ECLI:NL:RVS:2013:965

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2013
Publicatiedatum
28 augustus 2013
Zaaknummer
201301900/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Brouwhuis - Rivierensingel en de gevolgen voor de omgeving

Op 4 december 2012 heeft de raad van de gemeente Helmond het bestemmingsplan "Brouwhuis - Rivierensingel tussen 717-727" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen, wonend te Helmond, beroep ingesteld. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 29 juli 2013, waarbij de raad werd vertegenwoordigd door mr. P. Helmus. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de beleidsvrijheid van de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan beoordeeld. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend en kijkt of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan bijdraagt aan een goede ruimtelijke ordening.

De appellanten betogen dat er onvoldoende behoefte is aan de drie vrijstaande woningen, omdat er al veel woningen in de omgeving te koop staan. De Afdeling concludeert echter dat de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er behoefte is aan de woningen, gezien de provinciale woningbouwprogrammering en de evaluatie van de woonvisie. De appellanten wijzen ook op de ecologische waarde van het plangebied, maar de Afdeling oordeelt dat de raad in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen van de woningbouw.

Daarnaast voeren de appellanten aan dat de bouw van de woningen hun privacy en uitzicht zal aantasten. De Afdeling stelt vast dat de afstand tussen de woningen en de bouwvlakken voldoende is om een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. Tot slot wordt het argument van de appellanten over de financiële uitvoerbaarheid van het plan verworpen, omdat er geen grond is voor de verwachting dat de waarde van hun woningen significant zal dalen.

Uiteindelijk verklaart de Afdeling het beroep ongegrond en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201301900/1/R3.
Datum uitspraak: 28 augustus 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Helmond,
en
de raad van de gemeente Helmond,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Brouwhuis - Rivierensingel tussen 717-727" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juli 2013, waar [appellant] en anderen, bij monde van [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2. Het plan voorziet in drie vrijstaande woningen aan de Rivierensingel tussen de nummers 717 en 727.
3. [appellant] en anderen betogen dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld. Hiertoe voeren zij aan dat onvoldoende is onderzocht of behoefte bestaat aan de voorziene woningen, nu reeds een groot aantal woningen in de omgeving te koop staat. Gelet hierop vrezen zij voor leegstand van woningen in de omgeving. Hierbij wijzen zij erop dat in de plantoelichting staat dat rekening wordt gehouden met een afname van het aantal inwoners en dat daarom is gekozen voor een consoliderende benadering.
3.1. In de plantoelichting staat dat uit de "Woonvisie 2007 - 2015 "Helmond bouwt de toekomst: Goed wonen dus!" volgt dat in de gemeente Helmond een behoefte bestaat aan maximaal 9.000 woningen in de periode tot 2015. Naar aanleiding van een evaluatie van deze woonvisie is dit aantal bijgesteld naar 3.095 woningen. De bouw van drie woningen past volgens de plantoelichting binnen de provinciale woningbouwprogrammering. Voorts is in de plantoelichting opgenomen dat de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Helmond voor de periode 2009 - 2015 in de Interimstructuurvisie Helmond 2015 (hierna: Interimstructuurvisie) is vastgelegd. Het plangebied is deel van de wijk Brouwhuis. Volgens de Interimstructuurvisie wordt een afname van het aantal inwoners in deze wijk verwacht. Grootschalige ontwikkeling van woningbouw is daarom niet gewenst. Volgens de plantoelichting verdraagt incidentele verdichting zich met deze consoliderende benadering en is de bouw van drie woningen in overeenstemming met de Interimstructuurvisie. Gelet hierop en gezien het geringe aantal ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat aan de drie voorziene woningen behoefte zal bestaan. Het enkele feit dat er in de omgeving nog andere woningen worden gebouwd doet hier niet aan af, nu de behoefte op de hele planperiode ziet en het hier slechts om drie woningen gaat. Het betoog faalt.
4. [appellant] en anderen betogen verder dat uit de zogenoemde Quickscan Flora en Fauna volgt dat het plangebied onderkomen biedt aan broedvogels, konijnen en eekhoorns en een geschikt habitat vormt voor dieren. Een dergelijk perceel bepaalt mede het karakter van de wijk Brouwhuis en dient, gelet op de toegevoegde waarde hiervan aan het woongenot van omwonenden, behouden te blijven.
4.1. Het plangebied ligt aan de rand van de woonwijk Brouwhuis. De drie woningen worden toegevoegd in het bebouwingslint aan de Rivierensingel. Aan de overzijde van het plangebied ligt een gebied dat tot de ecologische hoofdstructuur behoort en bestaat uit bos. De raad heeft in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan de belangen bij de inpassing van woningen in het bebouwingslint dan aan het belang van het handhaven van de bestaande begroeiing op het perceel. Daarbij betrekt de Afdeling dat de voorziene woningen worden gebouwd binnen de contouren van de bestaande woonwijk en aan de overzijde van het plangebied een groot bosgebied ligt. Het betoog faalt.
5. Voorts voeren [appellant] en anderen aan dat de thans in het plangebied aanwezige begroeiing een natuurlijke afscherming vormt tegen geluidhinder ten gevolge van de Rivierensingel en de verderop gelegen N279, die in de toekomst zal worden uitgebreid.
5.1. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat door het verdwijnen van de aanwezige begroeiing de geluidhinder ter plaatse van hun woningen vanwege deze wegen dusdanig zal toenemen dat de raad dit plan uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Daarbij betrekt de Afdeling dat aannemelijk is dat de voorziene woningen ook een geluidwerende functie zullen hebben.
Over het betoog van [appellant] en anderen dat de thans in het plangebied aanwezige begroeiing een natuurlijke geluidbarrière voor de toekomstige uitbreiding van de N279 zal zijn, overweegt de Afdeling dat, zoals in de nota van zienswijzen is uiteengezet, bij een toekomstige uitbreiding van deze weg de nodige onderzoeken moeten worden verricht en bezien zal moeten worden of maatregelen moeten worden genomen met betrekking tot de geluidhinder ter plaatse van de omliggende woningen. Nu de N279 thans nog niet is uitgebreid en hiertoe ook geen voldoende concrete plannen bestaan, heeft de raad daar bij de vaststelling van dit plan geen rekening mee hoeven te houden.
Het betoog faalt.
6. [appellant] en anderen betogen verder dat de voorziene woningen zullen leiden tot aantasting van hun privacy en hun uitzicht.
6.1. De bouwvlakken van de voorziene woningen liggen op een afstand van ongeveer 25 m van de woningen van [appellant] en anderen. Er mag op grond van het plan maximaal één vrijstaande woning binnen een bouwvlak worden gebouwd, met een goothoogte van maximaal 6 m en een bouwhoogte van maximaal 10 m. De toegestane gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 60 m². Uit de nota van zienswijzen volgt dat de raad tegemoet is gekomen aan [appellant] en anderen door de bouwvlakken van de voorziene woningen 3 m verder van hun woningen te situeren.
Gelet op de afstand van de woningen van [appellant] en anderen tot de bouwvlakken van de voorziene woningen, die niet ongebruikelijk is in deze omgeving, en op de maximale bouwhoogten, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat zich niet zal voordoen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat geen recht bestaat op een blijvend ongewijzigd uitzicht en een onveranderde woon- en leefomgeving.
Het betoog faalt.
7. [appellant] en anderen betogen ten slotte dat onvoldoende is onderzocht of het plan financieel uitvoerbaar is. Zij vrezen voor waardedaling van hun woningen. De mogelijke tegemoetkomingen in de planschade kunnen de financiële uitvoerbaarheid in de weg staan.
7.1. Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant] en anderen betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die mogelijke waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn. Voorts is van belang dat de gemeente met de initiatiefnemer van het plan een overeenkomst als bedoeld in artikel 6.24, eerste lid, onder b, van de Wet ruimtelijke ordening is aangegaan, waarin is bepaald dat de mogelijke tegemoetkomingen in schade voor rekening van de initiatiefnemer komen. [appellant] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat er een zodanige planschade zal ontstaan dat geen van de bij de overeenkomst betrokken partijen de mogelijke financiële gevolgen zal kunnen dragen.
Het betoog faalt.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Wiel w.g. Kooijman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2013
459-758.