ECLI:NL:RVS:2013:BY9924

Raad van State

Datum uitspraak
25 januari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201207927/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • Y.M. van Soest-Ahlers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Terwijde te Utrecht

Op 25 januari 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Terwijde" dat op 7 juni 2012 door de raad van de gemeente Utrecht was vastgesteld. De verzoeker, wonend te Utrecht, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. De voorzitter heeft het verzoek op 23 januari 2013 ter zitting behandeld, waarbij de raad vertegenwoordigd was door mr. W.C.F. van Gelder en mr. D. van Kuik-Lakerveld.

De voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De verzoeker richt zich tegen de in het plan voorziene waterwoningen, die aan de watergang ten oosten van zijn woning zijn gepland. Hij betoogt dat de raad ten onrechte zonder nadere motivering de voorschriften inzake de afmeting en ligging van de waterwoningen heeft opgenomen in de planregels. De raad stelt echter dat de waterwoningen omgevingsvergunningplichtige bouwwerken zijn en dat de randvoorwaarden voor de bouw zijn vertaald in het bestemmingsplan, zonder beleidswijzigingen door te voeren.

De voorzitter concludeert dat, hoewel de realisatie van de waterwoningen mogelijk enige aantasting van het uitzicht en de privacy van de verzoeker met zich meebrengt, de raad in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het bestemmingsplan vast te stellen. De voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het plan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201207927/2/R2.
Datum uitspraak: 25 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te Utrecht,
en
de raad van de gemeente Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Terwijde" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld. [verzoeker] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 januari 2013, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. W.C.F. van Gelder en mr. D. van Kuik-Lakerveld, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet in een actualisering van het juridisch-planologisch kader voor het gebied Terwijde gelegen aan de noordzijde van het stadsdeel Leidsche Rijn in Utrecht.
3.    [verzoeker] richt zich tegen de in het plan voorziene waterwoningen in de watergang ten oosten van zijn woning aan de Irving Berlinhof te Utrecht en beoogt met zijn verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. [verzoeker] betoogt dat de raad ten onrechte zonder nadere motivering en belangenafweging de voorschriften inzake de afmeting en ligging van de waterwoningen zoals opgenomen in de gewijzigde Havenatlas als bouwvoorschriften heeft opgenomen in de planregels. [verzoeker] wijst er in dit verband op dat in het kader van de vaststelling van de Havenatlas geen belangenafweging heeft plaatsgevonden. [verzoeker] voert aan dat zijn uitzicht en privacy zullen worden aangetast en dat hij overlast zal ondervinden als gevolg van de reflectie van zonlicht in het glas aan de waterzijde van de voorziene waterwoningen. Voorts voert hij aan dat hij door de situering van de waterwoningen onevenredig zal worden getroffen.
4.    De raad voert aan dat nu de voorziene waterwoningen ingevolge jurisprudentie van de Afdeling omgevingsvergunningplichtige bouwwerken zijn, de randvoorwaarden inzake de maximale hoogte, de minimale onderlinge afstand, de maximale diepgang en de maximale afmetingen van de waterwoningen alsmede de maximale grootte van het bijbehorende terras, zoals deze voor het gebied Terwijde waren opgenomen in de Havenatlas, zijn vertaald in het plan. De raad wijst erop dat daarbij uitgangspunt is geweest om geen beleidswijzigingen door te voeren. De ligplaatsen worden nog steeds geregeld in de Havenatlas. In het vaststellingstraject van de Havenatlas hebben omwonenden inspraakreacties kunnen indienen en heeft een zorgvuldige belangenafweging plaatsgevonden, aldus de raad.
5.    In de verbeelding is weergegeven dat aan de gronden ten oosten van de woning van [verzoeker] de bestemming "Water" is toegekend met de aanduiding "woonschepenligplaats". Daarnaast zijn de nadere aanduidingen "specifieke bouwaanduiding-5" en "maximum aantal wooneenheden: 2" toegekend.
6.    Het plan is ten opzichte van het ontwerpbesluit gewijzigd in die zin dat in artikel 10, lid 10.1.2, de bouw- en gebruiksregels zijn opgenomen voor de aanduiding "woonschepenligplaats" met de nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding-5". In het vaststellingsrapport dat tot het raadsbesluit behoort en de plantoelichting staat hierover vermeld dat in lijn met de uitspraak van de Afdeling van 10 april 2010 in zaak nr. 200905090/1/H3 (lees: uitspraak van de Afdeling van 7 april 2010 in zaak nr.
200905090/1/H1) de woonschepen in het plangebied moeten worden aangemerkt als omgevingsvergunningplichtige bouwwerken en dat daarom een bouw- en gebruiksregeling voor deze woonschepen is opgenomen in het plan. De in artikel 10, lid 10.1.2, opgenomen bouw- en gebruiksregels zijn een vertaling van de randvoorwaarden zoals die zijn vermeld in de Havenatlas. De Havenatlas is gebaseerd op de gemeentelijke Havenverordening die het mogelijk maakt voorwaarden te stellen aan de ligplaats. Het voornemen om in de Havenatlas ligplaatsen aan te wijzen voor de te realiseren waterwoningen in het deelgebied Terwijde heeft met ingang van 7 december 2006 ter inzage gelegen. Blijkens de Nota van inspraak ligplaatsen Terwijde van april 2007 heeft [verzoeker] een inspraakreactie ingediend. In de Nota van inspraak is onder meer ingegaan op de inspraakreacties ten aanzien van de hoogte en de situering van de waterwoningen. De voorzitter ziet op voorhand in hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om bij het bestemmen van de waterwoningen aan te sluiten bij de randvoorwaarden zoals die zijn vermeld in de vastgestelde Havenatlas.
Hoewel niet kan worden uitgesloten dat de realisatie van de waterwoningen zal leiden tot enige aantasting van het uitzicht en de privacy ter plaatse van de woning van [verzoeker], is de voorzitter voorshands van oordeel dat de raad daaraan, gelet op de maximaal toegestane bouwhoogte van 5 meter en de maximale afmeting van 6 bij 12,50 meter van de voorziene waterwoningen alsmede de afstand van ruim 23 meter vanaf de grens van het op de verbeelding ingetekende bouwvlak op het perceel van [verzoeker] tot de mogelijke grens van de waterwoningen, in redelijkheid geen doorslaggevend gewicht heeft hoeven toekennen. Daarbij neemt de voorzitter in aanmerking dat de waterwoningen zijn gesitueerd in stedelijk gebied en dergelijke bebouwing daarbinnen niet ongebruikelijk is. Bovendien bestaat geen blijvend recht op vrij uitzicht. Voor zover [verzoeker] wijst op mogelijke hinder als gevolg van de reflectie van zonlicht in het glas aan de waterzijde van de waterwoningen, overweegt de voorzitter dat hieraan niet een zodanig gewicht toekomt dat de raad om die reden van het opnemen van ligplaatsen op de aan de orde zijnde plek had moeten afzien.
7.    In hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in de bodemprocedure voor wat betreft het plandeel met de bestemming "Water" en de aanduiding "woonschepenligplaats" met de nadere aanduiding "specifieke bouwaanduiding-5" niet in stand zal blijven. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Van Soest-Ahlers
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2013
343.