Uitspraak
201106893/1/T1/R1) heeft de Afdeling de deelraad opgedragen om binnen twintig weken na verzending van deze tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 19 april 2011 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.
Raad van State
In deze zaak gaat het om het bestemmingsplan "Herziening bestemmingsplan Geerdinkhof" dat op 19 april 2011 door de deelraad van het stadsdeel Zuidoost van de gemeente Amsterdam is vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten, wonend te Amsterdam, beroep ingesteld. De deelraad heeft een verweerschrift ingediend en de appellanten hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 9 maart 2012 ter zitting behandeld, waarbij de appellanten werden bijgestaan door hun advocaat, mr. F.J. Jacobs, en de deelraad werd vertegenwoordigd door mr. K. Veenendaal.
Tijdens de zitting hebben de appellanten aanvullende stukken ingediend, ondanks bezwaren van de deelraad. Op 23 mei 2012 heeft de Afdeling een tussenuitspraak gedaan, waarin de deelraad werd opgedragen om binnen twintig weken het gebrek in het besluit van 19 april 2011 te herstellen. De deelraad heeft op 30 oktober 2012 een gewijzigd besluit genomen, waarin het eerder bestreden artikel uit de planvoorschriften is geschrapt. De appellanten hebben hun zienswijze over dit gewijzigde besluit naar voren gebracht, maar de Afdeling heeft besloten dat een nadere zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten.
In de overwegingen van de uitspraak heeft de Afdeling vastgesteld dat het oorspronkelijke besluit van 19 april 2011 niet deugdelijk was gemotiveerd, met name voor wat betreft artikel 3, lid 4, onder b en de tweede en derde gedachtestreepjes van de planvoorschriften. Het beroep van de appellanten is gegrond verklaard, en het besluit van de deelraad is vernietigd. De deelraad is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten, die in totaal € 1.180,00 bedragen, en moet ook het griffierecht van € 152,00 vergoeden. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 30 januari 2013.