201209438/1/R4 en 201209438/2/R4.
Datum uitspraak: 23 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Hollum, gemeente Ameland, (hierna tezamen in enkelvoud: [appellant])
appellanten,
de raad van de gemeente Ameland,
verweerder.
Bij besluit van 16 juli 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Hollum - Oostakkers" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
[appellant] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 december 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.H. van der Wal, advocaat te Leeuwarden, en de raad, vertegenwoordigd door R. Korvemaker, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [belanghebbende] als partij gehoord.
Ter zitting heeft de raad buiten bezwaar van partijen stukken overgelegd.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Met het plan beoogt de raad onder meer de bouw van een woning op het perceel Oostakkers 8 mogelijk te maken. Tevens is de woning op het perceel Oostakkers 10 in het plan opgenomen.
3. [appellant] betoogt dat het plan in strijd is met het bestemmingsplan "Hollum 2009". Volgens hem dient het hier voorliggende plan in overeenstemming te zijn met de uitgangspunten van het bestemmingsplan "Hollum 2009", omdat het een reparatie betreft van dat plan.
De voorzitter overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Hij is niet gehouden daarbij de uitgangspunten van een voorgaand plan te betrekken.
4. [appellant] betoogt voorts dat het plan in strijd is met artikel 4.1.1, eerste lid, van de Verordening Romte van de provincie Fryslân (hierna: de Verordening), omdat het niet past in het woonplan zoals bedoeld in dat artikel.
4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan in overeenstemming is met het woonplan van de gemeente Ameland, zoals opgenomen in de "Notitie woningbouwprogramma gemeente Ameland 2011-2016" (hierna: het woonplan), zodat op dit punt geen strijd bestaat met de Verordening.
4.2. Ingevolge artikel 4.1.1, eerste lid, van de Verordening kan een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw bevatten indien het aantal woningen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van het college van gedeputeerde staten van Fryslân heeft.
4.3. Het college van gedeputeerde staten Fryslân heeft op 15 mei 2012 ingestemd met het woonplan. Uit de brief van het college van gedeputeerde staten waarin hij instemt met het woonplan en het woonplan zelf volgt dat in het woonplan woningbouwafspraken zijn gemaakt voor de periode 2011-2016. De voorzitter stelt vast dat in het woonplan onder h11 de locatie Oostakkers is opgenomen en dat in het woonplan staat dat aldaar één woning is toegestaan. Ter zitting is onweersproken gesteld dat voor de woning aan de Oostakkers 10 een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend en dat deze in rechte onaantastbaar is. Voorts heeft de raad onweersproken naar voren gebracht dat deze omgevingsvergunning is verleend voordat het woonplan werd opgesteld. Deze woning behoorde toen dus al tot de woningvoorraad en is daarom niet in het woonplan opgenomen. [appellant] heeft dit niet bestreden. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat het plan niet in strijd is met artikel 4.1.1, eerste lid, van de Verordening.
5. [appellant] betoogt voorts dat het plan in strijd is met de Structuurvisie Ameland, die op 28 november 2011 door de raad is vastgesteld (hierna: de Structuurvisie), omdat de woningbouwmogelijkheden niet in de Structuurvisie zijn opgenomen.
5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de bouwmogelijkheden voor de woningen op de percelen Oostakkers 8 en 10 abusievelijk niet in de Structuurvisie zijn opgenomen, maar dat deze ter plaatse inpasbaar, ruimtelijk verantwoord en aanvaardbaar zijn. Volgens de raad passen de woningen ter plaatse binnen het bestaande bebouwingsbeeld, zijn deze niet verstorend voor de omgeving en vormen deze geen aantasting van de omgeving, de leefomgeving en de belevingswaarde van het gebied.
5.2. In de Structuurvisie staat dat dorpsuitbreidingen voor woningbouw bestaan uit het ontwikkelen van nog onbenutte woningbouwlocaties uit de Structuurvisie Wonen en dat in de toekomst daar nog nieuwe locaties bij kunnen komen. Concreet gaat het om vrijkomende locaties binnen de bebouwde kom van vertrekkende bedrijven, aldus de Structuurvisie. Voorts is vermeld dat als een bepaalde ontwikkeling niet is voorzien in de Structuurvisie en niet strijdig is met de doelstellingen die de gemeente nastreeft, kan worden volstaan met een motivering waarom de ontwikkeling wenselijk wordt geacht.
5.3. De voorzitter stelt vast dat de woningen op de percelen Oostakkers 8 en 10 niet op de "Structuurvisiekaart wonen Hollum" van de Structuurvisie Wonen zijn aangegeven. De raad heeft hier echter van belang mogen achten dat het een vrijkomende locatie van een vertrekkend bedrijf binnen de bebouwde kom betreft, zodat deze nog bij de onbenutte locaties voor dorpsuitbreiding voor woningbouw uit de Structuurvisie Wonen kunnen komen. Voorts is gesteld noch gebleken dat woningbouw ter plaatse strijdig is met de doelstellingen die de gemeente nastreeft. Gelet hierop en op de omstandigheid dat de raad heeft aangegeven om welke redenen woningbouw op de percelen Oostakkers 8 en 10 wenselijk is, overweegt de voorzitter dat de woningbouw in het plan in overeenstemming is met de Structuurvisie.
6. [appellant] betoogt dat ten onrechte de bestemming "Tuin" is toegekend aan een strook grond voor de straat Oostakkers ter hoogte van het perceel Oostakkers 8. Volgens hem ontbreekt een onderbouwing hiervoor en zal door de versmalling van de Oostakkers de verkeersveiligheid verminderen. Hij vreest zijn auto niet meer op de Oostakkers te kunnen keren, vooral wanneer er auto’s geparkeerd staan.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de bestemming "Tuin" voor deze gronden passend is, omdat de woning op het perceel Oostakker 8 anders te dicht op de straat ligt en rekening gehouden moet worden met de rooilijn van de andere percelen aan de Oostakkers. Volgens de raad wordt voldoende ruimte geboden om op de Oostakkers te kunnen keren. Vanwege de uitritten die op de Oostakkers uitkomen, waar het ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 verboden is voor een bestuurder om zijn voertuig voor een in- of uitrit te parkeren, is het op het deel van de Oostakkers waar [appellant] zijn auto moet keren niet toegestaan te parkeren, aldus de raad.
6.2. Aan het deel van de Oostakkers, die doodlopend is, is ter hoogte van het perceel Oostakkers 8 de bestemming "Tuin" toegekend. Aan het overig deel van de Oostakkers dat binnen het plangebied ligt, is de bestemming "Verkeer - Verblijf" toegekend. Het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijf" is ter hoogte van de uitrit van [appellant] ongeveer 13 m breed. Na ongeveer 7 m wordt dit plandeel ongeveer 9,5 m breed, om vervolgens ongeveer 9 m breed te worden. Aan de zuidkant van dit plandeel grenzen uitritten van de aangrenzende percelen.
Ingevolge artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder a, van de planregels zijn de voor "Tuin" aangewezen gronden bestemd voor voortuinen en zijtuinen, geen erven zijnde, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, zijn de voor "Verkeer - Verblijf" aangewezen gronden bestemd voor:
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de verkeers- en verblijfsfunctie voor de directe (woon)omgeving;
6.3. Gelet op de toelichting van de raad dat de bestemming "Tuin" aan de gronden voor de Oostakkers ter hoogte van het perceel Oostakkers 8 is toegekend omdat de woning anders te dicht op de straat staat en dat hij tevens rekening heeft gehouden met de rooilijn van andere percelen aan de Oostakkers, ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het plan op dit punt onvoldoende is gemotiveerd. De voorzitter overweegt voorts dat, gelet op het ter zitting overgelegde fotomateriaal en de afmetingen van het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijf", niet is gebleken dat dit plandeel onvoldoende ruimte biedt om een auto die uit de uitrit van [appellant] komt, te keren. Uit het fotomateriaal volgt tevens dat dit ook niet onmogelijk is als op de Oostakkers auto’s geparkeerd staan. De voorzitter betrekt bij dit oordeel de omstandigheid dat aan de zuidkant van het plandeel vanwege de uitritten ter plaatse een parkeerverbod heerst ingevolge artikel 24, eerste lid, aanhef en onder b, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zodat tegen aldaar geparkeerde auto’s handhavend kan worden opgetreden.
7. Wat betreft het betoog van [appellant] dat ten onrechte aan een gedeelte van zijn perceel de bestemming "Verkeer - Verblijf" is toegekend, overweegt de voorzitter dat, daargelaten het antwoord op de vraag of deze gronden eigendom zijn van [appellant], ter zitting is gebleken dat deze gronden worden gebruikt als weg of straat, zodat de toekenning van de bestemming "Verkeer - Verblijf" in overeenstemming is met het gebruik. De raad heeft derhalve in redelijkheid de bestemming "Verkeer - Verblijf" aan deze gronden kunnen toekennen.
8. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover bestreden, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
9. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Z. Huszar, ambtenaar van staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Huszar
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2013