201202814/1/A4.
Datum uitspraak: 6 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Alkmaar,
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar,
verweerder.
Bij besluit van 1 februari 2012 heeft het college, voor zover hier van belang, de plaats 'Hoornsekade 02' aangewezen als aanbiedplaats voor minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak op 30 november 2012 ter zitting vanwege de nauwe samenhang gevoegd behandeld met de zaken met nrs. 201204506/1/A4, 201203929/1/A4, 201202555/1/A4, 201202683/1/A4, 201202687/1/A4, 201203741/1/A4, 201204379/1/A4, 201113273/1/A4,
waar in deze zaak [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. L. Fellinga, mr. E. van Meerkerk, J. Duivenvoorden en D. Starreveld, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
1. Ingevolge artikel 10.23 van de Wet milieubeheer stelt de gemeenteraad in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast.
Ingevolge artikel 10, vierde lid, van de Afvalstoffenverordening gemeente Alkmaar 2009 kan het college regels stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2009, voor zover hier van belang, dient een rolemmer te worden aangeboden op de aangewezen aanbiedplaats als aangegeven op de overzichtskaarten behorende bij het Uitvoeringsbesluit welke het dichtst bij het perceel is.
Bij het aanwijzen van de aanbiedplaats voor minicontainers krachtens artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van het Uitvoeringsbesluit heeft het college de volgende uitgangspunten gehanteerd: een doelmatige inrichting van de openbare buitenruimte, beperking van overlast voor de omgeving, de verkeersveiligheid, financiële aspecten, aspecten die te maken hebben met de logistiek van het inzamelen en de fysieke (on)mogelijkheid om containers te plaatsen. Voorts wordt een afstand van ten hoogste 75 m als uitgangspunt gehanteerd tussen perceel en aanbiedplaats.
Bij de toetsing is voorts als uitgangspunt gehanteerd dat uitritten niet mogen worden geblokkeerd en dat het opheffen van parkeerplaatsen zoveel mogelijk moet worden vermeden.
2. De woning van [appellant] is gelegen op het perceel [locatie A]. De aanbiedplaats voor minicontainers 'Hoornsekade 02' is gesitueerd op de stoep voor de voortuinen van de woningen [locatie B] en [locatie A].
3. [appellant] betoogt dat het college bij het bestreden besluit ten onrechte ervan is uitgegaan dat het inzamelen van huishoudelijk afval aan de Hoornskade gemechaniseerd middels zijbelading kan plaatsvinden. Daarbij wijst hij erop dat het huishoudelijk afval in een nabij zijn straat gelegen wijk door een inzamelwagen met achterbelading wordt ingezameld. Hij stelt dat deze wijze van inzamelen ook in zijn straat kan worden toegepast, nu de inzamelwagen met achterbelading in de buurt is. [appellant] betoogt daarnaast dat in zijn straat aan de gehele waterkant ruimte is voor het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers.
3.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de Hoornsekade geschikt is voor gemechaniseerde inzameling van huishoudelijk afval door inzamelwagens met zijbelading. Het heeft erop gewezen dat de achter de Hoornsekade gelegen wijk bestaat uit smalle straten. Gelet op de zwaai die de inzamelwagen maakt bij het legen van de minicontainers en gelet op de afstand die is vereist tussen de inzamelwagen en de minicontainers, is het daar volgens het college niet mogelijk om huishoudelijk afval in te zamelen met een inzamelwagen met zijbelading.
3.2. Uit de stukken komt naar voren dat de gemeente het beleid hanteert dat huishoudelijk afval in laagbouw gemechaniseerd middels zijbelading wordt ingezameld, onder meer om de fysieke belasting voor de met de inzameling belaste werknemers te beperken. Ter zitting is onweersproken door het college gesteld dat de door [appellant] bedoelde nabij gelegen straten smalle straten zijn waar aan twee kanten wordt geparkeerd, zodat gemechaniseerde inzameling aldaar niet mogelijk is. Niet is gebleken dat de Hoornsekade onvoldoende breed is voor inzameling van huishoudelijk afval met een inzamelwagen met zijbelading. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen bepalen dat aan de Hoornsekade huishoudelijk afval wordt ingezameld door een inzamelwagen met zijbelading.
4. [appellant] betoogt dat het college de bij het bestreden besluit aangewezen aanbiedplaats 'Hoornsekade 02' niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen. Hij stelt dat het uitzicht vanuit zijn woning en voortuin door de aanwezigheid van de minicontainers ernstig wordt belemmerd. [appellant] wijst er verder op dat hij vanwege de stand van de zon en het uitzicht op het water in zijn voortuin veel tijd doorbrengt. De situering van de aanbiedplaats voor minicontainers heeft tot gevolg dat hij minder tijd in zijn voortuin kan doorbrengen, waardoor zijn woonplezier vermindert. Hij betoogt daarnaast dat de waarde van zijn woning zal dalen als gevolg van de aanwezigheid van de aanbiedplaats. Bovendien zal de verkoopbaarheid van zijn woning verslechteren. [appellant] betoogt dat hij hierdoor schade van tienduizenden euro's zal leiden.
4.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het bij het aanwijzen van de aanbiedplaats 'Hoornsekade 02' de beleidscriteria in acht heeft genomen. Volgens het college is het voor zijbelading van belang dat de minicontainers aan de zijde van de straat worden geplaatst waar de woning van [appellant] zich bevindt. Indien de minicontainers op de aanbiedplaats zijn geplaatst, blijft er volgens het college op de stoep voldoende ruimte over om de minicontainers te passeren. Het stelt daarnaast, onder verwijzing naar artikel 8, eerste lid, aanhef en onder b en c, van het Uitvoeringsbesluit, dat de overlast zich tot één keer in de week beperkt. Mede gelet hierop heeft de aanbiedplaats volgens het college geen negatief effect op de verkoopbaarheid of de waarde van de woning van [appellant].
4.2. Gelet op de bij het bestreden besluit gegeven motivering heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aanbiedplaats ‘Hoornsekade 02’ niet zodanige hinder oplevert dat de plaats niet kon worden aangewezen. Ter zitting is gebleken dat, indien minicontainers op de aanbiedplaats zijn geplaatst, in de breedte ongeveer 1.10 m stoep resteert, hetgeen het college voldoende heeft mogen achten. [appellant] heeft verder niet aannemelijk gemaakt dat de belemmering van het uitzicht en de beperking van zijn woonplezier gedurende de aanwezigheid van de minicontainers zodanig zijn dat de aanbiedplaats in redelijkheid niet kon worden aangewezen. Voorts heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de aanwezigheid van de minicontainers op de aanbiedplaats, mede gelet op de duur daarvan, negatieve gevolgen voor de waarde van de woning dan wel de verkoopbaarheid van de woning heeft.
5. [appellant] betoogt dat de minicontainers op andere plaatsen in de straat kunnen worden geplaatst, welke plaatsen volgens hem de voorkeur genieten boven de bij het bestreden besluit aangewezen aanbiedplaats 'Hoornsekade 02'. Hij stelt dat in de gehele straat op de parkeerplaatsen aan de waterkant voor het plaatsen van minicontainers ruimte is.
5.1. Het college stelt zich op het standpunt dat een aanbiedplaats aan de waterkant van de Hoornsekade niet wenselijk is omdat de door [appellant] genoemde plaatsen leiden tot verlies van parkeerruimte.
5.2. Geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat verlies van parkeerruimte zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Het college heeft in het betoog van [appellant] over alternatieve aanbiedplaatsen, nu deze leiden tot het verlies van parkeerplaatsen, geen aanleiding hoeven zien om van het aanwijzen van de aanbiedplaats ‘Hoornsekade 02’ af te zien.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2013