ECLI:NL:RVS:2013:BY9224

Raad van State

Datum uitspraak
23 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201201493/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan 'West' vastgesteld door de raad van de gemeente Voorschoten

Op 15 december 2011 heeft de raad van de gemeente Voorschoten het bestemmingsplan 'West' vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verschillende appellanten, waaronder bewoners van Voorschoten, beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 15 november 2012 ter zitting behandeld. De appellanten voerden aan dat het bestemmingsplan niet voldoende rekening houdt met de overlast van het nabijgelegen tennispark en dat er geen maatregelen zijn genomen om deze overlast te beperken. De raad van de gemeente Voorschoten verweerde zich door te stellen dat het voorontwerpbestemmingsplan 'Van der Hoevenpark' niet door de raad was vastgesteld, maar door het college van burgemeester en wethouders, en dat het college vrijstelling had verleend voor de aanleg van de woonwijk. De Afdeling oordeelde dat de raad in redelijkheid kon aannemen dat het bestemmingsplan niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening en dat de belangen van de appellanten niet zwaarder wogen dan de belangen van de realisatie van het plan. De beroepen van de appellanten werden ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 23 januari 2013.

Uitspraak

201201493/2/R4.
Datum uitspraak: 23 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], beiden wonend te Voorschoten,
2.    [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] en anderen, allen wonend te Voorschoten,
3.    [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te Voorschoten,
en
de raad van de gemeente Voorschoten,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 december 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "West" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellanten sub 1], [appellanten sub 2] en anderen en [appellanten sub 3] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Tennisvereniging Forescate, [appellanten sub 2] en anderen, [appellanten sub 1] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht (hierna: het deskundigenbericht) uitgebracht.
[appellanten sub 2] en anderen, de raad en Tennisvereniging Forescate hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 november 2012, waar [appellant sub 1A], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en mr. M. van Basten Batenburg, [appellant sub 1B], [appellanten sub 3], allen bijgestaan door mr. M. van Basten Batenburg, [appellanten sub 2] en anderen en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. Kromhout van der Meer en ing. R. van der Mark, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is Tennisvereniging Forescate, vertegenwoordigd door [ voorzitter] als partij gehoord.
De Afdeling heeft de behandeling van onderhavige beroepen afgesplitst van zaak nr. 201201493/1/R4. De behandeling van het door Rechter ingestelde beroep tegen het besluit van 15 december 2011 zal onder laatstgenoemd nummer worden voortgezet.
Overwegingen
Planbeschrijving
1.    Het bestemmingsplan is een in hoofdzaak conserverend plan voor de woonwijken Nassauwijk, Adegeest, Boschgeest en Bloemenwijk te Voorschoten.
Beroep van [appellanten sub 1] en van [appellanten sub 3]
2.    [appellanten sub 1] als ook [appellanten sub 3] keren zich ertegen dat de inhoud van het voorontwerpbestemmingsplan "Van der Hoevenpark" niet is opgenomen in het bestemmingsplan "West". Hiertoe voeren zij aan dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland in het kader van bestuurlijk overleg een positieve reactie heeft gegeven over het voorontwerpbestemmingsplan "Van der Hoevenpark", zodat het college van burgemeester en wethouders vrijstelling van het bestemmingsplan "Nassauwijk" kon verlenen ten behoeve van de aanleg van een woonwijk. Aan kopers van huizen in die woonwijk werd door verstrekking van dit voorontwerpbestemmingsplan informatie over de planologische situatie gegeven. In het plan zijn volgens hen ten onrechte geen maatregelen genomen om de overlast te beperken, zoals sluiting van het park in de winter, een minimale afstand tussen de tennisbanen en de huizen, kappen over de lampen en een rij bomen tussen de huizen en de tennisbanen. [appellanten sub 1] als ook [appellanten sub 3] ondervinden overlast van het tennispark, vooral Zij vrezen voor waardedaling van hun woningen. door de lampen ervan. Zij stellen dat zij onjuiste informatie hebben gekregen.
2.1.    De raad dat het voorontwerpbestemmingsplan "Van der Hoevenpark" is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en niet door de raad. Bovendien kan een voorontwerpbestemmingsplan nog worden gewijzigd. Dat het college van gedeputeerde staten aan bestuurlijk overleg naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan het rechtsgevolg heeft verbonden dat het college van burgemeester en wethouders vrijstelling van het geldende bestemmingsplan "Nassauwijk" kon verlenen zonder specifieke verklaring van geen bezwaar maakt dit volgens de raad niet anders. Tegen de bouwvergunning had beroep kunnen worden ingesteld. De raad stelt voorts dat in een bestemmingsplan niet kan worden gegarandeerd dat een groenstrook bestaat, omdat dit slechts toelatingsplanologie betreft. Volgens de raad wordt artikel 2.1, tweede lid, aanhef en onder h, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer nageleefd. Een door onder meer [appellant sub 3A] en [appellant sub 1A] ingediend verzoek om handhaving is dan ook afgewezen, aldus de raad.
2.2.    De Afdeling acht aannemelijk gemaakt dat aan de grenswaarden die zijn opgenomen in de richtlijn "Algemene richtlijn betreffende lichthinder. Deel 1 Algemeen en Grenswaarden voor sportverlichting" van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde kan worden voldaan. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad desondanks niet in redelijkheid heeft kunnen aannemen dat bij de woningen niet een dusdanig grote lichthinder zal optreden dat het plan om die reden in strijd met een goede ruimtelijke ordening moet worden geacht.
Over het betoog van [appellanten sub 1] als ook [appellanten sub 3] dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, wordt overwogen dat [appellanten sub 1] als ook [appellanten sub 3] niet aannemelijk hebben gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan in de door hen gewenste maatregelen zou voorzien. De raad heeft het plan op dit punt derhalve niet in strijd met het vertrouwensbeginsel vastgesteld.
Wat betreft de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van hun woningen, bestaat gelet op hetgeen daarover in beroep naar voren is gebracht geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het plan aan de orde zijn.
2.3.    In hetgeen [appellanten sub 1] als ook [appellanten sub 3] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Beroep [appellanten sub 2]
3.    [appellanten sub 2] en anderen keren zich tegen het noordelijke opstijgpunt mast 26N van de 150 kV hoogspanningsleiding. Daartoe voeren zij aan dat de 0,4 microtesla-contour over hun appartementencomplex ligt. Zij betogen dat dit in strijd is met het rijksbeleid om uitbreiding van het aantal woningen dat wordt blootgesteld aan meer dan 0,4 microtesla te vermijden. [appellanten sub 2] en anderen bestrijden de berekening uit 2008 volgens welke er geen verblijfsruimten binnen de contour liggen. Zij voeren voorts aan dat het opstijgpunt een sterk coronageluid veroorzaakt, zodra er vocht in de lucht zit. Volgens hen wordt niet voldaan aan de normering van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. [appellanten sub 2] en anderen stellen dat het geluid vaker voorkomt dan wordt aangenomen door de raad en in het deskundigenbericht. [appellanten sub 2] en anderen betogen dat het opstijgpunt onveilig is gesitueerd op korte afstand van een fietspad en een vijver. Daartoe voeren zij aan dat de hoogspanningskabels op 3,5 meter hoogte onbeschermd zijn en op ongeveer 1,5 meter van het afscheidingshek zijn gesitueerd. Zij voeren aan dat ten minste een wijzigingsbevoegdheid had moeten worden opgenomen.
3.1.    Op 29 augustus 2003 is door het college van burgemeester en wethouders van Voorschoten aan de besloten vennootschap B.V. Transportnet Zuid-Holland vrijstelling verleend van het destijds geldende bestemmingsplan "Nassauwijk" voor het plaatsen van een hoogspanningsmast met opstijgpunten en een hekwerk op het perceel van Wassenaerlaantje ongenummerd nabij het tennispark van de tennisvereniging "Forescate", kadastraal bekend gemeente Voorschoten, sectie B, nr. 8675. Het perceel had de bestemming "Openbaar groen". De vrijstelling is onherroepelijk.
3.2.    Met het plan is beoogd om hetgeen met de vrijstelling ter plaatse aan gebruik mogelijk is gemaakt, planologisch vast te leggen. Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting is de Afdeling gebleken dat het plan op dit punt in aard en omvang geen gebruiksmogelijkheden biedt die afwijken van het gebruik in de in rechte onaantastbare vrijstelling. Onder deze omstandigheden sluit de afweging die de raad bij de vaststelling van het plan heeft moeten maken, nauw aan bij de afwegingen van het college van burgemeester en wethouders in het kader van de vrijstelling. Nu het plan niet verschilt van hetgeen de vrijstelling mogelijk maakt en niet aannemelijk is gemaakt dat de feiten en omstandigheden ten tijde van het thans bestreden besluit in relevante mate zijn gewijzigd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in dit geval een andere afweging had moeten maken.
3.3.    In hetgeen [appellanten sub 2] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
4.    De beroepen zijn ongegrond.
5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en drs. W.J. Deetman en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van staat.
w.g. Van Diepenbeek    w.g. Bijleveld
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2013
433.