ECLI:NL:RVS:2013:BZ0778

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201205523/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om vergoeding extra uren rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad voor Rechtsbijstand tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2012. De rechtbank had het beroep van [partij A] gegrond verklaard en het besluit van de raad van 17 maart 2011, waarin een verzoek van [partij B] om vergoeding van extra uren rechtsbijstand aan [partij A] werd afgewezen, vernietigd. De raad had eerder op 9 augustus 2011 het bezwaar van [partij B] gegrond verklaard en toestemming verleend voor vijftien extra uren rechtsbijstand. De rechtbank oordeelde echter dat de raad het bezwaar van [partij A] niet-ontvankelijk had verklaard, wat leidde tot de vernietiging van het besluit. De raad ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State overwoog dat de rechtbank ten onrechte [partij B] als mede-indiener van het beroepschrift had aangemerkt. Het beroepschrift toonde aan dat [partij B] het beroep namens [partij A] had ingesteld, en niet zelfstandig. De rechtbank had het beroep van [partij B] dus onterecht als mede-ingediend opgevat. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank, voor zover deze het beroep van [partij B] gegrond had verklaard.

Daarnaast werd het besluit van 29 juni 2012, dat ter uitvoering van de aangevallen uitspraak was genomen, vernietigd omdat de grondslag aan dat besluit was ontvallen. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 februari 2013.

Uitspraak

201205523/1/A2.
Datum uitspraak: 6 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (hierna: de raad)
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2012 in zaak nr. 11/4484 in het geding tussen:
1. [partij A], wonend te Amsterdam,
2. [partij B], kantoorhoudend te Amsterdam
en
de raad.
Procesverloop
Bij besluit van 17 maart 2011 heeft de raad een verzoek van [partij B] om vergoeding van extra uren rechtsbijstand aan [partij A] afgewezen.
Bij besluit van 9 augustus 2011 heeft hij het daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, dat besluit herroepen en toestemming verleend voor vijftien extra uren rechtsbijstand.
De rechtbank heeft het beroep, voor zover daartegen ingesteld door [partij A], gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voor zover de raad daarbij op door [partij A] gemaakte bezwaar heeft beslist en dat bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Voorts heeft zij dat besluit ook voor het overige vernietigd en de raad opgedragen een nieuw besluit te nemen op het gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de raad hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 29 juni 2012 heeft de raad het bezwaar, voor zover door [partij B] gemaakt, gegrond verklaard, het besluit van 17 maart 2011 herroepen en toestemming verleend voor vijftien uren rechtsbijstand.
[partij A] en [partij B] hebben een nadere reactie en een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Nadat partijen daartoe toestemming hadden verleend, heeft de Afdeling bepaald dat behandeling van de zaak ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Op 1 januari 2013 is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht ingetreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet, op dit geding van toepassing blijft.
2.    De raad betoogt met succes dat de rechtbank [partij B] ten onrechte heeft aangemerkt als mede-indiener van het beroepschrift. Uit het beroepschrift blijkt dat [partij B] het beroep daarbij namens [partij A] heeft ingesteld. Ook anderszins heeft [partij B] zelf geen beroep ingesteld. Dat, zoals [partij B] in verweer heeft gesteld, zowel de rechtsbijstandverlener, als de rechtzoekende belanghebbende zijn bij een besluit over de toekenning van extra te vergoeden uren rechtsbijstand, maakt dit niet anders. De rechtbank heeft het beroep dan ook ten onrechte als mede door [partij B] ingesteld opgevat. De uitspraak komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
3.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank het beroep van [partij B] daarbij gegrond heeft verklaard, het besluit van 9 augustus 2011 in zoverre heeft vernietigd en de raad heeft opgedragen een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in haar uitspraak is overwogen.
4.        Het besluit van 29 juni 2012, genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, wordt ingevolge artikel 6:24 van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid en 6:19, eerste lid, van die wet, zoals die luidden ten tijde van belang, geacht ook voorwerp te zijn van dit geding.
Uit hetgeen hiervoor onder 3. is overwogen volgt dat aan dat besluit de grondslag is ontvallen. Reeds om die reden dient het te worden vernietigd. Aan het betoog van [partij A] dat de raad het bezwaar, voor zover dit namens hem is gemaakt, ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, wordt daarom niet toegekomen.
5.        Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2012 in zaak nr. 11/4484, voor zover de rechtbank het door [partij B] ingestelde beroep daarbij gegrond heeft verklaard, het besluit van 9 augustus 2011 in zoverre heeft vernietigd en bepaald dat de raad een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen;
III.    vernietigt het besluit van 29 juni 2012.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb    w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2013
47-680.