201206132/1/A4.
Datum uitspraak: 23 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Dordrecht,
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht,
verweerder.
Bij besluit van 25 mei 2012 heeft het college de locatie nr. BS-014, zoals aangegeven op de bij het besluit behorende kaarten, aangewezen als locatie voor een inzamelvoorziening voor huishoudelijk restafval (hierna: afvalcontainer BS-014) ten behoeve van de gebruikers van de in het besluit nader aangewezen percelen.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2012, waar [appellanten] en het college, vertegenwoordigd door mr. E.A. van Dommelen-van de Lugt en G. Drijvers, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de stichting Stichting Regenten of Lenghenhof, vertegenwoordigd door mr. M.A.V. van Ardennen, advocaat te Dordrecht, gehoord.
1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder b, van de Afvalstoffenverordening Dordrecht kan de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen plaatsvinden via een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen.
Ingevolge artikel 10, vierde lid, kan het college nadere regels stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.
Ingevolge artikel 3, elfde lid, van het Uitvoeringsbesluit behorende bij de Afvalstoffenverordening Dordrecht bevinden inzamelvoorzieningen zich op maximaal 125 m loopafstand van de erfgrens van het perceel, tenzij er moverende en het algemeen belang dienende redenen zijn om van deze afstand af te wijken.
2. [appellanten] wonen in het hofje "Lenghenhof", nabij de Vriesestraat. Het bestreden besluit heeft tot gevolg dat [appellanten] voor het aanbieden van hun huishoudelijk afval gebruik moeten maken van de afvalcontainer BS-014, die is gesitueerd aan de Vest, hoek Johan de Wittstraat. [appellanten] willen gebruik blijven maken van de afvalcontainer BS-023, gelegen in de Vriesestraat, omdat deze zich vrijwel voor hun woningen bevindt, terwijl de afstand tot de afvalcontainer BS-014 ongeveer 118 m bedraagt. Gezien hun leeftijd achten zij het onder slechte weersomstandigheden gevaarlijk een dergelijk grote afstand te overbruggen. Zij wijzen er op dat de afvalcontainer BS-023 nooit helemaal vol is en dat zij slechts een kleine hoeveelheid huishoudelijk afval aanbieden.
2.1. Het college hanteert bij de aanwijzing van locaties voor ondergrondse afvalcontainers en de daaraan gekoppelde adrestoewijzing de notitie 'Nadere uitwerking invoering ondergrondse containerisatie restafval overige wijken Dordrecht' van 19 april 2007 als uitgangspunt. In de notitie zijn verschillende criteria opgenomen waaraan het college bij de aanwijzing van een locatie moet toetsen. Daarbij gaat het onder meer om de loopafstand tot de percelen van de gebruikers en de capaciteit van de container in verhouding tot het maximaal aantal aansluitingen per container.
Ten aanzien van de loopafstand is in de notitie vermeld dat een afstand tussen de erfgrens en de containers van 75 m het meest leidend is behoudens speciale gevallen waarbij deze afstand maximaal 125 m mag bedragen.
Verder heeft het college op 13 maart 2012 de 'Beleidsregel loopafstand inzamelvoorzieningen huishoudelijk afval' vastgesteld. Hierin is bepaald dat voor de inzamelvoorzieningen voor huishoudelijke afvalstoffen geldt dat deze worden gesitueerd binnen 125 m en bij voorkeur binnen 75 m van de perceelgrens van de woningen waarvoor de inzamelvoorzieningen zijn bestemd. In bijzondere situaties kan een afstand van maximaal 150 m worden gehanteerd.
2.2. De loopafstand van de woningen van [appellanten] tot de afvalcontainer BS-014 bedraagt ongeveer 118 m en blijft daarbij onder de op grond van de toepasselijke regelgeving en het gevoerde beleid maximaal toegestane afstand. Verder heeft het college onweersproken gesteld dat aan de afvalcontainer BS-023, die op minder dan 75 m van de woningen van [appellanten] ligt, al 101 huishoudens zijn toegewezen en dat daarmee, gelet op de capaciteit van de container, het maximum is bereikt. Voor een groot gedeelte van die huishoudens is geen alternatief voorhanden omdat de afstand dan meer dan 150 m zou gaan bedragen. Voorts zou een toewijzing van de percelen van [appellanten] aan de afvalcontainer BS-023 betekenen dat ook andere percelen daarvoor in aanmerking zouden komen.
Gelet op het vorenstaande kan in hetgeen in beroep is aangevoerd geen grond worden gevonden voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid de locatie BS-014 met de daaraan gekoppelde percelen heeft kunnen aanwijzen.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van staat.
w.g. Timmerman-Buck w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2013