201205620/1/R2.
Datum uitspraak: 30 januari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Montfoort,
de raad van de gemeente Montfoort,
verweerder.
Bij besluit van 16 april 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Anne Franklaan 50/Joop Westerweelstraat 18" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 december 2012, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door drs. M.A.G. Dingemans en drs. K.W. Havenaar, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Hollands Midden B.V., vertegenwoordigd door drs. P. Kranenborg, bijgestaan door mr. H.J.M. Winkelhuijzen, advocaat te Alphen aan den Rijn, als partij gehoord.
1. Het plan voorziet in de bouw van een school aan de Anne Franklaan 50 en in de bouw van appartementen aan de Joop Westerweelstraat 18 te Montfoort. De appartementen zijn beoogd voor de sociale huursector voor senioren.
2. [appellant] betoogt dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, nu geen onderzoek is gedaan in hoeverre het plan leidt tot een toename van verkeer van en naar het plangebied. [appellant] voert in dit verband aan dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het aantal verkeersbewegingen geen invloed zal hebben op de bestaande infrastructuur en de leefbaarheid van de wijk niet zal aantasten.
2.1. De raad betoogt dat de bouw van de appartementen slechts voor een geringe toename van het autoverkeer in en rond het plangebied zorgt. Wat betreft de realisering van de nieuwe school stelt de raad dat de school niet zorgt voor een toename van de verkeersdruk ten opzichte van de huidige situatie, waarin reeds een school aanwezig is.
2.2. De raad heeft voor de berekening van het aantal verkeersbewegingen ten gevolge van het plan gebruik gemaakt van de normen van de CROW, zoals deze zijn neergelegd in publicatie 256.
Voor de appartementen heeft de raad gemiddeld genomen zes (auto)verkeersbewegingen per woning per werkdagetmaal gehanteerd. De raad is hierbij uitgegaan van het woonmilieutype ‘centrum-dorps’ en het woningtype ‘huur overig’, in welk geval het gemiddeld aantal (auto)verkeersbewegingen volgens de CROW 5,8 per woning per werkdagetmaal bedraagt. Uitgaande van de met het plan te realiseren vijftien appartementen betekent dit 90 extra verkeersbewegingen per werkdagetmaal en daarbij is, naar de raad stelt, de verwachting dat het aantal verkeersbewegingen bij sociale huurwoningen lager ligt dan bij een gemiddelde woning.
Wat de school betreft heeft de raad ter zitting nader toegelicht dat bij de realisering van het plan het aantal leslokalen gelijk blijft aan de thans bestaande situatie van acht leslokalen. Voorts is in de door de raad overgelegde leerlingenprognoses vermeld dat het aantal leerlingen dat de school zal bezoeken gelijk blijft en in de toekomst zal dalen.
2.3. De Afdeling stelt vast dat de door de raad berekende aantallen verkeersbewegingen ten gevolge van het plan door [appellant] niet zijn bestreden en de Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad hierbij niet van de CROW-normen heeft mogen uitgaan. Gelet op de wens om de appartementen te realiseren voor de sociale huursector voor senioren, waarbij het gemiddelde aantal verkeersbewegingen volgens de CROW in het gehanteerde woonmilieutype en woningtype 2,6 (auto)verkeersbewegingen per woning per werkdagetmaal is, heeft de raad wat de appartementen betreft met een aantal van 90 (auto)verkeersbewegingen per werkdagetmaal in voldoende mate rekening gehouden met het aantal extra verkeersbewegingen ten gevolge van de realisering van het plan. Wat de school betreft is gebleken dat de raad hierbij is uitgegaan van de maximale mogelijkheden die het plan biedt. Verder heeft de raad in aanmerking genomen dat uit verkeerstellingen is gebleken dat de verkeersdruk op de omliggende wegen ruim onder de normen ligt die voor een goede afwikkeling van het verkeer gelden en heeft de raad ter zitting de beoogde verkeersstroom ten gevolge van het plan nader toegelicht. Door [appellant] is niet betwist dat de Anne Franklaan zodanig is ingericht dat deze weg in staat moet worden geacht de verkeerstoename door de realisering van het plan te kunnen verwerken. Daarnaast heeft de raad nog betoogd dat als extra maatregel wordt overwogen de Joop Westerweelstraat af te sluiten voor het doorgaande verkeer en het verkeer ten behoeve van de school over de ventweg van de Anne Franklaan te laten rijden en het verkeer vervolgens met een bocht op de naastgelegen ontsluitingsweg te laten terugrijden.
2.4. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat geen sprake is van een dusdanige toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de realisering van het plan, dat dit zal leiden tot een onaanvaardbare invloed op de bestaande infrastructuur en aantasting van de leefbaarheid van de wijk. Het betoog faalt.
3. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte niet inzichtelijk heeft gemaakt op welke manier het plan voorziet in een oplossing voor het parkeren. Omdat niet duidelijk is welk type woningen gerealiseerd gaat worden, is het volgens [appellant] niet inzichtelijk of aan de door de raad in dit verband gehanteerde CROW-normen is of kan worden voldaan.
3.1. De raad stelt dat het parkeren op het eigen terrein bij de appartementen wordt opgelost volgens de normen van de CROW, zoals deze zijn neergelegd in publicatie 182, waardoor volgens hem het plan niet zal leiden tot een toename van de parkeerdruk ten opzichte van de huidige situatie. Tevens zal aan de Anne Franklaan een haal-/brengstrook met parkeerplaatsen worden gerealiseerd ten behoeve van de met het plan te realiseren nieuwe school.
3.2. De gronden binnen het plangebied met de bestemming "Verkeer-Woonomgeving" zijn bestemd voor parkeervoorzieningen. Voor de appartementen heeft de raad in navolging van de CROW-normen de gemiddelde norm van 1,4 parkeerplaatsen per appartement gehanteerd, uitgaande van sociale huurwoningen met het woonmilieutype ‘overloopgebied centrum schil’ in een niet stedelijk gebied. Uitgaande van vijftien appartementen dienen minimaal 21 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. De raad heeft nader toegelicht dat ten behoeve van de appartementen 30 parkeerplaatsen binnen het plangebied worden gerealiseerd, die eveneens ruimte bieden voor de medewerkers van de school. Hierbij gaat de raad in navolging van de CROW-normen uit van 1,0 parkeerplaats per leslokaal, als gevolg waarvan ten behoeve van de school 8 parkeerplaatsen nodig zijn. Voorts heeft de raad toegelicht dat ten behoeve van de school, als toevoeging op de thans bestaande situatie, een zogenoemde Kiss & Ride-zone en een haal-/brengstrook met vijf extra parkeerplaatsen aan de Anne Franklaan zullen worden gerealiseerd. Hieruit volgt dat de raad wat de parkeervoorzieningen betreft in voldoende mate rekening heeft gehouden met het aantal benodigde parkeerplaatsen ten behoeve van de realisering van het plan.
3.3. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onjuiste parkeernormen heeft gehanteerd dan wel dat het plan niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid. Het betoog faalt.
4. [appellant] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
5. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van staat.
w.g. Koeman w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2013