovendien geen openbaar gebied is.
Wat betreft de bebouwingsdichtheid stelt de raad dat de netto toevoeging van 33 woningen aan het woningbestand niet zal leiden tot een te grote bebouwingsdichtheid aangezien het relatief kleine woningen betreft die worden gesitueerd in een hofjesstructuur als stedenbouwkundige opzet. De afstand tussen de bouwblokken bedraagt ongeveer 10 m, hetgeen in een stedelijke omgeving geen ongebruikelijke maatvoering is. Bovendien is de bouw van (bij)gebouwen slechts toegestaan binnen de bouwvlakken.
4.2. Het plan voorziet in de bestemmingen "Wonen", "Groen", "Water" en "Verkeer". Op de verbeelding zijn acht bouwvlakken aangegeven.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Groen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. groenvoorzieningen, zoals plantsoenen en waterpartijen met daarbij behorende voet- en fietspaden en andere voorzieningen;
b. structurele beplantingen;
c. recreatief medegebruik;
d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
e. openbare nutsvoorzieningen.
Ingevolge lid 3.2 mogen op de voor "Groen" aangewezen gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. wonen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "(sw-z)" uitsluitend specifieke vorm van wonen - zorg, is toegestaan;
b. ter plaatse van de aanduiding "(sm-z)" tevens voor specifieke vorm van maatschappelijke zorg in de eerste bouwlaag;
met daaraan ondergeschikt:
1. groenvoorzieningen;
2. bebouwde en onbebouwde parkeervoorzieningen;
(…).
Ingevolge lid 6.2.1 mogen op de voor "Wonen" aangewezen gronden uitsluitend worden gebouwd:
a. ter plaatse van de aanduiding "(gs)" gestapelde woningen;
b. ter plaatse van de aanduiding "(aeg)" aaneengesloten woningen;
(….).
Ingevolge lid 6.2.2 gelden voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" de regels:
a. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. als maximaal bebouwingspercentage geldt de ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding "maximaal bebouwingspercentage" aangeduide maximale bebouwingspercentage;
(…)
e. het maximum aantal te bouwen woningen mag niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" aangegeven aantal.
4.3. Het bouwvlak waarop het grotendeels bestaande appartementencomplex is gevestigd is in het voorliggende plan kleiner dan in het vorige bestemmingsplan. Het plan voorziet in renovatie van 63 van de huidige 100 appartementen. Tevens voorziet het plan in zeven extra, kleinere bouwvlakken waarop in totaal 70 woningen kunnen worden gerealiseerd. Netto worden door de combinatie van renovatie van de appartementen en nieuwbouw van 70 woningen 33 woningen toegevoegd. Het plan voorziet in meer bebouwing in noordelijke en westelijke richting ten opzichte van de feitelijke situatie. Een deel van het bestaande groen is niet als zodanig bestemd en maakt op enkele plaatsen ruimte voor de bouwvlakken.
4.4. De enkele omstandigheid dat het voorheen geldende bestemmingsplan niet voorzag in de bestemming "Groen" en het onbebouwde terrein ook verhard had mogen worden uitgevoerd, neemt niet weg dat in het kader van het vaststellen van een bestemmingsplan telkens weer alle betrokken belangen moeten worden afgewogen, waarbij wordt bezien in hoeverre het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
De raad heeft de effecten van het plan afgezet tegen het gemeentebeleid dat er op gericht is voldoende geschikte huisvesting voor ouderen te realiseren en heeft aan het zorg dragen voor voldoende geschikte ouderenwoningen een groter gewicht toegekend. Zoals de raad heeft onderkend, kan niet worden uitgesloten dat de voorziene her- en nieuwbouw zal leiden tot enige aantasting van het woon- en leefklimaat van de omgeving. De Afdeling overweegt dat, nu het plangebied reeds deels bebouwd was, de afstand tussen de bouwvlakken doorgaans minimaal 6,5 m is, behoudens de kleinere afstand tussen twee bouwvlakken gelegen in het noorden van het plangebied, en het plangebied is gelegen in een bebouwde omgeving, de raad in redelijkheid een groter belang heeft mogen toekennen aan het realiseren van woningbouw op een inbreidingslocatie dan aan het instandhouden van de bestaande omgeving. Hierbij is in aanmerking genomen dat de reeds aanwezige groenelementen langs de oeverrand, gelegen tegenover het perceel van [appellant], grotendeels als zodanig worden bestemd en de oeverstrook is afgestemd op de bouwvlakken. Voorts neemt de Afdeling hierbij in aanmerking dat, zoals de raad in de reactienota zienswijzen heeft gesteld, de parkeerplaatsen geclusterd worden aangelegd waardoor zo min mogelijk afbreuk wordt gedaan aan het groen in het plangebied.
De raad dient bij de keuze van een bestemming een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen. In zijn zienswijze heeft [appellant] een alternatief voorgesteld waarbij twee bouwvlakken worden verkleind, het aantal parkeerplaatsen wordt verminderd en de oppervlakte van het plangebied met de bestemming "Groen" wordt vergroot. In de reactienota zienswijzen is de raad hierop ingegaan. Ter zitting heeft [appellant] zijn alternatief nader toegelicht. Naar aanleiding van deze toelichting heeft de raad voorts betoogd dat het alternatieve voorstel van [appellant] vanwege de daarin voorziene vermindering van acht geplande woningen uit een oogpunt van financiële uitvoerbaarheid substantieel nadeliger is dan het plan. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de alternatieven voor het plan onvoldoende in zijn afweging heeft betrokken.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van staat.
w.g. Helder w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2013
191-770.