ECLI:NL:RVS:2013:912

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
201208757/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing inschrijving in het register voor beëdigde tolken en vertalers

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem, die op 12 juli 2012 zijn beroep ongegrond verklaarde. Het hoger beroep betreft de afwijzing door de minister van Veiligheid en Justitie van het verzoek van [appellant] tot inschrijving in het register voor beëdigde tolken en vertalers en plaatsing op de uitwijklijst. De minister had op 27 april 2011 besloten om het verzoek van [appellant] af te wijzen, omdat hij niet voldeed aan de vereisten zoals gesteld in de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv). De rechtbank bevestigde deze afwijzing, waarop [appellant] in hoger beroep ging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 5 augustus 2013 behandeld. [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H. Elmas, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. F. Kabbouti. De Afdeling overwoog dat de minister terecht had vastgesteld dat [appellant] niet beschikte over de vereiste diploma's en ervaring om in het register ingeschreven te worden. De minister had ook de afwijzing van de plaatsing op de uitwijklijst gemotiveerd, omdat [appellant] niet kon aantonen dat hij de betrokken talen op het vereiste niveau beheerst.

De Afdeling concludeerde dat de rechtbank terecht had overwogen dat [appellant] niet onder de overgangsregeling van artikel 37 van de Wbtv viel, omdat hij op het moment van inwerkingtreding van de wet niet definitief was ingeschreven in het kwaliteitsregister. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201208757/1/A3.
Datum uitspraak: 28 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 12 juli 2012 in zaak nr. 11/6497 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Veiligheid en Justitie.
Procesverloop
Bij besluit van 27 april 2011 heeft de minister een verzoek van [appellant] tot inschrijving in het register beëdigde tolken en vertalers (hierna: het register) en plaatsing op de zogenoemde uitwijklijst als tolk Nederlands-Papiamento, Nederlands-Pidgin Engels (Jamaica) en Nederlands-Spaans alsmede als vertaler Nederlands-Papiamento, Papiamento-Nederlands, Nederlands-Spaans en Spaans-Nederlands afgewezen.
Bij besluit van 20 oktober 2011 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juli 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 augustus 2013, waar [appellant], bijgestaan door mr. H. Elmas, advocaat te Zaandam, vergezeld van N.S. Desbarida, en de minister, vertegenwoordigd door mr. F. Kabbouti, werkzaam bij de raad voor rechtsbijstand, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, eerste volzin, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (hierna: de Wbtv) is er een register voor beëdigde tolken en vertalers.
Ingevolge het derde lid, eerste volzin, kan de minister een lijst houden waarop de gegevens worden bijgehouden van tolken en vertalers die beschikken over een recente verklaring omtrent het gedrag en die wegens het ontbreken van opleidingen of het ontbreken van onafhankelijke deskundigen die de kennis kunnen toetsen, niet kunnen aantonen te beschikken over de vereiste competenties taalvaardigheid in de bron- of de doeltaal of kennis van de cultuur van het land of gebied van de bron- of doeltaal.
Ingevolge artikel 3 dient de tolk dan wel de vertaler, om voor inschrijving in het register in aanmerking te komen, te voldoen aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen eisen ten aanzien van de volgende competenties:
- attitude van een tolk voor de tolk;
- attitude van een vertaler voor de vertaler;
- integriteit;
- taalvaardigheid in de brontaal;
- taalvaardigheid in de doeltaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de brontaal;
- kennis van de cultuur van het land of gebied van de doeltaal;
- tolkvaardigheid voor de tolk;
- vertaalvaardigheid voor de vertaler.
Ingevolge artikel 5, aanhef en onder a, wordt de aanvraag tot inschrijving afgewezen indien de aanvrager niet voldoet aan de in artikel 3 bedoelde eisen.
Ingevolge artikel 37, aanhef en onder b, zijn de artikelen 3 en 5, aanhef en onder a, gedurende een periode van twee jaar na inwerkingtreding van deze wet niet van toepassing op de inschrijving in het register van degenen die op het moment van inwerkingtreding van deze wet definitief zijn ingeschreven in het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers (hierna: kwaliteitsregister), bedoeld in de Tijdelijke regeling van 13 mei 2003 houdende machtiging van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch tot het beheer van het landelijke kwaliteitsregister tolken en vertalers (Stcrt. 2003, 94).
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit beëdigde tolken en vertalers (hierna: het Bbtv) is er een commissie beëdigde tolken en vertalers.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, is de commissie belast met het adviseren over de competenties, vermeld in artikel 3 van de Wbtv.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, wordt een tolk of vertaler in het register ingeschreven, indien hij voldoet aan een of meer van de volgende eisen:
a. hij beschikt over een of meer van de volgende getuigschriften waaruit blijkt dat hij met goed gevolg het examen heeft afgelegd ter afsluiting van een opleiding tot tolk of vertaler als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek:
1°. een getuigschrift waaruit blijkt dat het recht is verkregen om de titel baccalaureus te voeren;
2°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Bachelor is verleend; of
3°. een getuigschrift waaruit blijkt dat de graad Master is verleend;
b. hij kan anderszins aantonen te voldoen aan de wettelijke competenties.
Ingevolge het tweede lid kan de minister onafhankelijke deskundigen aanwijzen die taal- en cultuurtoetsen kunnen afnemen waarmee tolken en vertalers kunnen aantonen dat ze beschikken over de desbetreffende wettelijke competenties.
Ingevolge het derde lid wordt een tolk of vertaler op wie het overgangsrecht van artikel 37 van de Wbtv van toepassing is, ingeschreven in het register.
Bij de beoordeling van aanvragen tot inschrijving in het register werd ten tijde van belang het Besluit inschrijving Rbtv (Stcrt. 2009, 68; hierna: Besluit inschrijving) toegepast.
Volgens artikel 2 kan een tolk of vertaler, indien hij/zij niet beschikt over een diploma van een tolk- of vertaleropleiding op minimaal bachelorniveau, worden ingeschreven in het register na overlegging van een getuigschrift waaruit blijkt dat de tolk of vertaler in de desbetreffende talencombinatie dan wel vertaalrichting en vaardigheid een tolk- of vertalertoets heeft afgelegd die voldoet aan het door de raad voor rechtsbijstand vast te stellen dan wel vastgestelde kader voor toetsen.
Volgens artikel 3 kan de raad voor rechtsbijstand in uitzonderlijke gevallen een verzoek tot inschrijving voorleggen aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers indien voor een vaardigheid of talencombinatie dan wel vertaalrichting geen toets beschikbaar is.
Daartoe moet de tolk of vertaler aantonen:
• te beschikken over hbo-werk- en denkniveau en
• te beschikken over taalvaardigheid in de desbetreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) op het vereiste niveau en
• minimaal vijf jaar ervaring te hebben als beroepstolk of -vertaler in de desbetreffende vaardigheid en talencombinatie dan wel vertaalrichting en
• scholing te hebben gevolgd om tolk- of vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.
Volgens artikel 4 neemt de raad voor rechtsbijstand een besluit op het verzoek tot inschrijving nadat de Commissie beëdigde tolken en vertalers advies heeft uitgebracht.
Bij de beoordeling van aanvragen tot plaatsing op de uitwijklijst werd ten tijde van belang het Besluit uitwijklijst Wbtv (Scrt. 2009, 102; hierna: het Besluit uitwijklijst) toegepast.
Volgens artikel 1 kan de Raad voor Rechtsbijstand, indien hij een verzoek van een tolk of vertaler om te worden ingeschreven in het Register voor beëdigde tolken en vertalers afwijst, de tolk of vertaler voor de desbetreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) plaatsen op de uitwijklijst indien:
- in de desbetreffende talencombinatie of vertaalrichting(en) geen door de raad voor rechtsbijstand erkende toets kan worden afgelegd;
- en de tolk of vertaler aantoonbaar beschikt over:
o aantoonbaar mbo-denk/werkniveau;
o en taalcompetenties in bron- en doeltaal op niveau B2 van het Europese referentiekader voor talen;
o en relevante werkervaring als tolk onderscheidenlijk vertaler;
- en de tolk of vertaler minimaal 8 punten scoort op de competentiematrix die als bijlage bij dit besluit is gevoegd.
Volgens de Bijlage criteria voor plaatsing op de uitwijklijst (Stcrt. 2009, 111) moet een tolk of vertaler aan alle onderstaande eisen voldoen om op de uitwijklijst te kunnen worden geplaatst:
A. ten minste havo/mbo-diploma of een buitenlands diploma van vergelijkbaar niveau;
B. aantoonbare taalcompetentie op niveau B2 (ERK) in zowel bron- als doeltaal;
C. aantoonbare werkervaring als tolk respectievelijk vertaler;
D. ten minste 8 punten op grond van onderstaande claims:
1. moedertaalspreker + middelbaar onderwijs in die taal 4 punten of moedertaalspreker + hoger onderwijs in die taal 6 punten
2. lager onderwijs in het taalgebied van de voor 2 punten betrokkene vreemde taal
of
middelbaar onderwijs in het taalgebied van de voor 3 punten betrokkene vreemde taal
of
hoger onderwijs in het taalgebied van de voor 5 punten betrokkene vreemde taal
3. taalstudie (niveau hoger onderwijs) van de voor 4 punten betrokkene vreemde taal
4. 1 jaar werkervaring (anders dan tolk of vertaler) in 2 punten het taalgebied van de voor betrokkene vreemde taal
of
ten minste 2 jaar werkervaring in het taalgebied van 3 punten de voor betrokkene vreemde taal
(deel-)certificaat van een tolk- of vertaleropleiding 2 punten
2. De minister heeft aan de weigering om [appellant] in te schrijven in het register ten grondslag gelegd dat hij geen diploma van een tolk- dan wel vertaalopleiding op minimaal bachelorniveau heeft overgelegd en dat hij niet voldoet aan de in artikel 3 van het Besluit inschrijving neergelegde vereisten voor voorlegging aan de Commissie beëdigde tolken en vertalers. Uit de door [appellant] overgelegde verklaringen kan volgens de minister niet worden afgeleid dat hij de betrokken talen op hbo-niveau beheerst. Verder heeft hij volgens de minister niet aangetoond over de vereiste ervaring te beschikken en scholing te hebben gevolgd om tolk- en vertaalvaardigheid en -attitude te ontwikkelen.
Aan de weigering om [appellant] op de uitwijklijst te plaatsen heeft de minister ten grondslag gelegd dat hij niet heeft aangetoond de betrokken talen op niveau B2 te beheersen, dat hij niet heeft aangetoond over voldoende relevante werkervaring als tolk onderscheidenlijk vertaler te beschikken en dat hij slechts zes punten behaalt op de in artikel 1 van het Besluit uitwijklijst bedoelde competentiematrix. Verder doet zich volgens de minister geen strijd met het gelijkheidsbeginsel voor
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat tussen partijen niet in geschil is dat hij niet onder de in artikel 37 van de Wbtv neergelegde overgangsregeling valt. De rechtbank heeft volgens hem miskend dat de minister in deze procedure ten onrechte niet inhoudelijk heeft getoetst of zijn aanvraag van 23 december 2008 tot definitieve inschrijving in het kwaliteitsregister had moeten worden ingewilligd.
3.1. Blijkens een door [appellant] overgelegde brief van de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch van 11 juli 2002 was hij voorlopig ingeschreven in het kwaliteitsregister. Om op grond van artikel 37, aanhef en onder b, van de Wbtv, gelezen in verbinding met artikel 8, derde lid, van het Bbtv, in het register te kunnen worden ingeschreven, diende [appellant] op het moment van inwerkingtreding van de Wbtv - 1 januari 2009 - echter definitief in het kwaliteitsregister te zijn ingeschreven. Nu niet in geschil was dat [appellant] op 1 januari 2009 slechts voorlopig in het kwaliteitsregister was ingeschreven, heeft de rechtbank in zoverre terecht overwogen dat niet in geschil is dat hij niet onder de overgangsregeling van artikel 37 van de Wbtv valt.
3.2. [appellant] kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat de minister in deze procedure had moeten bezien of de aanvraag van 23 december 2008 tot definitieve inschrijving in het kwaliteitsregister had moeten worden ingewilligd. Daargelaten of deze aanvraag destijds door het bevoegde bestuursorgaan is ontvangen, betreft het een afzonderlijke aanvraag, die niet in deze procedure behoefde te worden betrokken. Dat een inwilliging van de aanvraag van 23 december 2008 ertoe zou leiden dat [appellant] op grond van artikel 37 van de Wbtv, gelezen in verbinding met artikel 8, derde lid, van het Bbtv, in het register zou kunnen worden ingeschreven, maakt dit niet anders.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat niet kenbaar is aan welke vereisten stukken moeten voldoen om ermee aan te kunnen tonen dat wordt voldaan aan de wettelijke competenties dan wel aan de in artikel 3 van het Besluit inschrijving onderscheidenlijk artikel 1 van het Besluit uitwijklijst neergelegde vereisten. Verder voert hij aan dat onvoldoende gewicht is toegekend aan de door hem overgelegde verklaringen.
4.1. In de Wbtv, het Bbtv, het Besluit inschrijving en het Besluit uitwijklijst is neergelegd wat de vereisten voor inschrijving in het register onderscheidenlijk plaatsing op de uitwijklijst zijn en op welke wijze de minister deze vereisten toepast. Het is aan [appellant] om aan te tonen dat hij aan deze vereisten voldoet en daartoe stukken over te leggen. Vervolgens dient de minister te beoordelen of met de overgelegde stukken is aangetoond dat aan de vereisten wordt voldaan. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd is geen grond gelegen voor het oordeel dat onvoldoende duidelijk is wanneer stukken daartoe afdoende zijn.
Voor zover het de verklaringen betreft waarmee [appellant] zijn taalvaardigheid in de betrokken talen beoogt aan te tonen, is de Afdeling met de rechtbank van oordeel dat de minister onder meer mocht eisen dat inzichtelijk is op welke wijze de taalvaardigheid is getoetst en welke criteria daarbij zijn toegepast. Zonder die gegevens kan immers niet objectief worden vastgesteld of met de verklaring is aangetoond dat [appellant] het vereiste niveau van taalvaardigheid heeft. Dat, naar [appellant] stelt, organisaties zoals de politie of een rechtbank nooit zouden verklaren dat hij naar tevredenheid tolk- of vertaalwerkzaamheden in de betrokken talen heeft verricht, indien hij niet het daarvoor vereiste niveau heeft, laat onverlet dat uit dergelijke verklaringen niet kan worden afgeleid dat en op welke wijze het niveau van zijn taalvaardigheid in de betrokken talen is getoetst. Hierin is dan ook geen grond gelegen voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister zich op het standpunt mocht stellen dat [appellant] met de overgelegde verklaringen niet heeft aangetoond de betrokken talen op hbo-niveau dan wel op niveau B2 te beheersen.
Voor zover het gaat om het aantonen van ervaring als tolk dan wel als vertaler, heeft de rechtbank terecht overwogen dat reeds op het inschrijfformulier is vermeld dat het beste gebruik kan worden gemaakt van schriftelijke referenties, opdrachtbevestigingen en urenstaten of verklaringen van het aantal vertaalde woorden. Een vergelijkbare vermelding is opgenomen in een bij het besluit van 27 april 2011 gevoegde bijlage 'Toelichting op de inschrijfvoorwaarden', waarbij tevens uitdrukkelijk is vermeld dat uit de documenten duidelijk moet blijken in welke talencombinatie dan wel vertaalrichting de ervaring is opgedaan. Gelet hierop kan [appellant] niet worden gevolgd in zijn betoog dat de minister niet duidelijk heeft gemaakt hoe hij kan aantonen over de vereiste ervaring te beschikken.
Het betoog faalt.
5. Verder betoogt [appellant] dat hem niet bekend is onder welke voorwaarden de minister onafhankelijke deskundigen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het Bbtv kan aanwijzen.
5.1. Artikel 8, tweede lid, van het Bbtv bevat een bevoegdheid, doch geen verplichting voor de minister om deskundigen aan te wijzen. Dat [appellant], naar hij stelt, niet weet op welke wijze de minister van deze bevoegdheid gebruikmaakt, kan niet leiden tot het oordeel dat de weigering hem in het register in te schrijven en op de uitwijklijst te plaatsen onjuist is. Het betoog kan dan ook niet leiden tot het door [appellant] beoogde doel.
6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, ambtenaar van staat.
w.g. Lubberdink w.g. Herweijer
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2013
640.