ECLI:NL:RVS:2013:949

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
201300660/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake omgevingsvergunning voor bouwen en veranderen van inrichting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 5 december 2012, waarin het beroep van [appellant] tegen de vergunningverlening door het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente niet-ontvankelijk werd verklaard voor de activiteit bouwen en voor het overige ongegrond. De vergunning, verleend op 28 juni 2012, betrof het veranderen van een inrichting en bouwen op het perceel [locatie] te Markelo, in overeenstemming met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De rechtbank oordeelde dat [appellant] niet als belanghebbende kon worden aangemerkt voor de activiteit bouwen, omdat hij geen zienswijze had ingediend.

Tijdens de zitting op 22 juli 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. [appellant] betoogde dat hij ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en dat er geen milieueffectrapport was opgesteld, ondanks de significante toename van ammoniakemissie en -depositie. De Afdeling overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat [appellant] niet redelijkerwijs kon worden verweten dat hij geen zienswijze had ingediend over de activiteit bouwen.

Daarnaast werd vastgesteld dat de aanvraag om omgevingsvergunning een vormvrije m.e.r.-beoordeling bevatte, waaruit bleek dat de uitbreiding geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu had. De Afdeling concludeerde dat het college terecht had geoordeeld dat er geen milieueffectrapportage nodig was. Het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201300660/1/A4.
Datum uitspraak: 28 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Markelo, gemeente Hof van Twente,
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 5 december 2012 in zaak nr. 12/878 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente.
Procesverloop
Bij besluit van 28 juni 2012 heeft het college aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het veranderen van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en voor bouwen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wabo, op het perceel [locatie] te Markelo.
Bij uitspraak van 5 december 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard wat betreft de activiteit bouwen en voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 juli 2013, waar het college, vertegenwoordigd door drs. M.G.B. Kamst, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
e, onder 2o. het veranderen of veranderen van de werking van een inrichting.
2. De verleende omgevingsvergunning ziet op het bouwen van mestkelders en het plaatsen van een kelderput en op het veranderen van de werking van de inrichting door het uitbreiden van het aantal varkens en rundvee.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank zijn beroep ten onrechte gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert hij aan dat hij als eigenaar van naastgelegen gronden als belanghebbende dient te worden aangemerkt.
3.1. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 9 maart 2011 in zaak nr. 201006983/1/M2) vloeit uit dit artikel voort dat een belanghebbende geen beroep kan instellen tegen onderdelen van een besluit waarover hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij het niet naar voren brengen van een zienswijze hem redelijkerwijs niet kan worden verweten, en ligt het in de rede voor de toepassing van artikel 6:13 van de Awb elk van de in de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wabo bedoelde toestemmingen die in een omgevingsvergunning zijn opgenomen, als besluitonderdeel op te vatten.
3.2. De door [appellant] naar voren gebrachte zienswijze heeft uitsluitend betrekking op de activiteit veranderen van de werking van de inrichting. Niet gebleken is dat [appellant] niet redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze over de activiteit bouwen naar voren heeft gebracht. De omstandigheid dat [appellant] als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb dient te worden aangemerkt, laat de toepasselijkheid van artikel 6:13 van die wet onverlet. De rechtbank heeft het beroep van [appellant] dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen de activiteit bouwen.
Het betoog faalt.
4. [appellant] betoogt voorts dat ten onrechte geen milieueffectrapport is opgesteld en geen beoordeling of een milieueffectrapport moet worden opgesteld is gemaakt. Volgens hem nemen de ammoniakemissie en -depositie significant toe, terwijl de kritische depositiewaarde reeds wordt overschreden en de afstand tot het Natura 2000-gebied De Borkeld gering is. Niet is komen vast te staan dat de natuurlijke kenmerken van de Sallandse Heuvelrug, De Borkeld en Boddenbroek niet worden aangetast, aldus [appellant].
4.1. De aanvraag om omgevingsvergunning bevat een zogeheten vormvrije m.e.r.-beoordeling. Aan de hand hiervan heeft het college gemotiveerd geconcludeerd dat de aangevraagde uitbreiding geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft en dat bij de aanvraag geen milieueffectrapportage behoeft te worden gevoegd. Daarbij heeft het college de gevolgen voor nabijgelegen gebieden met natuurwaarden betrokken.
[appellant] heeft niet onderbouwd dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte heeft geconcludeerd dat voor het bestreden besluit geen milieueffectrapportage behoefde te worden opgesteld.
Het betoog faalt.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. T.G. Drupsteen en mr. R. Uylenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Kalter
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2013
492-727.