ECLI:NL:RVS:2013:BY9176

Raad van State

Datum uitspraak
15 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201211050/1/A1 en 201211050/2/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • N.D.T. Pieters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen omgevingsvergunning voor afhaalstation Albert Heijn te Heemstede

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [verzoekster] en de besloten vennootschappen Ahold Europe Real Estate & Construction B.V. en Albert Heijn B.V. tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 19 juli 2012 door het college van burgemeester en wethouders van Heemstede is verleend voor het gebruik van een perceel te Heemstede als afhaalstation voor goederen, inclusief de plaatsing van een erfafscheiding, luifel en drie vlaggenmasten. De vergunning is verleend zonder dat de aard van de af te halen goederen of de naam van Albert Heijn in de publicatie is vermeld.

[verzoekster] heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft dit bezwaar op 30 oktober 2012 niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft het beroep van [verzoekster] gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd. Tegen deze uitspraak hebben zowel [verzoekster] als Ahold hoger beroep ingesteld. [verzoekster] heeft daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het college terecht het bezwaar van [verzoekster] niet-ontvankelijk heeft verklaard. De voorzitter oordeelt dat de termijn voor het indienen van bezwaar is overschreden en dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat deze termijn verschoonbaar was. De voorzitter heeft het hoger beroep van Ahold gegrond verklaard en het beroep van [verzoekster] ongegrond verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening is afgewezen. De uitspraak van de voorzieningenrechter is vernietigd en het beroep van [verzoekster] is ongegrond verklaard.

Uitspraak

201211050/1/A1 en 201211050/2/A1.
Datum uitspraak: 15 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoekster A] en Deka Supermarkten B.V., beide gevestigd te Heemstede, (hierna tezamen in enkelvoud: [verzoekster]) om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb) en (met toepassing van artikel 8:86 van die wet) op de hoger beroepen van:
1.    [verzoekster],
2.    de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Ahold Europe Real Estate & Construction B.V. en Albert Heijn B.V., beide gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad, (hierna tezamen in enkelvoud: Ahold),
appellanten,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 27 november 2012 in zaak nr. 12/4691 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het college van burgemeester en wethouders van Heemstede.
Procesverloop
Bij besluit van 19 juli 2012 heeft het college aan [belanghebbende] omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het perceel [locatie] te Heemstede als station voor afhaal van goederen en het plaatsen van een erfafscheiding, luifel en drie vlaggenmasten op het perceel.
Bij besluit van 30 oktober 2012 heeft het het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 27 november 2012 heeft de voorzieningenrechter het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekster] en Ahold hoger beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzitter voorts verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2012, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. O.H. Minjon, advocaat te Opmeer, en A.F.T. Breed, Ahold, vertegenwoordigd door mr. J.C. van Oosten, advocaat te Amsterdam en mr. F.T.A. Hendriks, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. M.R. Staller en L.C.W. Wijker, beiden werkzaam in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.    Ingevolge artikel 3.9, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) beslist het bevoegd gezag op een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag. Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking doet het mededeling van die beschikking op de wijze waarop het overeenkomstig artikel 3.8 van de aanvraag kennis heeft gegeven.
3.    Het project ziet op een zogeheten "Pick up point" van Albert Heijn.
4.    Het college heeft van het besluit van 19 juli 2012 op 25 juli 2012 mededeling gedaan in het huis-aan-huisblad de Heemsteder. Niet in geschil is dat [verzoekster] daartegen niet binnen zes weken bezwaar heeft gemaakt.
5.    De voorzieningenrechter heeft de termijnoverschrijding verschoonbaar geacht, omdat niet valt uit te sluiten dat [verzoekster] van het maken van bezwaar af heeft gezien, omdat de publicatie van de omgevingsvergunning geen vermelding bevatte van de aard van de af te halen goederen of de naam van Albert Heijn.
6.    Ahold betoogt dat dat de voorzieningenrechter aldus heeft miskend dat het college het door [verzoekster] gemaakte bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het, als haar niet duidelijk was waar het besluit van 19 juli 2012 in voorzag, op haar weg had gelegen om zich bij het college nader te informeren.
6.1.    In de publicatie van de omgevingsvergunning is, voor zover thans van belang, vermeld dat de vergunning is verleend voor het wijzigen van de functie winkel/kantooropslag naar station voor afhaal van goederen op het perceel. Niet in geschil is dat de publicatie aan het bepaalde in artikel 3.9, aanhef en onder a, van de Wabo voldoet.
Dat in de kennisgeving de aard van af te halen goederen en de naam van Albert Heijn niet zijn vermeld, heeft de voorzieningenrechter ten onrechte tot het oordeel geleid dat het [verzoekster] niet mag worden tegengeworpen dat zij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. Termijnen, als waar het hier om gaat, dienen ter waarborging van de rechtszekerheid, met name, maar niet alleen, van de vergunninghouder. Als de termijn is verlopen, moet deze ervan uit kunnen gaan dat de vergunning benut kan en mag worden. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Zo'n geval doet zich hier niet voor. Het was aan [verzoekster] om te onderzoeken of voor haar aanleiding bestond om tegen het besluit van 19 juli 2012 bezwaar te maken. De gevolgen van de omstandigheid dat zij in de publicatie geen aanleiding heeft gezien om nadere informatie te verkrijgen over de houder van de vergunning en de activiteiten, waarvoor vergunning is verleend, heeft het college terecht voor haar rekening gelaten, als het heeft gedaan.
Het betoog slaagt.
7.    Gelet op het voorgaande, behoeven hetgeen Ahold voor het overige heeft aangevoerd en de door [verzoekster] aangevoerde gronden geen bespreking.
8.    Het hoger beroep van Ahold is gegrond. Dat van [verzoekster] is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, wordt het beroep van [verzoekster] ongegrond verklaard.
9.    Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep van Ahold gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 27 november 2012 in zaak nrs. 12/4691 en 12/4943;
III.    verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond;
IV.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.D.T. Pieters, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb    w.g. Pieters
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2013
580.