201203707/1/R4.
Datum uitspraak: 23 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Sebaldeburen, gemeente Grootegast,
de raad van de gemeente Grootegast,
verweerder.
Bij besluit van 21 februari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Kleine Dorpen-Sebaldeburen, tuin [locatie]" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H.A. Jeuring, advocaat te Zuidhorn, en de raad, vertegenwoordigd door drs. A. Fennema en mr. G.H. Poort-van Drempt, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. De Afdeling heeft bij uitspraak van 1 juni 2011 in zaak nr. 201011227/1/R1 (www.raadvanstate.nl) het besluit van de raad van 7 september 2010 inzake de vaststelling van het bestemmingsplan "Kleine Dorpen" voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Tuin" ter plaatse van het perceel [locatie] te Sebaldeburen, vernietigd. Daartoe heeft de Afdeling overwogen dat het besluit van 7 september 2010 in zoverre niet berustte op een deugdelijke motivering.
Het thans voorliggende plan voorziet opnieuw in de bestemming "Tuin" voor een gedeelte van het perceel aan de [locatie] te Sebaldeburen.
2. [appellant] kan zich niet verenigen met de bestemming "Tuin" die in het plan is toegekend aan een gedeelte van zijn perceel aan de [locatie] te Sebaldeburen. Hij voert aan dat hij door deze bestemming in zijn belangen wordt geschaad nu hij dit gedeelte van zijn perceel niet meer overeenkomstig de huidige situatie kan gebruiken als opslagruimte voor zijn bedrijfsactiviteiten. Daartoe wijst [appellant] op het sinds 1979 op zijn perceel gevestigde klussenbedrijf en de bedrijvigheden van AVL Techniek B.V. die daar plaatsvinden. In dit verband stelt hij dat het betreffende gedeelte van het perceel in wisselende mate als opslagruimte wordt gebruikt en dat in artikel 7, lid 7.2, onder a, van de planregels is bepaald dat indien het gebruik van grond dat op grond van het overgangsrecht mag worden voortgezet, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, het verboden is dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. Volgens [appellant] heeft de raad de uitspraak van de Afdeling van 1 juni 2011 niet in acht genomen.
2.1. Aan de gronden binnen het plangebied, te weten een gedeelte van het perceel aan de [locatie] te Sebaldeburen, is de bestemming "Tuin" toegekend.
Ingevolge artikel 3, lid 3.1, van de planregels zijn de voor "Tuin" aangewezen gronden bestemd voor:
a. tuinen, geen erven zijnde, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen woonhuis;
met de daarbij behorende:
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
2.2. In het voorheen geldende bestemmingsplan "Sebaldeburen", vastgesteld door de raad op 6 november 1979 en goedgekeurd door het college van gedeputeerde staten bij besluit van 4 november 1980, was aan de gronden de bestemming "Nijverheidsbedrijven" met de aanduiding "2" toegekend.
Ingevolge artikel 8, lid 8.1, van de voorschriften van dat plan, voor zover hier van belang, waren de als zodanig op de plankaart aangegeven gronden met de aanduiding "2" bestemd voor een aannemersbedrijf, met bijbehorende gebouwen, andere bouwwerken en terreinen.
Ingevolge artikel 8, lid 8.4, aanhef en onder b, gold ten aanzien van de in artikel 8, lid 8.1, bedoelde gronden en gebouwen dat zij slechts mochten worden gebruikt overeenkomstig de bestemming, met dien verstande dat de gronden op de plankaart aangeduid met "geen opslag" niet mochten worden gebruikt voor bedrijfsmatige opslag.
2.3. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. De raad komt beleidsvrijheid toe bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan.
Volgens de toelichting op het plan heeft de raad bij het bestemmen van het betreffende gedeelte van het perceel aan de [locatie] te Sebaldeburen als "Tuin", als uitgangspunt genomen het bestaande gebruik alsmede het straatbeeld, het beeld van open erven en de functionele situatie. Uit periodiek genomen luchtfoto’s in de periode tussen 1996 en 2010 is volgens de toelichting op het plan gebleken dat dit deel van het perceel als tuin wordt gebruikt, zodat met de aan het betreffende gedeelte van het perceel aan de [locatie] te Sebaldeburen toegekende bestemming het bestaande gebruik, zoals dat uit de luchtfoto’s naar voren komt, als zodanig is bestemd. [appellant] heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt en evenmin dat dit gedeelte van het perceel ten tijde van belang werd gebruikt als opslagruimte voor goederen ten behoeve van zijn klussenbedrijf.
Ten aanzien van het gebruik van het plangebied als opslagruimte voor vloeistofvaten ten behoeve van het door [appellant] daarin gedreven groothandelsbedrijf AVL Techniek B.V., stelt de Afdeling vast dat het perceel aan de [locatie] te Sebaldeburen in het voorheen geldende bestemmingsplan "Sebaldeburen" bestemd was voor een aannemersbedrijf. Het gebruik van het perceel als opslagruimte voor vloeistofvaten ten behoeve van het door [appellant] daarin gedreven groothandelsbedrijf AVL Techniek B.V. was derhalve onder het voorheen geldende bestemmingsplan "Sebaldeburen" niet toegestaan. In zoverre is dan ook geen sprake van bestaand legaal gebruik dat de raad in beginsel bij recht mogelijk had moeten maken. Nu ingevolge artikel 7, lid 7.2, onder d, van de planregels sublid a niet van toepassing is op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, valt dit gebruik voorts niet onder de beschermende werking van het overgangsrecht.
Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid de bestemming "Tuin" aan het betreffende gedeelte van het perceel aan de [locatie] te Sebaldeburen heeft kunnen toekennen.
3. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Steenbergen, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen w.g. Van Steenbergen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2013