ECLI:NL:RVS:2013:BY9907

Raad van State

Datum uitspraak
22 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201210784/1/R3 en 201210784/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • Th.C. van Sloten
  • R.I. Slagt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Nijverhei en de gevolgen voor verkeersveiligheid en concurrentie in Rucphen

In deze zaak heeft de Raad van State op 22 januari 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen het besluit van de raad van de gemeente Rucphen, dat op 27 september 2012 het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Nijverhei 2009, Sprundelseweg ongenummerd tussen 29A en 31" heeft vastgesteld. Appellante, een tankstationhouder, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak behandeld op 10 januari 2013, waar appellante en de raad vertegenwoordigd waren.

Appellante betoogde dat het nieuwe bestemmingsplan zou leiden tot verkeersonveilige situaties door een toename van in- en uitvoegend verkeer op de Sprundelseweg. Ze voerde aan dat het tankstation, door de verkoop van motorbrandstoffen aan particulieren, zou leiden tot een aanzienlijke toename van verkeersbewegingen. De voorzitter oordeelde dat de raad in redelijkheid kon stellen dat de geldende maximumsnelheid van 60 km/u op de Sprundelseweg geen gevaarlijke situaties zou veroorzaken. Ook werd overwogen dat er voldoende ruimte op het tankstation zelf is voor verkeer om zich op te stellen.

Daarnaast stelde appellante dat het bestemmingsplan in strijd was met de gemeentelijke structuurvisie en het landelijke beleid, dat gericht is op het verminderen van verkooppunten van motorbrandstoffen. De voorzitter oordeelde echter dat de raad niet gebonden was aan deze structuurvisie en dat er geen beletsel was voor de wijziging van het bestemmingsplan. De voorzitter concludeerde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat het plan zou leiden tot extra brand- en explosiegevaar voor omwonenden.

Uiteindelijk verklaarde de voorzitter het beroep ongegrond en wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201210784/1/R3 en 201210784/2/R3.
Datum uitspraak: 22 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te Rucphen,
en
de raad van de gemeente Rucphen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Nijverhei 2009, Sprundelseweg ongenummerd tussen 29A en 31" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief heeft [appellante] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[derdebelanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 januari 2013, waar [appellante], vertegenwoordigd door W. de Vries, bijgestaan door ing. J.A.L. van Engelen, en de raad, vertegenwoordigd door H.M. van Ginkel, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is verschenen [derdebelanghebbende], vertegenwoordigd door A. Oosterom en P. Groen, bijgestaan door mr. ing. M.D.R. Joppe, advocaat te Amsterdam.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
Overwegingen
1.    In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.    Het plan maakt de verkoop van motorbrandstoffen aan particulieren bij een bestaand onbemand tankstation aan de Sprundelseweg mogelijk.
3.    [appellante] kan zich niet verenigen met het plan. Zij voert aan dat het vorige bestemmingsplan "Bedrijventerrein Nijverhei 2009" op 11 februari 2010 is vastgesteld en dat zij erop heeft mogen vertrouwen dat dit bestemmingsplan niet zo snel zou worden gewijzigd. Verder voert zij aan dat het plan verkeersonveilige situaties tot gevolg heeft, omdat het zal leiden tot een toename van in- en uitvoegend verkeer, en daarmee gepaard gaande stop- en draaibewegingen, op een doorgaande weg. Zij betoogt dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de gevolgen van de verkeersaantrekkende werking van het plan. Ook betoogt [appellante] dat het plan zal leiden tot een toename van brand- en explosiegevaar voor omwonenden, omdat meer benzine zal worden aangevoerd en meer zal worden getankt. Zij betoogt daarnaast dat in de gemeentelijke "Structuurvisie detailhandel en horeca te Rucphen" staat dat het bedrijventerrein Nijverhei, waar het tankstation is gevestigd, met name is bedoeld voor de verplaatsing van binnen de gemeente gevestigde bedrijven. Het mogelijk maken van een verkooppunt van motorbrandstoffen aan particulieren op het bedrijventerrein is volgens haar hiermee in strijd. Ook is deze ontwikkeling volgens haar in strijd met het landelijke beleid, dat erop is gericht om het aantal verkooppunten van motorbrandstoffen te verminderen. [appellante] betoogt voorts dat in de omgeving reeds voldoende aanbod van motorbrandstoffen voor particulieren aanwezig is. Een toename van het aanbod heeft volgens haar nadelige gevolgen voor de bedrijfsvoering van bestaande tankstations in de omgeving, in het bijzonder voor het tankstation dat zijzelf exploiteert aan Sprundelseweg. Zij vreest dat haar tankstation mogelijk zal moeten sluiten, wat ook zal leiden tot de sluiting van een winkel en een wasstraat en tot leegstand.
4.    De voorzitter stelt voorop dat in de Wro noch in enig ander wettelijk voorschrift een bepaling is opgenomen die eraan in de weg staat dat de raad een recent vastgesteld bestemmingsplan op korte termijn wijzigt vanwege gewijzigde planologische inzichten. [appellante] heeft niet aannemelijk gemaakt dat door of namens de raad bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat het vorige bestemmingsplan voor wat betreft het onderhavige perceel niet op korte termijn zou worden gewijzigd. Dat bij de totstandkoming van het vorige plan het gebruik van het tankstation voor de verkoop van motorbrandstoffen aan particulieren wel aan de orde is geweest, maar niet is toegelaten door de raad, is in dit verband onvoldoende.
5.    In paragraaf 2.1 van het rapport "Akoestisch onderzoek tankstation Sprundelseweg te Rucphen", van 9 februari 2010, staat dat volgens schattingen van de exploitant 332 bestel- en personenauto's en 17 vrachtwagens per etmaal het tankstation zullen aandoen. Deze aantallen heeft [appellante] niet betwist. Het toestaan van de verkoop van motorbrandstoffen aan particulieren zal een aanzienlijke toename van verkeersbewegingen tot gevolg hebben ten opzichte van het in het vorige plan bestemde gebruik van het tankstation voor de verkoop van brandstoffen aan uitsluitend zakelijke gebruikers. De voorzitter acht het standpunt van de raad dat deze verkeerstoename en de daarmee gepaarde gaande toename van in- en uitvoegend verkeer op de Sprundelseweg niet zal leiden tot verkeersonveilige situaties, aannemelijk. Hiertoe wordt overwogen dat de raad in redelijkheid heeft kunnen stellen dat de geldende maximumsnelheid van 60 km/u op de Sprundelseweg niet dusdanig hoog is dat het in- en uitvoegen van verkeer op deze weg, gelet op die snelheid tot gevaarlijke situaties zal leiden. Voorts wordt in aanmerking genomen dat op het terrein van het tankstation voldoende ruimte is voor het verkeer om zich op te stellen alvorens in te voegen en dat het fietspad langs de Sprundelseweg duidelijk is afgescheiden van die weg. In het aangevoerde ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat de raad nader onderzoek had moeten doen naar de verkeersveiligheid om zich in redelijkheid op voornoemd standpunt te kunnen stellen.
6.    Vaststaat dat het plan zal leiden tot intensivering van het gebruik van het tankstation. Naar het oordeel van de voorzitter heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat hierdoor extra brand- en explosiegevaar voor omwonenden zal ontstaan. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het tankstation zal moeten blijven voldoen aan de daarvoor geldende regelgeving.
7.    Daargelaten de vraag of de "Structuurvisie detailhandel en horeca te Rucphen", van augustus 2008, een gemeentelijk beleidstuk is waaraan de raad is gebonden, overweegt de voorzitter dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze structuurvisie geen betrekking heeft op een onbemand verkooppunt van motorbrandstoffen aan particulieren zoals het onderhavige tankstation. In het aangevoerde ziet de voorzitter derhalve geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in strijd met deze structuurvisie heeft vastgesteld.
8.    Ter zitting heeft [appellante] verduidelijkt dat zij met landelijk beleid bedoelt het beleid van een brancheorganisatie van tankstationhouders. De voorzitter overweegt dat de raad daar niet aan is gebonden. Evenmin ziet de voorzitter aanleiding voor het oordeel dat de raad daarmee ten onrechte geen rekening heeft gehouden.
9.    Voor zover [appellante] een toename van de concurrentie vreest, bestaat geen aanleiding om in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter zake regulerend op te treden. Voorts heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat enige leegstand, bijvoorbeeld van haar eigen tankstation, onaanvaardbare ruimtelijke gevolgen heeft.
Het standpunt van de raad dat behoefte bestaat aan een verkooppunt voor motorbrandstoffen aan particulieren, acht de voorzitter aannemelijk. Hierbij wordt in aanmerking gennomen dat [appellante] de conclusie uit het akoestisch onderzoek dat 332 bestel- en personenauto’s per etmaal gebruik zullen maken van het tankstation niet heeft betwist.
10.    In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
11.    Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
12.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep ongegrond;
II.    wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I. Slagt, ambtenaar van staat.
w.g. Van Sloten    w.g. Slagt
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 januari 2013
618.