ECLI:NL:RVS:2013:BZ0747

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201207855/1/A1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • D.J.C. van den Broek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor hekwerk in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander op 11 maart 2011 geweigerd om aan [wederpartij] een omgevingsvergunning te verlenen voor de plaatsing van een hekwerk aan de voor- en zijzijde van zijn woning op het perceel [locatie] te Rotterdam. Het dagelijks bestuur heeft deze weigering gebaseerd op de hoogte van het hekwerk en de locatie ervan, die in strijd zou zijn met het geldende bestemmingsplan 'Nesselande'. De rechtbank Rotterdam heeft in een eerdere uitspraak op 19 juli 2012 het beroep van [wederpartij] gegrond verklaard en het besluit van het dagelijks bestuur vernietigd. Hierop heeft het dagelijks bestuur hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 15 januari 2013 behandeld. Tijdens de zitting is [wederpartij] vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr.drs. M. Woestenenk. De Afdeling heeft overwogen dat de rechtbank heeft miskend dat de weigering van de omgevingsvergunning niet alleen op de eigendomssituatie van de strook grond is gebaseerd, maar vooral op de stedenbouwkundige aspecten van het hekwerk. De Afdeling concludeert dat het dagelijks bestuur in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren, omdat het hekwerk niet past binnen het gewenste beeld van de straat.

De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van het dagelijks bestuur van 9 augustus 2012 eveneens vernietigd. Het beroep van [wederpartij] tegen het besluit van 27 juli 2011 is ongegrond verklaard. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201207855/1/A1.
Datum uitspraak: 6 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 juli 2012 in zaak nr. 11/3751 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het dagelijks bestuur.
Procesverloop
Bij besluit van 11 maart 2011 heeft het dagelijks bestuur geweigerd aan [wederpartij] omgevingsvergunning te verlenen voor een hekwerk aan de voor- en zijzijde van de woning op het perceel [locatie] te Rotterdam (hierna: het perceel).
Bij besluit van 27 juli 2011 heeft het dagelijks bestuur het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juli 2012 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 27 juli 2011 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 9 augustus 2012 heeft het dagelijks bestuur het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [wederpartij] beroep ingesteld bij de Afdeling.
Het dagelijks bestuur en [wederpartij] hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2013, waar [wederpartij], bijgestaan door mr.drs. M. Woestenenk, advocaat te Zuidplas, is verschenen.
Overwegingen
1.    De aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend ter legalisatie van een bestaand hekwerk dat aan de voorzijde van het perceel een hoogte heeft van 1,5 m, ter plaatse van de toegangspoort, onderscheidenlijk 1,2 m. Aan de zijzijde van het perceel heeft het hekwerk een hoogte van 1,2 m, oplopend naar 1,8 m ter hoogte van de achtergevel van de woning. Het hekwerk aan de voorzijde is gedeeltelijk geplaatst in een strook van 50 cm, waarvan wordt betwist wie de eigenaar is: [wederpartij] of de deelgemeente. In het geldende bestemmingsplan "Nesselande" heeft het perceel de uit te werken bestemming "Woondoeleinden". Het hekwerk is in strijd met het "concept 30e uitwerking bestemming woondoeleinden bestemmingsplan Nesselande - Deelgebied 8.2". Ingevolge dit ontwerp-uitwerkingsplan rust op het perceel, voor zover thans van belang, de bestemming "Tuin I" en mag op deze gronden niet worden gebouwd.
2.    Het dagelijks bestuur betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat in het besluit op bezwaar aan de weigering van de gevraagde omgevingsvergunning niet de eigendomssituatie met betrekking tot de strook van 50 cm ten grondslag is gelegd, maar de hoogte van het hekwerk in relatie tot de locatie ervan. Voorts voert het aan dat de rechtbank, door te overwegen dat het dagelijks bestuur niet in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning heeft kunnen weigeren, de weigering gebruik te maken van de bevoegdheid van het bestemmingsplan af te wijken ten onrechte niet terughoudend heeft getoetst.
2.1.    In het besluit op bezwaar heeft het dagelijks bestuur de weigering om ten behoeve van het hekwerk een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijking van het bestemmingsplan van een aanvullende motivering voorzien. Hieruit volgt dat de belangrijkste reden om omgevingsvergunning te weigeren is gelegen in de omstandigheid dat het hekwerk door zijn hoogte in relatie tot zijn locatie een inbreuk geeft op het gewenste beeld op deze locatie dat bestaat uit een groene afscheiding van de voortuinen, welke wordt gevormd door een haag. Dat in het besluit tevens is vermeld dat de gewenste haag op gemeentegrond staat en dat het dagelijks bestuur er overigens van overtuigd is dat de betwiste strook gemeentegrond betreft, brengt niet met zich dat de eigendomssituatie aan de weigering ten grondslag is gelegd, mede gezien de uitdrukkelijke overweging in het besluit dat het dagelijks bestuur ongeacht de eigendomskwestie geen medewerking wil verlenen aan een hekwerk van deze hoogte op deze locatie. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Niet valt in te zien dat het dagelijks bestuur de weigering omgevingsvergunning te verlenen in redelijkheid niet hierop heeft kunnen baseren.
Het betoog slaagt.
3.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient reeds hierom te worden vernietigd.
4.    Bij besluit van 9 augustus 2012 heeft het dagelijks bestuur, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [wederpartij] gemaakte bezwaar. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht eveneens onderwerp te zijn van dit geding.
5.    Nu dit besluit is genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank, is door de vernietiging van die uitspraak de grondslag aan dat besluit komen te ontvallen. Reeds hierom dient dit besluit te worden vernietigd.
6.    Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het besluit van 27 juli 2011 beoordelen in het licht van de daartegen in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden, voor zover die na hetgeen hiervoor is overwogen nog bespreking behoeven.
7.    Over het door [wederpartij] gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel overweegt de Afdeling dat de door hem bedoelde situatie op de percelen Laan van Magisch Realisme 7a en 7b niet zodanig overeenkomt met zijn situatie, dat het dagelijks bestuur daarin aanleiding moest zien medewerking te verlenen aan het bouwplan. Voor de hekwerken op voornoemde percelen is een omgevingsvergunning verleend op voorwaarde dat de hekwerken naar achteren worden verplaatst. Niet in geschil is dat aan deze voorwaarde is voldaan. Vaststaat dat bij [wederpartij] van meet af aan geen bereidheid bestond zijn hekwerk naar achteren te verplaatsen. Dat de bewoners van voornoemde percelen de hekwerken hebben verplaatst om verbeurte van een dwangsom te voorkomen, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt.
8.    [wederpartij] betoogt dat het dagelijks bestuur de beslistermijn heeft overschreden, zodat voor het hekwerk van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend.
8.1.    Ter zitting heeft [wederpartij] bevestigd dat op 14 januari 2011 voor het hekwerk een elektronische aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend. Het dagelijks bestuur heeft op 11 maart 2011 en derhalve binnen de in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gestelde termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluit op de aanvraag genomen, zodat geen grond bestaat voor het oordeel dat voor het hekwerk van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend.
Het betoog faalt.
9.    [wederpartij] betoogt dat het dagelijks bestuur door de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren ten onrechte voorbij is gegaan aan het positieve advies van de welstandscommissie.
9.1.    Niet in geschil is dat de commissie voor Welstand en Monumenten Rotterdam onder afwijking van de loketcriteria zoals omschreven in de Koepelnota Welstand Rotterdam een positief welstandsadvies heeft uitgebracht voor het hekwerk. Het dagelijks bestuur heeft de weigering omgevingsvergunning te verlenen bij het besluit op bezwaar echter gebaseerd op een overweging van stedenbouwkundige aard. Deze overweging komt erop neer dat het hekwerk door zijn hoogte in relatie tot zijn locatie inbreuk maakt op het gewenste beeld op deze locatie dat bestaat uit een groene afscheiding van de voortuinen, welke wordt gevormd door een lange groene haag, die over de gehele straat in een strakke lijn wordt geplaatst. De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat het college op die grond niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Dat de welstandscommissie uit een oogpunt van redelijke eisen van welstand geen bezwaren heeft tegen het hekwerk als zodanig, kan aan die stedenbouwkundige overweging niet afdoen.
Het betoog faalt.
10.    Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 27 juli 2011 alsnog ongegrond verklaren.
11.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 juli 2012 in zaak nr. 11/3751;
III.    vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander van 9 augustus 2012,
kenmerk D15496;
IV.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck en mr. D.J.C. van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van staat.
w.g. Slump    w.g. Hanrath
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2013
392.