ECLI:NL:RVS:2013:BY9252

Raad van State

Datum uitspraak
23 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201111697/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.G.C. Wiebenga
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Emmen, Willinkplein Zuid en de gevolgen voor geluid en luchtkwaliteit

In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Emmen, Willinkplein Zuid" dat op 29 september 2011 door de raad van de gemeente Emmen is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verschillende appellanten, waaronder de vereniging Vereniging van Eigenaars Myriadeflat Emmen, beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 mei 2012 ter zitting behandeld. De appellanten voerden aan dat de raad onjuiste verkeersgegevens had gebruikt in de akoestische en luchtkwaliteitsrapporten, wat zou leiden tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat. De Afdeling heeft in een tussenuitspraak van 27 juni 2012 de raad opgedragen om de gebreken in het besluit te herstellen. Op 18 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan opnieuw, gewijzigd vastgesteld. De Afdeling heeft de beroepen van de appellanten tegen het oorspronkelijke besluit van 29 september 2011 gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit vernietigd. De Afdeling oordeelde dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet op juiste feiten was uitgegaan, met name met betrekking tot de verkeersgegevens en de gevolgen daarvan voor geluid en luchtkwaliteit. De appellanten hebben hun zienswijzen over het gewijzigde besluit naar voren gebracht, maar de Afdeling concludeerde dat de raad in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen. De beroepen tegen het gewijzigde besluit van 18 oktober 2012 zijn ongegrond verklaard. De proceskosten zijn voor de raad van de gemeente Emmen, die ook het griffierecht moet vergoeden aan de appellanten. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 23 januari 2013.

Uitspraak

201111697/1/R4.
Datum uitspraak: 23 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.    [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend te Emmen,
2.    [appellant sub 2], wonend te Emmen,
3.    de vereniging Vereniging van Eigenaars Myriadeflat Emmen en anderen, gevestigd onderscheidenlijk wonend te Emmen,
en
de raad van de gemeente Emmen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2011 heeft de raad het bestemmingsplan "Emmen, Willinkplein Zuid" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1], [appellant sub 2] en VvE Myriadeflat en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 2] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2012, waar VvE Myriadeflat en anderen, van wie [gemachtigden] in persoon en vertegenwoordigd door mr. R. Klarus, advocaat te Emmen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Groenewegen, J.M.E. Elfrink, B.M.E. van den Akker en T.G.M. Koopman, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ahold Europe Real Estate & Construction B.V., vertegenwoordigd door mr. F.T.A. Hendriks en B. Oushoorn, verschenen.
Bij tussenuitspraak van 27 juni 2012, nr.
201111697/1/T1/R4, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van 29 september 2011 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 oktober 2012, heeft de raad aan de Afdeling te kennen gegeven de gebreken in het besluit van 29 september 2011 te hebben hersteld. Bij besluit van 18 oktober 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Emmen, Willinkplein Zuid" opnieuw, gewijzigd, vastgesteld.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over het besluit van 18 oktober 2012 naar voren te brengen. [appellant sub 2] heeft daarvan gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Het besluit van 29 september 2011
1.    De Afdeling heeft in de tussenuitspraak naar aanleiding van het beroep van [appellant sub 2] over de gehanteerde verkeersgegevens in overweging 2.5.1 overwogen dat de raad heeft erkend dat onjuiste verkeersgegevens aan het akoestisch rapport en het luchtkwaliteitrapport ten grondslag hebben gelegen. Gelet daarop heeft de Afdeling in de tussenuitspraak overwogen dat de raad bij de te maken belangenafweging in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan is uitgegaan van onjuiste feiten en dat het bestreden besluit in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is genomen. Voorts heeft de Afdeling overwogen in overweging 2.7.5 ten aanzien van het beroep van VvE Myriadeflat en anderen over de geluidbelasting op de gevels van hun woningen, dat de raad zich niet heeft mogen baseren op de conclusies in het akoestisch rapport. Tevens is naar aanleiding van het beroep van VvE Myriadeflat en anderen met betrekking tot het plandeel met de bestemming "Centrum" overwogen in overweging 2.7.7 dat de raad zich ten aanzien van de privacy van omwonenden op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan door, zonder dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, voor te stellen een extra planregel op te nemen ten behoeve van de privacy van omwonenden. Het besluit is volgens de tussenuitspraak ook in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb genomen.
2.    Gelet op het vorenstaande is het beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 29 september 2011 gegrond. Het beroep van VvE Myriadeflat en anderen tegen dit besluit is in zoverre gegrond en voor het overige ongegrond. Het beroep van [appellanten sub 1] tegen het besluit van 29 september 2011 is ongegrond. Het besluit van 29 september 2011 dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb in zijn geheel te worden vernietigd.
3.    Bij de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na de verzending van de tussenuitspraak met in achtneming van hetgeen in overwegingen 2.5.1 en 2.7.5 is overwogen, alsnog te onderzoeken wat de gevolgen van het plan zijn voor de geluidbelasting en de luchtkwaliteit voor de omgeving en op grond van de uitkomsten van dat onderzoek het plan alsnog toereikend te motiveren dan wel het bestreden besluit te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling, en met inachtneming van hetgeen is overwogen in overweging 2.7.7 voor het plandeel met de bestemming "Centrum" een aanvullende planregel op te nemen ten behoeve van privacy van omwonenden.
Het besluit van 18 oktober 2012
4.    Bij het besluit van 18 oktober 2012 heeft de raad, naar aanleiding van de tussenuitspraak, het bestemmingsplan "Emmen, Willinkplein Zuid" in zijn geheel opnieuw, gewijzigd, vastgesteld. De beroepen van [appellanten sub 1], [appellant sub 2] en VvE Myriadeflat en anderen worden, gelet op de artikelen 6:18, eerste lid, van de Awb en 6:19, eerste lid, van de Awb, zoals deze luidden ten tijde van belang, geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 18 oktober 2012.
5.    De raad heeft bij het besluit van 18 oktober 2012 op basis van nieuwe prognoses van de verkeersintensiteiten opnieuw laten berekenen wat de gevolgen van het plan zijn voor de geluidbelasting en de luchtkwaliteit voor de omgeving. De resultaten zijn neergelegd in de rapporten "Rapportage: raming verkeersintensiteiten ontsluitingsweg nieuwe parkeergarage" van 16 juli 2012 (hierna: rapportage verkeersgegevens), "Akoestisch onderzoek bestemmingsplan "Willinkplein Zuid" te Emmen" van 25 juli 2012 (hierna: akoestisch rapport) en "Luchtkwaliteitonderzoek bestemmingsplan "Willinkplein Zuid" van 24 juli 2012 (hierna: luchtkwaliteitrapport). De resultaten van de nieuwe berekeningen hebben niet geleid tot wijziging van het plan.
Voorts heeft de raad bij het besluit van 18 oktober 2012 een gewijzigde planregeling vastgesteld ter beperking van de aantasting van de privacy van omwonenden als gevolg van het voorziene zogenoemde daklandschap binnen het plandeel met de bestemming "Centrum". Daarbij is artikel 3, lid 3.4.1, sub b, aan de planregels toegevoegd en op de verbeelding de aanduiding "verblijfsgebied uitgesloten" weergegeven.
6.    [appellant sub 2] vreest, zo begrijpt de Afdeling zijn beroep, voor overlast van het verkeer dat van en naar de parkeergarage rijdt. Volgens hem zijn onjuiste verkeersgegevens ten grondslag gelegd aan het akoestisch rapport en het luchtkwaliteitrapport. [appellant sub 2] betoogt in zijn zienswijze over het besluit van 18 oktober 2012 dat de raad in de rapportage verkeersgegevens ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de stijging van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de toename van het aantal kort parkeerders. Daarnaast is volgens [appellant sub 2] de gemaakte onderverdeling naar doelgroepen ten onrechte niet planologisch vastgelegd, zodat niet duidelijk is of van de daarop gebaseerde prognoses kan worden uitgegaan. Ook is volgens [appellant sub 2] niet duidelijk waarom in eerste instantie door de raad naar voren is gebracht dat de parkeergarage 4450 verkeersbewegingen zou genereren, terwijl in de rapportage verkeersgegevens is vermeld dat dit aantal pas over tien jaar wordt bereikt. Verder wijst [appellant sub 2] erop dat in het voorgaande plan, zoals door de raad vastgesteld op 29 september 2011, er nog van werd uitgegaan dat de nieuwe weg zou dienen als ontsluitingsweg voor zowel de parkeergarage als het voorziene bouwplan ten zuiden van het plangebied. In de rapportage verkeersgegevens is echter als uitgangspunt genomen dat de weg alleen zal dienen als ontsluitingsweg van de parkeergarage, aldus [appellant sub 2].
Voorts betoogt [appellant sub 2] dat in het akoestisch rapport ten onrechte ervan is uitgegaan dat er in de avond en nacht geen voertuigen van de weg gebruik maken. Hij voert in dat kader onder meer aan dat op koopavonden ook gebruik gemaakt wordt van de parkeergarage.
6.1.    In het onder 5 genoemde akoestisch rapport en het luchtkwaliteitrapport wordt geconcludeerd dat voldaan kan worden aan de geldende normen omtrent geluidhinder en luchtkwaliteit. In de rapporten is vermeld dat voor wat betreft de verkeersgegevens is uitgegaan van de door de raad aangeleverde gegevens daaromtrent.
6.2.    In de eerder genoemde rapportage verkeersgegevens heeft de raad weergegeven op welke wijze hij een inschatting heeft gemaakt van de te verwachten verkeersintensiteiten op de voorziene ontsluitingsweg van de parkeergarage. In de rapportage verkeersgegevens is vermeld dat de verkeersbewegingen van en naar de voorziene parkeergarage zijn ingeschat op basis van ervaringscijfers en met behulp een formule, waarbij het aantal parkeerplaatsen in de garage is vermenigvuldigd met het aantal keren dat geparkeerd wordt per dag per parkeerplaats, de zogenoemde turn-over. Dit is vervolgens weer vermenigvuldigd met de bezettingsgraad en daarna vermenigvuldigd met twee, vanwege in- en uitrijdend verkeer. Voor de waarden voor het aantal keren per dag dat geparkeerd wordt per parkeerplaats is volgens de rapportage verkeersgegevens aangesloten bij de gegevens van de bestaande parkeergarage onder het Willinkplein en de bestaande gegevens over parkeren in het centrum van Emmen. Daarbij is uitgegaan van de hoogste waarden. Voor de bezettingsgraad is uitgegaan van 50%, omdat het beleid is gericht op een langer verblijf in het centrum, aldus de rapportage verkeersgegevens. In de rapportage verkeersgegevens is een onderscheid gemaakt in de aantallen parkeerplaatsen gereserveerd voor onderscheidenlijk de supermarkt, de bewoners en toekomstige bewoners en winkelend publiek. Voorts volgt uit de rapportage verkeersgegevens dat geschat wordt dat in 2021, uitgaande van een autonome groei van 1 procent, 4450 motorvoertuigen per etmaal van de nieuwe ontsluitingsweg gebruik zullen maken.
6.3.    Volgens de raad is het aantal kort parkeerders in 2011 toegenomen, omdat de capaciteit van de parkeergarage onder het Willinkplein is uitgebreid en het parkeertarief op het tijdelijke parkeerterrein aan de Wenning is verhoogd. Daardoor is volgens de raad een deel van de parkeerstroom verplaatst naar de parkeergarage Willinkplein.
Nu uit de rapportage verkeersgegevens volgt dat de raad de prognose van de te verwachten verkeersbewegingen mede heeft gebaseerd op ervaringsgegevens van onder andere de bestaande parkeergarage en is uitgegaan van hoge waarden voor de zogenoemde turn-over, ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd over het aantal kort parkeerders geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich bij de vaststelling van het plan niet op de gehanteerde verkeersgegevens heeft mogen baseren. Ook met de enkele constatering van [appellant sub 2] dat in de planregels niet is vastgelegd hoeveel parkeerplaatsen in de parkeergarage per doelgroep worden gereserveerd, heeft [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat de door de raad gehanteerde formule over de te verwachten verkeersbewegingen van en naar de parkeergarage geen redelijk inzicht geeft en dat de raad zich bij de vaststelling van het plan niet op de door hem gehanteerde verkeersgegevens heeft mogen baseren. Voorts is niet gebleken dat de raad eerder het aantal van 4450 motorvoertuigbewegingen per etmaal anders heeft bedoeld dan thans is berekend in de rapportage voor het jaar 2021. In zoverre mist de beroepsgrond feitelijke grondslag.
6.4.    De raad heeft over de ontsluitingsweg naar voren gebracht dat deze niet zal dienen als ontsluiting voor het voorziene bouwplan ten zuiden van het plangebied. De mogelijk in dat gebied te bouwen woonwijk zal worden ontsloten via de Van Schaikweg, aldus de raad. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen grond de door de raad gegeven toelichting over de mogelijke ontsluiting van het bouwplan ten zuiden van het plangebied onjuist te achten. Daarbij betrekt de Afdeling dat het plan niet voorziet in een ontsluitingsweg voor dit mogelijk in de toekomst te realiseren bouwplan.
6.5.     Voor zover [appellant sub 2] betoogt dat in het akoestisch rapport ten onrechte geen rekening is gehouden met de verkeersbewegingen van en naar de parkeergarage in de avond- en de nachtperiode overweegt de Afdeling dat op bladzijde 16 van het akoestisch rapport is vermeld dat bij de berekening van de geluidbelasting als gevolg van de nieuwe weg is uitgegaan van 3.738 verkeersbewegingen in de dagperiode, 463 in de avondperiode en 249 in de nachtperiode. Dit komt overeen met de in tabel 3.1 van het akoestisch rapport weergegeven uur intensiteit in percentages. De beroepsgrond mist in zoverre feitelijke grondslag.
6.6.    Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de genoemde rapporten zodanige gebreken of leemten in kennis bevatten, dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat wat geluid en luchtkwaliteit betreft geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning van [appellant sub 2].
7.    VvE Myriadeflat en anderen betogen dat de geluidbelasting op de gevels van hun woningen onaanvaardbaar zal toenemen als gevolg van het plan.
7.1.    In het akoestisch rapport is onder meer de geluidbelasting op de gevels van de bestaande woningen, waaronder de woningen van VvE Myriadeflat en anderen, opnieuw berekend. In paragraaf 3.3 van het akoestisch rapport staat vermeld dat op de gevels van de bestaande woningen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet wordt overschreden en dat in zoverre wordt voldaan aan de geldende normen in de Wet geluidhinder. VvE Myriadeflat en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze conclusie in het akoestisch rapport onjuist is. Gelet daarop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ter plaatse van de woningen van VvE Myriadeflat en anderen in zoverre geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat.
8.    VvE Myriadeflat en anderen betogen dat zij als gevolg van de voorziene nieuwbouw en de mogelijkheid om een openbaar toegankelijke groenvoorziening te realiseren (hierna: het zogenoemde daklandschap) in hun uitzicht en privacy worden aangetast. Zij voeren aan dat bewoners van toekomstige appartementen directe inkijk hebben in hun woningen en op hun balkons en dat tevens directe inkijk bestaat vanaf het voorziene zogenoemde daklandschap.
8.1.    Ingevolge artikel 3, lid 3.4.1, aanhef en onder b, van de planregels wordt tot een gebruik, strijdig met deze bestemming in ieder geval gerekend het gebruik ter plaatse van de aanduiding "-vb" als verblijfsgebied in de vorm van een toegankelijk (openbaar of privé) daklandschap, voor zover gelegen op een hoogte van 6,5 m of meer boven peil, binnen een afstand van 20 m tot de gevel van een belendend appartement.
8.2.    Het gedeelte van de nieuwbouw met een maximale bouwhoogte van 10 m is voorzien op een afstand van 10 m van de Myriadeflat. Op dit deel van de voorziene nieuwbouw kan een zogenoemd daklandschap worden gerealiseerd dat openbaar toegankelijk kan zijn. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad artikel 3, lid 3.4.1, onder b, aan de planregels toegevoegd, zodat bij realiseren en ingebruikname van een zogenoemd daklandschap minimaal een afstand van 20 m moet worden aangehouden tot de gevel van een belendend appartement. Voorts is volgens de raad, zoals reeds in de tussenuitspraak is overwogen, de afstand tussen het gedeelte van de nieuwbouw met een maximale hoogte van 27 m waar woningen zijn voorzien en de Myriadeflat van venster tot venster ongeveer 30 m of meer. Vanuit de voorziene woningen is alleen zijdelings zicht op de woningen en balkons van de Myriadeflat, zodat er volgens de raad in zoverre geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht en de privacy van omwonenden.
8.3.    Zoals reeds in de tussenuitspraak is overwogen, bestaat geen recht op een blijvend vrij uitzicht. De Afdeling ziet in hetgeen VvE Myriadeflat en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding om de door de raad gegeven nadere toelichting onredelijk te achten. Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de Afdeling geen sprake van een zodanige aantasting van hun privacy en uitzicht dat de raad in redelijkheid hieraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het hier gaat om een stedelijke omgeving.
9.    Zoals onder 4 is overwogen heeft de raad het plan opnieuw, gewijzigd, vastgesteld en worden de beroepen van [appellanten sub 1], [appellant sub 2] en VvE Myriadeflat en anderen geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 18 oktober 2012. Ten aanzien van de beroepsgronden die [appellanten sub 1] en VvE Myriadeflat en anderen hebben aangevoerd tegen het besluit van 29 september 2011, welke gezien het vorenstaande worden geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 18 oktober 2012, ziet de Afdeling geen aanleiding in het kader van de toetsing van het besluit van 18 oktober 2012 anders te oordelen dan in het kader van de toetsing van het besluit van 29 september 2011, die in de tussenuitspraak heeft plaatsgevonden. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat het plan in zoverre inhoudelijk niet is gewijzigd.
Conclusie
10.    Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de Afdeling in hetgeen [appellanten sub 1], [appellant sub 2] en VvE Myriadeflat en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bij besluit van 18 oktober 2012 vastgestelde plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het besluit van 18 oktober 2012 anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen zijn ongegrond.
Proceskostenvergoeding
11.    De raad dient ten aanzien van [appellant sub 2] en VvE Myriadeflat en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellanten sub 1] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep van de vereniging Vereniging van Eigenaars Myriadeflat Emmen en anderen, voor zover dat is gericht tegen het besluit van 29 september 2011, gedeeltelijk gegrond en het beroep van [appellant sub 2], voor zover dat is gericht tegen het besluit van 29 september 2011, geheel gegrond;
II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Emmen van 29 september 2011;
III.    verklaart het beroep van de vereniging Vereniging van Eigenaars Myriadeflat Emmen en anderen, voor zover dat is gericht tegen het besluit van 29 september 2011, voor het overige ongegrond en het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], voor zover dat is gericht tegen het besluit van 29 september 2011, geheel ongegrond;
IV.    verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], [appellant sub 2] en de vereniging Vereniging van Eigenaars Myriadeflat Emmen en anderen, voor zover deze worden geacht te zijn gericht tegen het besluit van 18 oktober 2012, ongegrond;
V.    veroordeelt de raad van de gemeente Emmen tot vergoeding van bij de vereniging Vereniging van Eigenaars Myriadeflat Emmen en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 944,00 (zegge: neggenhonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
veroordeelt de raad van de gemeente Emmen tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 708,00 (zegge: zevenhonderdacht euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI.    gelast dat de raad van de gemeente Emmen aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 302,00 (zegge: driehonderdtwee euro) voor de vereniging Vereniging van Eigenaars Myriadeflat Emmen en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, en € 152,00 (zegge: honderdtweeënvijftig euro) voor [appellant sub 2], vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.G.C. Wiebenga, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, ambtenaar van staat.
w.g. Wiebenga    w.g. Alderlieste
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2013
590.