201112972/1/A2.
Datum uitspraak: 30 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 8 november 2011 in de zaken nrs. 10/2989, 11/2077 en 11/2035 in het geding tussen:
de Belastingdienst/Toeslagen.
Bij onderscheiden besluiten van 26 september 2009 heeft de Belastingdienst de aan [appellante] voor de jaren 2008 en 2009 toegekende voorschotten kinderopvangtoeslag herzien en op nihil gesteld.
Bij besluit van 14 september 2011 heeft de Belastingdienst het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 november 2011 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat de behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet kinderopvang (hierna: de Wko) is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir) van toepassing.
Ingevolge artikel 5, eerste lid, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien de opvang plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
b. de kosten van kinderopvang per kind.
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Awir verstrekken een belanghebbende, een partner en een medebewoner de Belastingdienst desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
2. Aan het besluit van 14 september 2011 heeft de Belastingdienst ten grondslag gelegd dat geen aanspraak op voorschot kinderopvangtoeslag over 2008 en 2009 bestaat, omdat [appellante] niet heeft aangetoond dat kosten voor kinderopvang zijn gemaakt.
3. [appellante] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de Belastingdienst zich terecht op dat standpunt heeft gesteld, heeft miskend dat zij niet in staat was de volledige opvangkosten te voldoen, omdat de Belastingdienst de uitkering van haar kinderopvangtoeslag had geblokkeerd. Volgens haar blijkt uit de overgelegde bankafschriften dat zij de door haar ontvangen kinderopvangtoeslag giraal naar haar gastouder heeft overgemaakt. Voorts volgt uit de overgelegde kwitanties en de door haar gedane kasopnames dat zij contant een eigen bijdrage voor de geboden kinderopvang heeft betaald. Omdat in ieder geval een gedeelte van de opvangkosten aan de gastouder is betaald, is de nihilstelling van het voorschot kinderopvangtoeslag onevenredig, aldus [appellante].
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 30 mei 2012 in zaak nr.
201110472/1/A2), volgt uit artikel 18, eerste lid, van de Awir, gelezen in verbinding met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wko, dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gehad en wat de hoogte ervan is.
Niet in geschil is dat [appellante] de eigen bijdrage voor de geboden kinderopvang niet giraal naar haar gastouder heeft overgemaakt. [appellante] heeft in hoger beroep bij de Afdeling kwitanties overgelegd, alle gedateerd op 1 januari 2012, waarop is vermeld dat de gastouder een eigen bijdrage heeft ontvangen voor de geboden kinderopvang en in welke periode. Voor zover zij daarmee heeft beoogd alsnog aan te tonen dat een eigen bijdrage is betaald, wordt het volgende overwogen. De Belastingdienst heeft [appellante] bij brief van 31 augustus 2011 verzocht om betaalbewijzen. In het besluit van 14 september 2011 heeft de Belastingdienst zich op het standpunt gesteld dat [appellante] geen betaalbewijzen heeft overgelegd, waaruit blijkt dat zij een eigen bijdrage heeft betaald, zodat niet is voldaan aan de aan toekenning van voorschot kinderopvangtoeslag gestelde eisen. Nu [appellante] niet heeft gesteld, dat en waarom zij de kwitanties niet eerder kon overleggen, kunnen die niet leiden tot het met het overleggen ervan beoogde resultaat. In hoger beroep staat de aangevallen uitspraak ter toets. De rechtbank beschikte niet over deze stukken.
De rechtbank heeft derhalve, zij het op andere gronden, met juistheid overwogen dat de Belastingdienst zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de door [appellante] overgelegde stukken onvoldoende blijkt van kosten van kinderopvang over de jaren 2008 en 2009. Hetgeen voor het overige is aangevoerd, behoeft geen bespreking.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2013