201206191/1/A4.
Datum uitspraak: 16 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Den Haag,
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
verweerder.
Bij besluit van 17 januari 2012 heeft het college zijn beslissing om op 10 januari 2012 spoedeisende bestuursdwang jegens [appellant] toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 119,00) voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 24 mei 2012 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door B.L. Streur, en het college, vertegenwoordigd door G.J.N. Hazenkamp, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: de Afvalstoffenverordening) stelt het college de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
Ingevolge het tweede lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Uitvoeringsverzamelbesluit Afvalstoffenverordening 2010 van de gemeente Den Haag (hierna: het Uitvoeringsverzamelbesluit) moeten inzamelmiddelen door de gebruiker van het perceel worden aangeboden op de voor dat perceel vastgestelde inzameldag zoals aangegeven op de huisvuilkalender.
Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geschiedt de toepassing van bestuursdwang op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een afvalzak die op 10 januari 2012 is aangetroffen op de Laan van Meerdervoort te Den Haag ter hoogte van perceelnummer 444.
3. Niet in geschil is dat [appellant] deze afvalzak op een onjuiste dag ter inzameling heeft aangeboden en dat hij daarmee de desbetreffende bepalingen van de Afvalstoffenverordening en het Uitvoeringsverzamelbesluit heeft overtreden.
4. [appellant] betoogt dat de kosten van bestuursdwang hem redelijkerwijs niet in rekening kunnen worden gebracht. Hij voert daartoe aan dat hem niet kan worden verweten dat hij de afvalzak op een onjuiste dag heeft aangeboden, omdat hij door gebrekkige informatievoorziening door de gemeente niet op de hoogte was van de wijziging per 28 november 2011 van de ophaaldag van maandag naar vrijdag. Hij wijst er daarbij op dat op of nabij de bewuste locatie 37 andere afvalzakken stonden en dat de bewoners van de Laan van Meerdervoort eerst bij brief van 14 december 2011 van de wijziging van de ophaaldag op de hoogte zijn gesteld. [appellant] stelt verder dat hij pas tijdens het derde telefonische gesprek met de gemeente in februari 2012 op de hoogte is gesteld van de wijziging.
4.1. [appellant] woont op de [locatie]. Hij vermeldt in het beroepschrift dat hij doordeweeks in Madrid werkt en daarom zijn huisvuil niet aanbiedt voor zijn woning maar op de Laan van Meerdervoort ter hoogte van nummer 444, waarvoor de maandag als inzameldag geldt. Met ingang van 28 november 2011 is de inzameldag van huisvuil op de Laan van Meerdervoort nummers 442 tot en met 492 echter gewijzigd van maandag naar vrijdag. Onbestreden is dat deze wijziging in november 2011 is doorgevoerd in de digitale en papieren huisvuilkalender 2011 en is verwerkt in de digitale en papieren huisvuilkalender 2012. Omdat echter was geconstateerd dat sommige bewoners nog steeds hun huisvuil op maandag buiten zetten, is de wijziging ook nog bij brief van 14 december 2011 kenbaar gemaakt.
[appellant] heeft de afvalzak op een andere locatie dan voor zijn eigen woning ter inzameling aangeboden. Anders dan [appellant] kennelijk betoogt, kan van het college niet worden gevergd dat bewoners van buiten het gebied waarvoor de wijziging van de ophaaldagen geldt, persoonlijk op de hoogte worden gesteld van die wijziging. [appellant] dient zich op de hoogte te stellen en te houden van de inzameldagen die voor de desbetreffende locatie gelden. Nu de wijziging van de inzameldag kenbaar is gemaakt op de papieren en digitale huisvuilkalender, komt het voor risico van [appellant] dat hij daarvan niet op de hoogte was. Gelet hierop is er in zoverre geen aanleiding voor het oordeel dat de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste hadden behoren te komen.
5. [appellant] stelt dat de kosten van het verwijderen van de afvalzak waarvan het college uitgaat, te weten € 184,43, niet overeenkomen met de werkelijke kosten. Hij stelt dat deze kosten veel lager zijn omdat op één dag en op één locatie meerdere afvalzakken tegelijk zijn verwijderd.
5.1. Het college heeft de kosten van de toepassing van bestuursdwang die op de overtreder worden verhaald bepaald op € 119,00 per verwijderde huisvuilzak. Volgens het college bedragen de werkelijke kosten € 184,43 per verwijderde huisvuilzak. Bij de berekening daarvan is uitgegaan van de jaarlijkse kosten van het gehele systeem van verwijdering van verkeerd aangeboden huisvuilzakken. Het bedrag bestaat uit verschillende onderdelen, zoals arbeidsloon, transportkosten en administratiekosten. Omdat het college het bedrag van € 184,43 te hoog vindt beperkt het het te verhalen bedrag tot € 119,00, hetgeen volgens het college ook vergelijkbaar is met de bedragen die in andere gemeenten worden gehanteerd.
[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit bedrag de werkelijke kosten overstijgt en om die reden niet in redelijkheid op hem kan worden verhaald.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2013