201107392/1/A4.
Datum uitspraak: 6 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Edelchemie Panheel B.V. en [appellant A], gevestigd onderscheidenlijk wonend te [woonplaats], gemeente Maasgouw,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 26 mei 2011 in zaak nr. 10/1408 in het geding tussen:
Edelchemie en [appellant A]
het dagelijks bestuur van het Waterschap Peel en Maasvallei.
Bij besluit van 3 april 2009 heeft het dagelijks bestuur, voor zover thans van belang, Edelchemie onder aanzegging van bestuursdwang gelast om voor 6 april 2009 om 12.00 uur maatregelen te treffen gericht op het vermijden van het lozen van bedrijfsafvalwater via de rioolzuiveringsinstallatie (hierna: rwzi) Panheel op het oppervlaktewater de Slijbeek vanaf de inrichting aan de Sint Antoniusstraat 15 te Heel.
Bij besluit van 25 augustus 2010 heeft het dagelijks bestuur, voor zover van belang, het door Edelchemie en [appellant A] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 mei 2011 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door Edelchemie en [appellant A] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 25 augustus 2010 vernietigd en de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Edelchemie en [appellant A] hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift en een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 december 2012, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door J.W.H. van den Broek, is verschenen.
1. Bij besluit van 6 november 1998 is door het dagelijks bestuur aan Edelchemie een vergunning krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: Wvo) voor de duur van tien jaar verleend voor het lozen van bedrijfsafvalwater via de bedrijfsriolering en de rwzi Panheel op de Slijbeek. De lozingsvergunning is op 8 november 2008 geëxpireerd. Edelchemie heeft het dagelijks bestuur verzocht om de geëxpireerde lozingsvergunning met enkele jaren te verlengen of de bestaande lozingssituatie te gedogen totdat er een definitieve oplossing is bereikt voor het bedrijf. Bij besluit van 3 april 2009 heeft het dagelijks bestuur de aanvraag om een lozingsvergunning ingevolge artikel 7b, derde lid, onder a, van de Wvo buiten behandeling gesteld, omdat Edelchemie niet tevens een aanvraag om milieuvergunning had ingediend. Het daartegen ingediende bezwaar heeft het dagelijks bestuur bij besluit van 6 september 2010 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 24 augustus 2011 in zaak nr.
201100715/1/M1heeft de Afdeling het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 6 september 2010 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen daarvan in stand blijven. Op 12 augustus 2009 heeft Edelchemie een nieuwe aanvraag om een lozingsverguning ingevolge de Wvo ingediend. Bij besluit van 3 maart 2010 heeft het dagelijks bestuur geweigerd de vergunning te verlenen. Het daartegen door Edelchemie ingestelde beroep heeft de Afdeling bij uitspraak van 8 december 2010 in zaak nr.
201004313/1/M1niet-ontvankelijk verklaard.
2. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wvo is het verboden zonder vergunning met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigde of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, te brengen in oppervlaktewateren.
3. Op 22 december 2009 zijn de Waterwet en de Invoeringswet Waterwet in werking getreden. Met ingang van die datum is de Wvo ingetrokken.
4. Ingevolge artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet is het verboden om stoffen te brengen in een oppervlaktewaterlichaam, tenzij:
a. een daartoe strekkende vergunning is verleend door Onze Minister of, ten aanzien van regionale wateren, het bestuur van het betrokken waterschap;
b. daarvoor vrijstelling is verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur;
c. artikel 6.3 van toepassing is.
5. Niet in geschil is dat Edelchemie in de periode van 27 maart 2009 tot en met 2 april 2009 in totaal 448,5 m³ afvalwater via de rzwi Panheel in de Slijbeek heeft geloosd zonder een daartoe benodigde vergunning ingevolge de Wvo. Derhalve was het college bevoegd tot handhavend optreden.
6. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
7. Edelchemie en [appellant A] betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur in verband met concreet zicht op legalisatie van handhavend optreden had moeten afzien. Hiertoe voeren zij aan dat de rechtbank er aan is voorbij gegaan dat op 24 oktober 2008, aldus voor het verstrijken van de lozingsvergunning op 8 november 2008, een aanvraag voor een nieuwe vergunning was ingediend. Dat het dagelijks bestuur die aanvraag, naar Edelchemie en [appellant A] stellen ten onrechte, buiten behandeling heeft gesteld, maakt volgens hen niet dat geen concreet zicht op legalisatie bestond.
7.1. Zoals blijkt uit overweging 1 en uit de in het dossier aanwezige stukken was het dagelijks bestuur niet bereid een lozingsvergunning aan Edelchemie te verlenen voor het lozen van bedrijfsafvalwater via de bedrijfsriolering en de rwzi Panheel op de Slijbeek. Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat ten tijde van het besluit van 25 augustus 2010 niet te verwachten viel dat de inrichting op korte termijn in overeenstemming met de wet afvalwater zou kunnen lozen en het dagelijks bestuur niet op grond daarvan van handhavend optreden heeft moeten afzien.
8. Edelchemie en [appellant A] betogen voorts dat handhavend optreden in dit geval onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, omdat het geloosde afvalwater geen gevaar heeft opgeleverd voor mens en milieu en de achterliggende gedachte van de waterwetgeving de bescherming van het milieu in algemene zin en de bescherming van het oppervlaktewater in het bijzonder is. Ter onderbouwing van hun standpunt dat geen gevaar is ontstaan voor mens en milieu hebben Edelchemie en [appellant A] een notitie van Witteveen en Bos van 1 mei 2011 overgelegd.
8.1. Vast staat dat Edelchemie afvalwater via de rzwi Panheel in de Slijbeek heeft geloosd zonder een daartoe strekkende lozingsvergunning. De Wvo noch de Waterwet vereist dat het brengen van het afvalwater in het oppervlaktewaterlichaam gevaar voor mens en milieu oplevert. Het lozen van afvalwater zonder een daartoe vereiste vergunning is op zichzelf geen overtreding van geringe aard en ernst, zodat de rechtbank terecht geen grond heeft gezien voor het oordeel dat handhavend optreden in dit geval onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. De door Edelchemie en [appellant A] overgelegde notitie van Witteveen en Bos behoeft daarom in dit verband geen inhoudelijke bespreking.
9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. Heijninck, ambtenaar van staat.
w.g. Slump w.g. Heijninck
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2013