201204379/1/A4.
Datum uitspraak: 6 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Koedijk, gemeente Alkmaar,
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar,
verweerder.
Bij besluit van 21 maart 2012 heeft het college, voor zover hier van belang, de plaats 'Kromdel 04' aangewezen als aanbiedplaats voor minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak op 30 november 2012 ter zitting vanwege de nauwe samenhang gevoegd behandeld met de zaken met nrs. 201204506/1/A4, 201203929/1/A4, 201202555/1/A4, 201202814/1/A4, 201202687/1/A4, 201203741/1/A4, 201202683/1/A4, 201113273/1/A4,
waar in deze zaak [appellant], vertegenwoordigd door mr. W. Veenis, en het college, vertegenwoordigd door mr. L. Fellinga, mr. E. van Meerkerk, J. Duivenvoorden en D. Starreveld, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.
1. Ingevolge artikel 10.23 van de Wet milieubeheer stelt de gemeenteraad in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast.
Ingevolge artikel 10, vierde lid, van de Afvalstoffenverordening gemeente Alkmaar 2009 kan het college regels stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.
Ingevolge artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van het Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening 2009, voor zover hier van belang, dient een rolemmer te worden aangeboden op de aangewezen aanbiedplaats als aangegeven op de overzichtskaarten behorende bij het Uitvoeringsbesluit welke het dichtst bij het perceel is.
Bij het aanwijzen van de aanbiedplaats voor minicontainers krachtens artikel 7, tweede lid, aanhef en onder a, van het Uitvoeringsbesluit heeft het college de volgende uitgangspunten gehanteerd: een doelmatige inrichting van de openbare buitenruimte, beperking van overlast voor de omgeving, de verkeersveiligheid, financiële aspecten, aspecten die te maken hebben met de logistiek van het inzamelen en de fysieke (on)mogelijkheid om containers te plaatsen. Voorts wordt een afstand van ten hoogste 75 m als uitgangspunt gehanteerd tussen perceel en aanbiedplaats.
Bij de toetsing is voorts als uitgangspunt gehanteerd dat uitritten niet mogen worden geblokkeerd en dat het opheffen van parkeerplaatsen zoveel mogelijk moet worden vermeden.
2. De woning van [appellant] ligt op het perceel [locatie]. De aanbiedplaats voor minicontainers 'Kromdel 04' is gesitueerd op de straat voor de woning van [appellant]. Blijkens het bestreden besluit heeft het college beoogd de aanbiedplaats zodanig te situeren dat deze niet voor de in- en uitrit van [appellant] ligt. De aanbiedplaats voor minicontainers zal worden gebruikt door omwonenden van twaalf percelen.
3. [appellant] betoogt dat het college de bij het bestreden besluit aangewezen aanbiedplaats 'Kromdel 04' niet in redelijkheid heeft kunnen aanwijzen. Hij stelt dat de plaatsing van minicontainers op deze aanbiedplaats tot gevolg heeft dat de weg 1,30 m smaller wordt, waardoor voor het in- en uitparkeren van auto's op de tegenover zijn woning gelegen parkeervakken te weinig ruimte overblijft. [appellant] wijst erop dat een gevolg hiervan zal zijn dat auto's tegen minicontainers aanrijden, waardoor deze omvallen en de inhoud hiervan op straat zal belanden.
3.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het bij het aanwijzen van de aanbiedplaats de beleidscriteria in acht heeft genomen. Het college heeft erkend dat de beschikbare ruimte om te parkeren in één van de tegenover de woning van [appellant] gelegen parkeervakken beperkt is indien de minicontainers op de aanbiedplaats zijn geplaatst, maar stelt dat deze hinder niet onacceptabel is. Een automobilist zal volgens het college meer dan één keer moeten steken om een auto in of uit het parkeervak te rijden.
3.2. Tussen partijen staat vast dat een automobilist als de minicontainers op aanbiedplaats ‘Kromdel 04’ zijn geplaatst niet zonder meer kan in- en uitparkeren, maar daartoe enige malen zal moeten steken. Niet aannemelijk is gemaakt dat het in- en uitparkeren er noodzakelijkerwijs toe leidt dat minicontainers omver worden gereden. Gelet op de door het college gegeven motivering heeft het zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de hinder van het meerdere malen steken niet zodanig is dat om die reden de aanbiedlocatie niet kon worden aangewezen.
De beroepsgrond faalt in zoverre.
4. [appellant] betoogt dat bij het bestreden besluit ten onrechte is bepaald dat omwonenden van twaalf percelen hun minicontainer op aanbiedplaats 'Kromdel 04' moeten aanbieden. Hij stelt dat dit aantal tot gevolg heeft dat een deel van de minicontainers voor zijn op 3,6 m van zijn voorgevel geplaatste tuinhek komen te staan, waardoor visuele hinder zal optreden. Visuele hinder wordt voorkomen door het aantal minicontainers te beperken tot zeven, zodat alle minicontainers voor de aan de rand van zijn tuin gelegen coniferen kunnen worden geplaatst, aldus [appellant]. Voor de minicontainers van de overige vijf percelen kan volgens hem een extra aanbiedplaats worden aangewezen of deze kunnen meer gelijkmatig over de reeds bestaande aanbiedplaatsen worden verdeeld.
4.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet mogelijk is om voor vijf minicontainers een andere aanbiedplaats aan te wijzen. Het stelt dat het aanbieden van een deel van de minicontainers bij andere aanbiedplaatsen steeds ten koste gaat van parkeerplaatsen en de verkeersveiligheid of dat de loopafstanden te groot worden. Bovendien is het plaatsen van de minicontainers niet overal mogelijk vanwege de logistiek van het inzamelen, aldus het college.
4.2. Niet is gebleken dat het door het college ingenomen standpunt dat het niet mogelijk is om vijf minicontainers elders aan te bieden onjuist is. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de vijf voor [appellant] vanuit zijn woning zichtbare minicontainers, mede gelet op de duur van de aanwezigheid op de aanbiedplaats, een zodanige visuele hinder met zich brengen dat het college aanbiedplaats ‘Kromdel 04’ niet in redelijkheid voor in totaal twaalf percelen kon aanwijzen.
De beroepsgrond faalt in zoverre.
5. [appellant] heeft ter zitting gewezen op een alternatieve aanbiedplaats die volgens hem de voorkeur dient te hebben boven de bij het bestreden besluit aangewezen aanbiedplaats ‘Kromdel 04’. Hij stelt dat deze alternatieve aanbiedplaats aan de Saskerstraat op een brug ligt. Door de aldaar aanwezige brede stoep is volgens hem voldoende ruimte aanwezig voor het plaatsen van minicontainers. Hij heeft er hierbij op gewezen dat de tussen zijn woning en de alternatieve aanbiedplaats aanwezige afstand van ongeveer 150 m voor hem geen bezwaar is.
5.1. Ter zitting heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het alle uitgangspunten tegen elkaar heeft afgewogen en dat de bij het bestreden besluit aangewezen aanbiedplaats "Kromdel 04’ de voorkeur heeft boven het door [appellant] aangedragen alternatief. Het stelt hierbij dat het het uitgangspunt van een loopafstand van ten hoogste 75 m van doorslaggevende betekenis acht.
5.2. Nu niet in geschil is dat de loopafstand voor omwonenden tot de aanbiedplaats groter is dan 75 m, heeft het college zich, gelet op bovenstaande motivering, in redelijkheid op het standpunt gesteld dat de door [appellant] voorgestelde alternatieve aanbiedplaats minder geschikt is dan de bij het bestreden besluit aangewezen aanbiedplaats ‘Kromdel 04’. Gelet op de door het college gehanteerde uitgangspunten, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college hierbij de loopafstand niet van doorslaggevende betekenis heeft kunnen achten. Het college heeft in het betoog van [appellant] over de alternatieve aanbiedplaats geen aanleiding hoeven zien om van aanwijzing van de aanbiedplaats ‘Kromdel 04’ af te zien. De beroepsgrond faalt.
6. Blijkens de overwegingen van het bestreden besluit heeft het college daarbij beoogd de aanbiedplaats ‘Kromdel 04’ te wijzigen ten opzichte van het ontwerpbesluit in die zin dat deze niet meer gedeeltelijk voor de in- en uitrit van het perceel van [appellant] ligt. Bij het besluit is echter dezelfde locatietekening gevoegd als bij het ontwerpbesluit. Het college heeft ter zitting erkend dat abusievelijk bij het bestreden besluit niet de juiste locatietekening is gevoegd, waardoor in weerwil van de bedoelingen van het college de aanbiedplaats nog steeds voor de in- en uitrit van [appellant] is voorzien. Gelet hierop is het besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht genomen.
7. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond. Het college dient een nieuw aanwijzingsbesluit te nemen, waarbij aanbiedplaats ‘Kromdel 04’ alsnog op een zodanige plaats wordt aangewezen dat deze niet voor de in- en uitrit van het perceel van [appellant] ligt en waarbij de locatietekening in overeenstemming met de bedoeling van het college is.
8. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar van 21 maart 2012, kenmerk 201205-10-049, voor zover daarbij ‘Kromdel 04’ als aanbiedplaats is aangewezen;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 156,00 (zegge: honderdzesenvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2013