ECLI:NL:RVS:2013:BZ1228

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2013
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201211351/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • M.H. Kuggeleijn-Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Brouwerijstraat en Pauwstraat te Noordgouwe

Op 6 februari 2013 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het geding tussen een verzoekster en de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland. De zaak betreft het bestemmingsplan 'Brouwerijstraat en Pauwstraat te Noordgouwe', dat op 27 september 2012 door de raad is vastgesteld. De verzoekster, wonend nabij het plangebied, heeft bezwaar gemaakt tegen de voorziene nieuwbouw van elf woningen en de sloop van een schuur die aan haar tuin grenst. Zij vreest onomkeerbare gevolgen voor haar woon- en leefklimaat en een waardedaling van haar woning door de ontwikkeling van het bestemmingsplan.

Tijdens de zitting op 23 januari 2013 heeft de raad verklaard dat de projectontwikkelaar geen aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen zal indienen voordat driekwart van de woningen is verkocht, wat naar verwachting nog ten minste een jaar zal duren. De voorzitter heeft de mededelingen van de raad geloofd en verwacht dat de uitspraak in de hoofdzaak zal plaatsvinden voordat een omgevingsvergunning voor het slopen of bouwen wordt aangevraagd. De voorzitter heeft geconcludeerd dat er geen spoedeisend belang is dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt, en heeft het verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt dat het oordeel van de voorzitter een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. Dit betekent dat de verzoekster haar bezwaren in de hoofdzaak verder kan aanvoeren, maar dat de voorlopige voorziening niet wordt toegewezen. De voorzitter heeft de zaak afgesloten met de beslissing om het verzoek af te wijzen, wat de verzoekster de mogelijkheid biedt om in de toekomst opnieuw bezwaar te maken tegen de ontwikkelingen in het plangebied.

Uitspraak

201211351/2/R2.
Datum uitspraak: 6 februari 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te Noordgouwe, gemeente Schouwen-Duiveland,
en
de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Brouwerijstraat en Pauwstraat te Noordgouwe" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] beroep ingesteld.
[verzoekster] heeft de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 januari 2013, waar [verzoekster], bijgestaan door V. de Jong, is verschenen.
Voorts is ter zitting de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland als partij gehoord, vertegenwoordigd door ing. M.D.J. van Gerwen en mr. P.M. van Dijk, beiden werkzaam bij de gemeente.
Overwegingen
1.    Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.    Het plan voorziet onder meer in de nieuwbouw van elf woningen aan de Brouwerstraat te Noordgouwe. De gehele kern Noordgouwe is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. De bestaande bebouwing binnen het plangebied zal worden gesloopt. [verzoekster] woont op een afstand van ongeveer 4 meter ten zuiden van dit deel van het plangebied.
3.    [verzoekster] richt zich met haar verzoek tegen de voorziene ontwikkeling en beoogt met haar verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Zij wijst er in dit verband op dat in verband met de voorziene woningen, tuinen en schuren de bestaande, aan haar tuin grenzende, schuur zal worden gesloopt. Voorts zal tussen de voorziene schuren en haar tuin een brandgang worden aangelegd die zal leiden tot overlast en onveiligheid, waardoor haar woon- en leefklimaat wordt aangetast. Bovendien zal de ontwikkeling van de woningen het beschermd dorpsgezicht aantasten en daardoor leiden tot een waardedaling van haar woning, aldus [verzoekster].
4.    Ter zitting heeft de raad verklaard dat de projectontwikkelaar geen aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen zal indienen voordat driekwart van de te bouwen woningen is verkocht en dat dit naar verwachting nog ten minste een jaar zal duren. Tevens zal tijdens die periode volgens de raad door de projectontwikkelaar geen aanvraag om omgevingsvergunning voor het slopen van de desbetreffende schuur worden ingediend.
5.    De voorzitter ziet geen aanleiding om aan de mededelingen van de raad te twijfelen. Gelet hierop heeft de voorzitter de verwachting dat uitspraak zal worden gedaan in de hoofdzaak voordat een omgevingsvergunning voor het slopen en/of het bouwen zal worden aangevraagd. Indien dit niet het geval is en de aangevraagde omgevingsvergunning voor het slopen ook wordt verleend, treedt een zodanig besluit niet in werking hangende de termijn dat daartegen bezwaar kan worden gemaakt. Een verzoek om voorlopige voorziening ten aanzien van dat besluit zal er voorts toe leiden dat het besluit niet in werking treedt voordat op dat verzoek is beslist. Hiervoor is wel vereist dat een dergelijk verzoek binnen de bezwaartermijn wordt ingediend. De voorzitter wijst hiertoe op artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, gelezen in samenhang met artikel 6.1, derde lid en artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder h, van die wet. Gelet hierop is naar het oordeel van de voorzitter met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. Het verzoek dient te worden afgewezen.
6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. M.H. Kuggeleijn-Jansen, ambtenaar van staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Kuggeleijn-Jansen
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2013
545.