ECLI:NL:RVS:2013:BY8517

Raad van State

Datum uitspraak
16 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205779/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
  • B. Klein Nulent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herziening bestemmingsplan Kerkpolder-West voor locatie De Put te Schipluiden

In deze zaak heeft de Raad van State op 16 januari 2013 uitspraak gedaan over de afwijzing van de aanvraag van [appellant] voor een herziening van het bestemmingsplan 'Kerkpolder-West' voor de locatie 'De Put' te Schipluiden. De aanvraag werd op 19 oktober 2011 door de raad van de gemeente Midden-Delfland afgewezen. Hiertegen heeft [appellant] bezwaar gemaakt, dat op 17 april 2012 ongegrond werd verklaard. Vervolgens heeft [appellant] beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer, na verwijzing van een meervoudige kamer.

[Appellant] betoogde dat de weigering om het bestemmingsplan te herzien in strijd was met een beleidsbeslissing uit het Streekplan 'Zuid-Holland-West' uit 2003, waarin de locatie 'De Put' als bestaand stedelijk gebied was aangewezen. Hij voerde aan dat deze beleidsbeslissing nog steeds van kracht was, omdat deze nooit expliciet was ingetrokken. De raad van de gemeente Midden-Delfland stelde echter dat de Provinciale Verordening Ruimte alleen dwingende regels bevatte voor gebieden buiten de rode contour en dat de beleidsvrijheid van de raad leidend was in deze kwestie.

De Raad van State oordeelde dat de raad bij het vaststellen van een bestemmingsplan beleidsvrijheid toekomt en dat het Streekplan ten tijde van het bestreden besluit niet langer het toepasselijke provinciaal beleid was. De relevante regels waren vastgelegd in de op 2 juli 2010 goedgekeurde Structuurvisie en Verordening van de Provincie Zuid-Holland. De Raad van State concludeerde dat de raad niet in strijd had gehandeld met de Verordening en dat er geen aanleiding was om te oordelen dat de raad niet in redelijkheid had kunnen weigeren om het bestemmingsplan te herzien. Het beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

201205779/1/R4.
Datum uitspraak: 16 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Oudemirdum, gemeente Gaasterlân-Sleat,
en
de raad van de gemeente Midden-Delfland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 oktober 2011 heeft de raad de aanvraag van [appellant] om een herziening van het bestemmingsplan "Kerkpolder-West" vast te stellen voor de locatie "De Put" te Schipluiden, afgewezen.
Bij besluit van 17 april 2012 heeft de raad het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 december 2012, waar de raad, vertegenwoordigd door ir. G.W. de Bruijn, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1.    [appellant] heeft de raad verzocht een woonbestemming in plaats van de huidige bestemming "Agrarisch" aan de locatie "De Put" toe te kennen, waarop de raad afwijzend heeft beslist.
2.    [appellant] betoogt dat de weigering het bestemmingplan te herzien in strijd is met een concrete beleidsbeslissing uit het Streekplan "Zuid-Holland-West" uit 2003 (hierna: Streekplan). [appellant] voert aan dat deze concrete beleidsbeslissing, waarbij de locatie "De Put" is aangewezen als "bestaand stedelijk en dorpsgebied", nog steeds geldt, nu deze concrete beleidsbeslissing nooit expliciet is ingetrokken door provinciale staten. [appellant] stelt voorts dat de locatie "De Put" is gelegen binnen de rode contour met de aanduiding  "bestaand stads- en dorpsgezicht 2010" uit de provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland; Provinciale Structuurvisie" van de Provincie Zuid-Holland (hierna: Structuurvisie). Dit bevestigt volgens [appellant] dat de concrete beleidsbeslissing nog geldt, waardoor de locatie "De Put" een woonbestemming moet krijgen. Tot slot betoogt [appellant] dat de locatie "De Put" de laatste uitbreidingsmogelijkheid binnen Schipluiden omvat.
2.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de Provinciale Verordening Ruimte (hierna: Verordening) alleen dwingende regels bevat ten aanzien van ruimtelijke ordening buiten de contour met de omschrijving "bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010". De raad wijst voorts op de beleidsvrijheid die de raad toekomt op het gebied van de ruimtelijke ordening. De raad vindt de door [appellant] voorgestane ontwikkeling onwenselijk, omdat het groene karakter aan de dorpsrand van Schipluiden door de gevraagde herziening verloren dreigt te gaan.
2.2.    Volgens de Structuurvisie valt de locatie "De Put" binnen de rode contour met de omschrijving "bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010".
Ingevolge kaart 1 bij de Verordening is de locatie "De Put" gelegen binnen de rode bebouwingscontour als bedoeld in de Verordening.
In hoofdstuk 2 van de Verordening hebben provinciale staten regels gesteld voor het gebied buiten de rode bebouwingscontour.
2.3.     De Afdeling stelt voorop dat de raad beleidsvrijheid toekomt bij een besluit omtrent het vaststellen van een bestemmingsplan.
2.4.    Onder verwijzing naar de uitspraak van 7 november 2012 in zaak nr.
201105458/1/R4, vormde het Streekplan, anders dan [appellant] kennelijk veronderstelt, ten tijde van het bestreden besluit niet langer het toepasselijke provinciaal beleid. Het toepasselijke provinciale beleid en de algemene regels zoals die golden ten tijde van dat besluit zijn vervat in de op 2 juli 2010 door provinciale staten van Zuid-Holland vastgestelde Structuurvisie en Verordening. Gelet hierop kan [appellant] zich niet meer met recht beroepen op een concrete beleidsbeslissing uit het Streekplan.
De raad is bij de vaststelling van een bestemmingsplan niet aan provinciaal beleid gebonden. Wel dient de raad daarmee rekening te houden, hetgeen betekent dat dit beleid in de belangenafweging dient te worden betrokken. Nu de raad bij het nemen van het bestreden besluit niet is gebonden aan het provinciaal beleid uit de Structuurvisie, kan [appellant] geen recht op een woonbestemming ontlenen aan het bepaalde in de Structuurvisie.
De Verordening bevat geen bindende regels voor gebieden gelegen binnen de rode bebouwingscontour, zoals de locatie "De Put". Reeds hierom heeft de raad met de weigering het plan te herzien niet gehandeld in strijd met de Verordening.
In hetgeen [appellant]  verder heeft aangevoerd, wordt geen aanleiding gezien voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren om het bestemmingsplan "Kerkpolder-West" voor de locatie "De Put" te herzien en de door [appellant] gewenste woonbestemming toe te kennen. Daarbij heeft de raad in aanmerking mogen nemen dat de locatie "De Put" is gelegen aan de rand van het dorp, terwijl de raad het groene karakter van de dorpsrand wil behouden. Het betoog faalt.
3.    [appellant] voert voorts aan dat de raad heeft gehandeld in strijd met het beginsel van fair play bij de besluitvorming. Volgens hem is het niet logisch dat de raad de locatie "De Put" niet wil bebouwen. [appellant] vermoedt dat eerdere conflicten van hem met de gemeente een rol hebben gespeeld bij de besluitvorming door de raad.
3.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat voorafgaand aan het besluit een zorgvuldige belangenafweging heeft plaatsgevonden.
3.2.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd over de eerdere conflicten met de gemeente, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad heeft gehandeld in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het beginsel van fair play. Het betoog faalt.
4.    In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van staat.
w.g. Hoekstra    w.g. Klein Nulent
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2013
218-767.